Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Hendrik Josephus Maria Wiegersma (1891-1969)
Hendrik Wiegersma | ||
Foto: collectie Ton Hartjens | ||
Persoonsinformatie | ||
Volledige naam | Hendrik Josephus Maria Wiegersma | |
Roepnaam | Henk, Hendrik | |
Geboorteplaats | Lith | |
Geboortedatum | 7 oktober 1891 | |
Overl.plaats | Deurne | |
Overl.datum | 6 april 1969 | |
Partner(s) | Petronella Johanna Antonia Maria Daniëls (1892-1962) | |
Beroep(en) | huisarts | |
Bidprentje | NBA vrouw |
Hendrik Josephus Maria (Hendrik) Wiegersma (1891-1969) was een Deurnese huisarts, tekenaar, kunstschilder, amateurarcheoloog en schrijver. Zijn bijnaam was De Wieger.
Achtergrond en familie[bewerken | brontekst bewerken]
Wiegersma werd geboren als zoon van de huisarts Jakob Wiegersma (Surhuisterveen 1863-1931 Zeist) en zijn eerste vrouw Elisabeth Josephine Maria Blancke (Culemborg 1864-1903 Lith). [1]
Na zijn studie tot arts trouwde hij op 13 juni 1917 in Nijmegen met Petronella Johanna Antonia Maria (Nel) Daniëls, (Nijmegen 31 juli 1892 - Edinburgh (VK) 7 augustus 1962), dochter van Petrus Jacobus Franciscus Daniëls (Nijmegen 1845-1930 Nijmegen) en Johanna Maria Catharina Sengers (Megen 1851-1920 Nijmegen). Haar vader was koopman in lederwaren en wethouder.
Het echtpaar Wiegersma kreeg vijf zonen:
- Jacob Hendrik (Jaap), (Deurne 20 juni 1918 - Penzance (Engeland) juli 1991). Hij huwde met Wanda Bronislawa Boelen.
- Piet (Pieter), (Deurne 2 juli 1920 - Brussel 23 mei 2009). Hij huwde met Florentine (Flossy) A.J.H. Goyarts.
- Wieger, (Deurne 25 mei 1923 - Werkendam 8 augustus 1941).
- Friso, (Deurne 14 oktober 1925 - Amsterdam 5 juni 2006). Levenspartner van Wim Sonneveld en gehuwd met Hans van der Woude.
- Sjoert (Sjoerd), (Deurne 19 oktober 1927 - Loosdrecht 20 december 2020). Hij huwde met Ava O'Brien.
Op 23 februari 1917 vestigde hij zich in Deurne. Na kort in de kom van Deurne te hebben gewoond, vertrok hij met zijn echtgenote naar een vrijstaand huis aan de Spoorstraat, later Stationsstraat 70 genaamd, dat eigendom was van de familie Bertrams. In 1922 werd zijn landhuis De Wieger gebouwd, onder architectuur van Cor Roffelsen. Dit huis werd gebouwd aan de tegenwoordige Oude Liesselseweg aan de rand van het oude akkercomplex "De Wolfsberg". Het huis en de omgeving stonden model voor het lied Het Dorp, dat Hendriks zoon Friso Wiegersma schreef voor Wim Sonneveld.
Zowel zijn woonhuis-praktijk-atelier als zijn begraafplaats staan op de Rijksmonumentenlijst. Het huis aan de Stationsstraat waar hij van 1917 tot 1922 woonde, draagt een tekstbordje met onder meer Wiegersma's naam erop. De straat achter het huis De Wieger, aangelegd in de voormalige tuin van De Wieger, draagt de naam Wiegershof. In het voormalige woonhuis van Wiegersma is tegenwoordig Museum De Wieger gevestigd.
Zijn carrière[bewerken | brontekst bewerken]
Als dorpsarts[bewerken | brontekst bewerken]
Op 23 januari 1917 werd hem zijn diploma als arts uitgereikt. Een maand later vestigde hij zich als arts in Deurne. In die jaren kende de gemeente Bakel en Milheeze nog geen eigen arts en werd er ook een beroep op Wiegersma gedaan. In Bakel hield hij zijn spreekuur in de opkamer van De Gouden Leeuw van Marinus van Thiel[2] en in Milheeze in het café van de heer F.M. Rongen.
Van 1 juli 1921 tot 1 juli 1926 was hij lid van de gezondheidscommissie te Helmond. Ook de Deurnese notaris De Leeuw had zitting in deze commissie.
Dokter Wiegersma genoot als arts een grote, zij het ook omstreden, reputatie. Hij was niet alleen dorpsarts van Deurne maar een nationaal bekend geneesheer. Mensen kwamen zelfs van over de grens naar Deurne om een beroep te doen op zijn geneeskunde.
Die mensen kwamen meestal met de trein naar Deurne. Met benauwde gezichten vroegen ze dan aan de uitgangscontroleur bij het station van Deurne de weg naar het huis van Wiegersma. Later op de dag kwamen ze dan vaak lachend terug naar het station, veelal met het wondermiddel van paarse vloeistof in een flesje. De dorpsdokter had hen zo op zijn eigen wijze verteld waaraan het scheelde.
De mensen vertelden elkaar in de wachtkamer van het stationsgebouw hun ervaringen met dokter Wiegersma, wat meestal neerkwam op een bijzonder vermakelijk relaas, waaraan ook het NS-personeel het grootste plezier beleefde.
Een voorbeeld van een omstreden behandeling is een geval waarbij de dokter zijn patiënt zou hebben laten ingraven in zijn achtertuin, waarna hij er koud water overheen gooide, hetgeen een soort genezing teweeg zou hebben moeten brengen.
Als kunstenaar[bewerken | brontekst bewerken]
Na een kennismaking begin jaren twintig met Moissy Kogan, Ossip Zadkine en Otto van Rees (de laatste bewoonde destijds het Klein Kasteel) begonnen de artistieke talenten van Wiegersma te ontluiken. Tegenwoordig wordt hij beschouwd als de grootste kunstenaar die Deurne rijk is geweest, en een van de belangrijkste van Peelland. Behalve als kunstenaar stond hij ook bekend als kundig arts.
In 1928 kreeg hij al een eerste grote tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam en verder onder andere in oktober 1945 in het stedelijk Van Abbe-museum in Eindhoven. Huize De Wieger in Deurne werd de plek waar schrijvers en kunstenaars elkaar ontmoeten. Jozef Cantré, Antoon Coolen, Jan Engelman , Roland Holst, Henri Jonas, Toon Kelder, Louis Kuitenbrouwer, Lou Lichtveld, Hendrik Marsman, Joep Nicolas, Constant Permeke, Albert Plasschaert, Otto van Rees, Felix Timmermans, Jo Vincent, Wolfgang Weber, Matthieu Wiegman, Piet Wiegman en Ossip Zadkine kwamen daar regelmatig langs. Door zijn connectie met Otto van Rees raakte Wiegersma ook betrokken bij de vormgeving van het tijdschrift De Gemeenschap[3] waarvoor hij tien omslagen zou maken. Daarnaast ontwierp hij banden voor boeken van onder meer Hubert Janssen en Antoon Coolen. In 1930 brak Wiegersma met Joep Nicolas wegens een vermeende affaire die Nicolas met zijn vrouw gehad zou hebben.
Wiegersma zou evolueren tot een van de belangrijkste kunstenaars van het Nederlands expressionisme. Een deel van zijn werk vormt de vaste collectie van Museum De Wieger' te Deurne.
Maatschappelijke functies[bewerken | brontekst bewerken]
- In 1925 nam Hendrik Wiegersma het initiatief om, samen met Dorus Engelen en nog enkele anderen, het Sint-Jorisgilde nieuw leven in te blazen. Later werd Wiegersma beschermheer van de rooi schut zoals het Sint-Jorisgilde ook wel genoemd werd. Uit die periode stamt ook de legendarische foto van De Zeele-mennekes die tijdens de jaarlijkse teerdag in 1927 als gildebroeders in de tuin van De Wieger gefotografeerd werden. In 1930 werd hij koning van dit gilde en was, voor zover bekend, de enige koning die zijn eigen schild vervaardigde, zie foto 28.733 (voorzijde) en foto 28.734 (achterzijde).
- Hij was beschermheer van de Vlierdense fanfare Wilhelmina.
- Hij was medeoprichter van het Wit-Gele Kruis Deurne en vanaf 25 april 1928 samen met dokter Verhaegen medisch adviseur in het oprichtingsbestuur.
Archeoloog[bewerken | brontekst bewerken]
Ook op archeologisch terrein was Hendrik Wiegersma actief. In de jaren '20 van de vorige eeuw werd bekend dat ten noorden van Slabroek op de Slabroekse heide, een prehistorische begraafplaats zou zijn. Aan de noordkant bevond zich een uitgestrekt urnenveld met nog tientallen grafheuvels. Het terrein lag binnen een omvangrijk heidegebied dat ten gevolge van de toenemende behoefte aan landbouwgrond ontgonnen en omgezet zou worden in akkerland en productiebos. Toen Wiegersma dit hoorde kocht hij het perceel met het centrale deel van het urnenveld om het tegen plunderen te beschermen en wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken.
Op 9 april 1923 ging Wiegersma met zijn vrouw, zijn zwager Mathe Daniels, die archivaris in Nijmegen was, en de Leidse archeoloog dr. Holwerda het urnenveld bekijken. Holwerda, die tevens directeur van het rijksmuseum van Oudheden te Leiden was, gaf toestemming voor wetenschappelijk onderzoek.
De Oudheidkundige Dienst te Leiden meldde in zijn jaarverslag van 1936 dat er door dokter Hendrik Wiegersma in 1935 in Bakel Romeinse munten en potscherven waren gevonden waren en in Leiden werden bewaard. Deze vondsten zouden volgens kenners op het Overschot zijn gedaan.[4]
Inspiratiebron voor anderen[bewerken | brontekst bewerken]
Wiegersma staat bekend om zijn bijzondere manier van omgaan met mensen. Iedereen was voor hem gelijk, of het een keuterboertje betrof of de notaris. Tegen de kerk ontwikkelde hij een weerzin in de loop van zijn leven. De pastoor stond bovenaan de lijst met mensen die hij niet wenste te behandelen.
Hendriks vader Jacob Wiegersma stond model voor de dorpsdokter in de streekroman Dorp aan de rivier (1934) van Antoon Coolen. Wiegersma zelf illustreerde het boek en de band. Het boek werd in 1958 verfilmd door Fons Rademakers.
Hendrik zelf stond model voor de dokter in de roman van Toon Kortooms Help de dokter verzuipt! (1968). Ook dat boek werd, in 1974, verfilmd. Deze laatste film veroorzaakte destijds nogal wat ophef, omdat actrice Willeke van Ammelrooy - die een zigeunerin speelt - naakt te zien is in de film.
Zijn vriend en schrijver Antoon Coolen noemde diens vierde zoon Peter Hendricus naar Hendrik Wiegersma en zijn vrouw Nel.
De in Deurne geboren dichter Frans Babylon schreef het volgende sonnet. dat werd gepubliceerd in de bundel Stemmen uit het jeugdland.
- HENDRIK WIEGERSMA (medicus-pictor)
- De horden meed hij trots, in zijn domein,
- om als een vorst in ballingschap te leven
- door macht alleen en geestrijk te weerstreven,
- van eigen vrijheid nobel paladijn.
- En hier bereidde hij zijn medicijn
- uit vreemde kruiden en bleef als 'n verheven
- geneesheer steeds zijn hart en kennis geven
- aan zieken, uit zijn liefde voor het Zijn.
- Zijn donk're, zielsbewogen mensenbeelden,
- geschilderd uit zijn peiling en verbeelden,
- verkrijgen gloed naarmate hij vergrijst.
- Wijs puurt hij uit Europa's scheppingsweelden
- en glimlacht als het kind dat bij hem speelde
- naar 'n kleine kever op een Zadkine wijst.
In januari 2008 werd een onbekende kluis aangetroffen bij het wegbreken van een muur in De Wieger. De kluis, die pas na twee dagen geopend kon worden, bleek met name papieren en persoonlijke spullen van de verongelukte zoon Wieger te bevatten.
Zijn eerste auto[bewerken | brontekst bewerken]
In 1920 kocht Hendrik Wiegersma de auto van Arnoldus van Loon (1861-1939). Voor die tijd bezocht de huisarts zijn patiënten per fiets, motor of te paard. In 1922 werd Wiegersma eigenaar van een prachtige sportwagen, hij woonde toen nog in de Stationsstraat. Hub van Doorne was in zijn jonge jaren enige tijd zijn persoonlijk chauffeur. De nummerplaats van zijn Ford met kenteken N-22960 werd in de zomer 2018 tijdens grondwerkzaamheden bij het Dinghuis opgegraven.
Controverse met pastoor Roes[bewerken | brontekst bewerken]
De verhouding tussen Hendrik Wiegersma en pastoor Roes was allesbehalve vriendelijk. Dat Roes zich als geestelijke met wereldse zaken als het landbouwbedrijf bezig hield zal voor Wiegersma niet zo'n probleem geweest zijn, maar hij nam het niet dat de pastoor zich ook bemoeide met medische zaken en Wiegersma op dat gebied de les wilde lezen. Wiegersma zou in 1958 opnieuw in aanvaring komen met een polsvoelende pater C.W. van Boekel, na het verschijnen van diens proefschrift. In Een schrift vol fouten hekelde hij de psychotherapeutische zienswijze en adviezen van de pater.
Op zondag 9 augustus 1925 kwam hij in conflict met pastoor Roes nadat hij door veldwachter Van den Heuvel uit "zijn" kerkbank was bezet. Enkele maanden daarvoor had de weduwe van Francis Obers aan Wiegersma een plaats op de achterste kerkbank onderverhuurd. Dat ging steeds goed totdat Wiegersma op die bewuste zondagmorgen in de kerk kwam en de veldwachter op zijn plek aantrof. Die beweerde dat die plek aan hem was toegewezen en hij weigerde plaats te maken voor de Wieger. Die schreef daarover de pastoor een brief op poten. Roes legde in zijn antwoord uit dat de laatste plaats in de laatste bank aan de rechter (mannen)zijde in de kerk volgens de voorwaarden van de verpachting van 9 januari 1925 was gereserveerd voor de toezichthoudende veldwachter en dat de weduwe Obers niet het recht had gehad om die plaats aan hem onder te verhuren. Maar, zo schreef de pastoor, de politie maakte in de eerste mis bijna nooit gebruik van zijn plaats, zodat het praktisch geen probleem zal opleveren.
Wiegersma eiste niettemin dat de door hem gepachte bank ook officieel aan hem werd toegekend en zo niet dan ziet u mij niet meer in uw kerk. Roes meende niet anders te kunnen dan om voornoemde reden de bank aan Wiegersma te blijven weigeren. Het antwoord daarop van Wiegersma was krachtig en helder:
- Ik houd mij aan mijn woord en verbreek ieder contact met u, nu en voor immer. Ik wensch niet als een minderwaardige behandeld te worden en dat doet u zonder eenige reden. Tevens deel ik u mede dat ik mijn kinderen niet meer onder leiding wil stellen van menschen die me zóó bejegenen. Van onderwijs bij zusters of fraters kan dus geen sprake meer zijn en zal ik hen overdragen aan den openbaren onderwijzer.
Wiegersma
Daarop stuurde Roes de volgende brief aan mevrouw Wiegersma.
- Mevrouw,
Daar de doctor niet kalm is wend ik mij tot u tot heil van uwe kinderen, van uw huisgezin. Het staat voorop, dat ik den doctor niet minderwaardig heb willen behandelen, integendeel zooals steeds alles meerderwaardig. De plaats, die eenmaal aan de politie is toegewezen, officieel aan den dokter toewijzen kon en mocht ik niet doen. Ik heb echter nagedacht wat ik kon doen. Indien de politie van het recht op die plaats wil afstand doen of er niet van gebruik maken, is er van mijn kant niets op tegen dat de dokter tot aan de algem. verpachting van de eerste plaats gebruik maakt in de eerste mis. Ik heb heden de politie bij mij uitgenoodigd. Deze is bereid voor u dan ook te wijken mits u dan ook het schrijven aan v.d. Heuvel terug wilt trekken. Zoo wil ik ook thans u zoo veel tegemoet komen als ik eenigszins kan. Misschien denkt de doctor dat ik v.d. Heuvel of de politie opdracht heb gegeven aldus op te treden. Ik geef u de verzekering dat ik de politie over de plaats nooit of nimmer heb gesproken. Ik heb het zelf ook steeds door de vingers gezien, dat de doctor die plaats innam.
Nel Wiegersma zat behoorlijk omhoog met de controverse tussen de dokter en de pastoor en schreef op 8 augustus 1925 de volgende brief.
- ZeerEerw. Heer Pastoor,
't Spijt me u nogmaals te moeten lastig vallen over die onverkwikkelijke geschiedenis maar er hangt te veel van af om t op z'n beloop te laten. Ik weet heel goed dat u eigentlijk in uw recht bent, ofschoon mijn man steeds in de veronderstelling is geweest dat de eerste plaats in die bank de zijne was. U kent zoo goed als ik zijn vader en mijn man is juist als hij in dat opzicht. Het leed is voor ons heele huishouden niet te overzien als hij gaat doordrijven en ik ben er zeker van dat hij dat doet. Hij gaat daden stellen die niet meer te herroepen zijn en 't komt op mij en op de jongens neer. 't Is hier vooral te doen om rekapilletatie>ref>Sic, bedoeld is waarschijnlijk rekapittelatie.</ref> tegenover de menschen, omdat hij meent gisteren morgen door de politie uit de bank gezet te zijn. Ik weet heel goed hoe 't in zijn werk is gegaan, maar menschen als mijn man, hoe goed overigens ook, zijn in dergelijke dingen niet tot reden te brengen. Als u eenigszins kunt, sta dan hem de eindplaats toe, alleen in de H. Mis van zes uur met uitdrukkelijke bepaling zoolang er geen andere plaats vrij is. Bij 'n eventueel nieuwe verpachting kunnen wij dan beter opletten en zorgen 'n goede plaats te krijgen. Als u mijn man tegemoet wilt komen zult u daarmee ons huishouden 'n goede dienst bewijzen. Ik ben werkelijk niet opgewassen tegen toestanden als in Lith bestaan en ik was zoo blij ons huishoudentje zoover in 't gareel te hebben.
U bij voorbaar dankend,
Hoogachtend N. Wiegersma-Daniëls
Onnodig te zeggen dat mijn man van deze brief niets mag afweten, dus wilt u het s.v.p. geheim houden, dat ik u geschreven heb. Hoe eerder de zaak is geregeld hoe beter.
Mevrouw Wiegersma schatte de zaak goed in. Het zou nooit meer goedkomen tussen de dokter en de pastoor.[5]
Vrijgevigheid[bewerken | brontekst bewerken]
Op 25 augustus 1931 zou op het terrein van Deurania een vermaarde Don Kozakken-ruitergroep optreden. Ze hadden enkele dagen tevoren in Deurne folders verspreid waarop de toegangsprijzen vermeld stonden: zitplaatsen een gulden, eerste rang 60 cent en tweede rang 25 cent. De mensen kwamen massaal naar de voorstelling maar bij de kassa bleek dat ze voor de tweede rang niet 25 maar ook 60 cent moesten betalen. De prijs van 25 cent was bedoeld voor de kinderen, zoals bleek na een snel ingesteld onderzoek door de burgemeester. Het publiek kwam in opstand en de mensen die al binnen waren vroegen hun geld terug. Wiegersma meende uitkomst te bieden door aan de circusmensen honderd gulden te geven als iedereen tegen de aangekondigde prijs binnen mocht. Het circus ging daarmee akkoord. Maar ondertussen drong het publiek door de afrastering het terrein binnen waardoor het een grote chaos werd en de voorstelling helemaal werd afgelast.[6]
Eerbewijzen[bewerken | brontekst bewerken]
- In 1930 won Hendrik Wiegersma met het schilderij De Drinker de gouden penning van de stad Nijmegen.
- In november 1950 werd Hendrik Wiegersma benoemd tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten te Brussel. Een en ander als erkenning voor zijn wetenschappelijk werk over beeldende kunst. Hij werd als zodanig door de Belgische kroonprins geïnstalleerd.
- In Nederland zijn twee straten vernoemd naar Hendrik Wiegersma: de Hendrik Wiegersmalaan in Rosmalen (1969) en de H.J.M. Wiegersmastraat in Waspik, die eind jaren '90 van de vorige eeuw werd aangelegd.
Overlijden en begrafenis[bewerken | brontekst bewerken]
Hendrik Wiegersma overleed op eerste paasdag 1969 en werd, op eigen verzoek, daags na diens overlijden op de particuliere begraafplaats in 't Ven in Vlierden begraven bij zijn vrouw Petronella, zoon Wieger en kleinzoon Wieger. Alleen de naaste familie was hierbij aanwezig.
Hij had die begraafplaats in 1942 laten oprichten, waarna de graven van zijn zoon Wieger, verongelukt in 1941, en zijn moeder, overleden te Lith in 1903, naar Vlierden werden overgebracht.
Publicaties door Hendrik Wiegersma[bewerken | brontekst bewerken]
- De uitingen des levens (1925)
- De breischei als voorwerp van volkskunst (1926)
- Drie tekeningen in: Jan Engelman - Tuin van Eros (1934)
- Apocalyps of de Openbaring van Sint Jan (1936)
- Volkskunst in de Nederlanden - artikel in tijdschrift t Getouw (1941)
- Het Morgenland (1948)
- Tegen den draad in (1950)
- De Maat (1952)
- Een Fibula (1954)
- Een schrift vol fouten (1958)
- Sophismen en aphorismen (1961, 1964)
- De menschwording (1967)
Filmbeelden[bewerken | brontekst bewerken]
Bronnen, noten en/of referenties
|