Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Johannes Hubertus Lesire (1886-1967)

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Johannes Hubertus Lesire
Persoonsinformatie
Volledige naam Johannes Hubertus Lesire
Roepnaam Sjang
Geboorteplaats Venlo
Geboortedatum 18 augustus 1886
Overl.plaats Tilburg
Overl.datum 23 augustus 1967
Partner(s) Maria Elisabeth van Dommelen (1898-1979)
Beroep(en) postbeambte, schrijver

Johannes Hubertus (Sjang) Lesire (1886-1967) groeide op in het Deurne van eind 19e begin 20e eeuw en ondervond aan den lijve hoe moeilijk het was voor een buitenstaander om door die gesloten gemeenschap van toen geaccepteerd te worden.


Familie[bewerken | brontekst bewerken]

Sjang was het jongste kind uit het gezin van de rijksambtenaar Joannis Paulus Lesire (1843-1900) en Loretta Hubertina de Bie (Maasniel 1843-1923).

Hij huwde op 20 februari 1922 in Tilburg met Maria Elisabeth van Dommelen, (Tilburg 29 mei 1898 - Tilburg 7 december 1979), dochter van de koetsier Norbertus van Dommelen (Diessen 1855-1920 Tilburg) en Elisabeth Tijssen (Hulsel 1867-1925 Tilburg).

Dit huwelijk bleef waarschijnlijk kinderloos.

Algemeen[bewerken | brontekst bewerken]

Sjang was amper zes jaar oud toen zijn vader van Boxtel naar Deurne werd overgeplaatst. Zijn moeder, vader, zusters en hij, en niet te vergeten hun oude trouwe taks, kwamen op een dag met de trein van 13:00 uur op het Station Deurne aan. Ze begaven zich naar „d'n Helleman", waar ze langs de Helmondseweg onderdak hadden gevonden.

De schoolgaande jeugd vond de nieuwe inwoners maar een raar stel. Wellicht kwam het door hun kleding. Sjang had een blauwe cape om, met capuchon en zijn zus ook en dat kon de jeugd maar slecht appreciëren. Ze riepen elkaar toe: „Kie naw toch, dè zen schurriekreiges. Goit ze mee 'ne kei!" Ze kwamen echter heelhuids op hun bestemming aan. De voerman haalde de meubels uit de spoorwagon, er werd geschrobd en gepoetst en weldra was het gezin gereed om het leven in Deurne tegemoet te treden.

Voor Sjang was dat voor 't eerst dat hij naar de grote school, „nao de mistersschool" mocht. Hij maakte kennis met „d'n bovenmister" en de meesters Hendriks, Luiten, Ouwerling en Willems, maar ook met de klasgenoten, waarvan de meeste op klompen naar school kwamen, en dat was niet zo gemakkelijk. Hij was „mèr 'ne vrimde, ginnen Deurzese" en dat was in hun ogen zoal geen misdaad dan toch maar een "oarig" geval.

Het gevolg was, dat er nogal eens geknokt werd, wat meestal in Sjang zijn nadeel uitviel, hij was niet opgewassen tegen de gespierde boerenjongens. Hij wist zich echter aan te passen, lamenteerde niet over een pak slaag, leerde nogal vlug 't Deurnese dialect en beklaagde zich nooit bij „de misters". Daardoor werd hij binnen betrekkelijk korte tijd als een der hunnen aanvaard, althans bij zijn eigen klas. Een enkele keer kwam hij nog wel eens in conflict met jongens uit een hogere klas.

Op een zekere dag ging hij met een strohoed op naar school. Maar iets opvallend op of aan hebben werkte als een rode lap op 'n stier. Zijn strohoedje zeilde dan ook met een sierlijke zwaai over de hoge heg van de tuin van bierbrouwerij De Pelikaan en moest hij onder sarrend gejuich van de jongens het hoedje uit de hof van Frans van Baar gaan halen.

In de klas ging 't nogal goed. Hij kon goed mee, kreeg natuurlijk af en toe de nodige pitten. Eens had „mister" Ouwerling het plan te gaan „vertellen". De hoge stoel en het vertelselboek waren klaar gezet en Sjang meende zijn vreugde te moeten uiten door met zijn armen een draaiende beweging te maken. De „mister" zag dit en zei: „Ik zal die mallemolen even stil zetten". En gaf hem met zijn „stökske" een ongenadig pak rammel, zodat, bij de "grote kuis" op zaterdag, de striemen nog te zien waren.

Behalve naar de leerschool moesten we 's morgens naar de zustersschool, om voorbereid te worden op onze Eerste H. Communie. Daar bestudeerden zij de grote catechismus onder leiding van zuster Ferdinanda.

Op 31 augustus 1898 werd prinses Wilhelmina achttien jaar en gekroond tot koningin der Nederlanden. Het was groot feest in Deurne. Het nieuwe gemeentehuis was met vetpotjes en vlaggetjes versierd. Er waren op het marktplein allerlei spelen: mastklimmen, sprietlopen, ringsteken enzovoort. In de school stonden ketels met chocolade. Ze moesten ook Oranjeliederen zingen maar toen "mister" Ouwerling bij Sjang in de buurt kwam luisteren, wie er zo prachtig vals zong, zei hij: „Sjang, ge krijgt 'n dubbeltje as ge stil bent".

Op een middag behandelde "mister" Ouwerling de microscoop en riep: „Sjang, vatte gij 'ns 'n luis van Joaneskes kop!". Die luis werd met een beetje speeksel op het glaasje van de microscoop geplakt en om beurten mochten de leerlingen toen een kijkje nemen.

Of Sjang te veel vertrouwen had in grote mensen of zijn liefde voor vogeltjes te groot was, in alle geval werd hij eens het slachtoffer van allebei. Op een middag ging hij naar school en daar stond op de hoek van de Liesselseweg een man met iets, waarover hij een zak gehangen had. Toen hij Sjang zag riep hij: "Hèj jong, wilde ge ê vuggelke hebben? 't Is 'ne kneuter!" Nou, dat wilde hij wel graag. "Kom dan mèr en schiet mèr mee allebei oew haand onder dizze zak!” En Sjang schoot onder „dieje zak" tot aan zijn ellebogen in de blubber. 't Was een vies geval! Hij had pas 'ne schone bloes aan en daar stond hij voor zot. En die grote kerel maar lachen! Sjang liep naar de gemeentepomp die voor de school op straat stond en hield zijn armen onder de waterstraal, die zijn vrienden oppompten. 't Bleek echter een kliederig, kwalijk-riekend geval, zoals de meester opmerkte. Zelf had hij daar zo'n erg niet in, want hij was woedend. Met genoegen kon hij er jaren later getuige van zijn dat die grote vlegel goed afgedroogd werd.

Inmiddels ging zijn studie op school gewoon door. De meeste leerlingen waren naar de fraters gegaan. De hoogste klas bleef echter onder leiding van Jan van Baars en daar was Sjang ook bij. Zij stonden nogal onder strenge discipline en de bovenmeester deed alle moeite, en met succes, om zijn leerlingen wat kennis bij te brengen. Op zekere dag oordeelde hij, dat Sjang en zijn vriend Toon deel zouden nemen aan het toelatingsexamen voor de Rijks H.B.S. te Helmond. Dus stapten zij, onder geleide van hun leraar, om zes uur 's morgens over "d'n Helmsendijk" naar het examen. Om half negen begon dat en ze slaagden allebei, zo goed zelfs, dat ze de voorbereidende klas mochten overslaan en in de eerste klas zouden kunnen beginnen. Sjang slaagde in 1904 voor het eindexamen van de 3-jarige studie aan die HBS[1]

Daarna moest hij piot worden. Samen met enkele Deurnese jongens ging hij onder geleide van de veldwachter naar Eindhoven, waar ze ingedeeld werden. Ze waren hun vrijheid kwijt en moesten uit elkaar, de een naar Breda, 'n ander naar Gorcum, of Venlo, of Den Bosch en Sjang ging naar Den Haag, waar hij op 24 december 1906 ingeschreven werd, als toekomstige grenadier. Zijn verblijf in Deurne was voorbij.

Op 12 juli 1965 schreef hij vanuit zijn woonplaats Tilburg in zijn rubriek in het Weekblad voor Deurne: Ik heb vele plaatsen nadien nog gekend, maar: "Van alle plekjes op deez' aard' is Deurne mij het meeste waard"!

Columnist[bewerken | brontekst bewerken]

Sjang had in 1965/1966 een aantal rubrieken in het Weekblad voor Deurne waarvan de complete tekst in het digitaal archief van heemkundekring H.N. Ouwerling bewaard is gebleven.

  • "Jeugdherinneringen uit Deurne", in zes afleveringen waarvan de eerste op 13 augustus 1965 en de laatste op 17 september 1965
  • "Mobilisatie-perikelen 1914-1918", in acht afleveringen waarvan de eerste op 7 januari 1966 en de laatste op 25 februari 1966
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Algemeen Handelsblad van 26 juli 1904