Plannen tot stichting van een Karthuizerklooster in de Peel werden in 1926 gemaakt maar nooit gerealiseerd.
Een van de wensen van burgemeester Van Beek, die mede als initiator van de vereniging Peelbelang nauw betrokken was bij het wel en wee van de Peel, was dat hier eens midden in de uitgestrekte ontgonnen gebied een klooster zou verrijzen.
Daartoe stuurde hij op 15 januari 1926 zowel een brief naar pater prior van de Karthuizers in Chartreuse te Valsainte près Bulle in het kanton Freiburg in Zwitserland als naar mr. Scholtens in Houten.
Hij was dan ook aangenaam verrast toen de in Aarle-Rixtel geboren Bossche monseigneur C.C. Prinssen hem in februari 1926 de volgende brief schreef.
- Van invloedrijke zijde worden pogingen aangewend om de verkrijgen in Nederland de vestiging van een abdij der groote Chartreuse. Er zijn reeds vele aanbiedingen voor kloosterterreinen verzameld. Eene beslissing of men zich in Nederland zal vestigen zal genomen worden op het generaal-kapittel der orde dat omstreeks Paschen zal gehouden worden te Lucca In Italië. Toen ik een en ander vernam, kwam de gedachte bij mij op: zou de Deurnesche Peel niet een geschikt terrein zijn om daar een Chartreuse te vestigen; het zou een middelpunt kunnen vormen van de ontwikkeling die de Peel wellicht in de naaste toekomst tegemoet gaat. Mag ik daarop uwe aandacht eens vestigen en indien de zaak u interesseert zou u zich kunnen wenden tot mr. Scholtens, burgemeester van Houten (prov. Utrecht) die in de commissie van voorbereiding zitting heeft.
De brief van monseigneur Prinssen was voor Van Beek aanleiding om nogmaals schriftelijk contact op te nemen met mr. Scholtens. Daarin schreef hij onder meer Ik geloof niet dat men elders gronden heeft van zo gunstige ligging voor een klooster als in de Peel onder Deurne.
Al op 24 februari kreeg Van Beek antwoord van mr. Scholtens. De terreinen in de Peel onder Deurne zouden inderdaad zeer geschikt zijn. Zowel de eenzame ligging als de kwaliteit van de grond zijn voortreffelijk.
De definitieve keuze van de vestigingsplaats moest op dat moment nog gemaakt worden en zou, als alles meezat, dat. voorjaar plaatsvinden. Maar mr. Scholtens waarschuwde Van Beek dat het vooral een kwestie van geld was. Als Deurne een goede kans wilde maken, er was in een aantal andere plaatsen grote belangstelling, dan zou ze een complex woeste grond van zo'n 80 hectare beschikbaar moeten stellen, liefst gratis of anders tegen een geringe vergoeding van bijvoorbeeld 3.000 gulden. Scholtens gaf nog de suggestie om een weldoener te vinden, die bereid was om "stichter" van het klooster te worden door aan de orde een dergelijk complex te schenken.
Van Beek liet zich niet ontmoedigen door deze brief van mr. Scholtens en stelde in de vergadering van B en W van 25 februari 1926 voor om de mogelijke vestiging van het klooster voor te leggen aan de gemeenteraad.
Op 10 maart was de laatste vergadering waarin de gemeenteraad voor de fusie met de gemeente Vlierden bij elkaar kwam. In het verslag dat in de krant verscheen over deze vergadering werd met geen woord gerept over de mogelijke komst van een klooster. Twee dagen later schreef Van Beek aan zijn college Scholtens dat het onderwerp in die vergadering wel degelijk besproken was - mogelijk in het geheime gedeelte - en dat de raad in de oude samenstelling niet onwelwillend tegenover het idee stond en omarmde men eenparig het plan om daarmee de nieuwe raad, die daarover uiteindelijk moest beslissen, te influenceeren. Ook wees Van Beek nog op het feit dat via een smalspoor de bouwmaterialen snel en goedkoop met een smalspoorlijn vanaf het stationsemplacement (De Halte) naar de bouwlocatie konden worden gebracht.
In mei 1926 ontving de bisschop van Roermond dat men de plannen voor de Nederlandse vestiging, vanwege de economische malaise, voorlopig inde ijskast zette. Mochten er betere tijden aanbreken dan zou volgens de krant Deurne een grote kans maken als vestigingsplaats.[1]
Daarna bleef het lange tijd stil rond de mogelijke vestiging van de Karthuizerabdij. In september 1927 vernam de burgemeester dat ook Uden nog in de race was voor het klooster. Hij meldde mr. Scholtens dat de gemeente Deurne nog steeds wel genegen was om zo'n 80 hectare grond gratis of tegen zeer geringe vergoeding beschikbaar re stellen. Scholtens antwoordde dat de geruchten over de mogelijke vestiging in Uden hoogst voorbarig waren en dat een definitieve beslissing nog wel enkele maanden op zich zou laten wachten.
Uiteindelijk zag de orde af van vestiging in Nederland en kwam er dus geen Karthuizerabdij in Deurne.
Bronnen, noten en/of referenties
- RHCe toegang 13180 Gemeentearchief Deurne 1813-1950 inv.nr. 29/58
|