Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Hagel

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Hagelstenen

Hagel was voor de landbouwers van Deurne en Vlierden in de loop der eeuwen een gevreesd natuurverschijnsel dat in de zomermaanden in korte tijd de oogst grotendeels kon vernielen.


Hagelschade in 1602[bewerken | brontekst bewerken]

Een van de vroegst bekende gevallen van hagelschade dateert van 1602. Tussen 6 en 7 mei van dat jaar trok een vreselijke hagelbui over onze streek. Vooral in Liessel was de verwoesting ontzettend. In een Deurnese schepenakte werd het volgende genoteerd:

Door groot onweer, slachregen ende geweldigen hagelslach sijn de ackers ende saetlanden bedorven, ende sijn er gesien, daer men nauwelijcx een halm staende en heeft gevonden.[1]

Men kon zich niet indekken tegen dergelijke rampspoed, anders dan door het afsluiten van een verzekering, of door anderszins het risico te verleggen. Dat kon bijvoorbeeld door pachtboeren gebeuren door in de huurovereenkomst te laten vastleggen dat de verpachter bij hagelschade zijn pachter tegemoet zou treden. Zo was in het pachtcontract van de hoeve de Heitrak in 1642 bepaald dat, als de oogst door hagelbuien of door doortrekkende legereenheden vernietigd zou worden, de schade door de heer aan zijn pachter zou worden vergoed.

Hagelschade in 1688[bewerken | brontekst bewerken]

Als de boeren getroffen werden door dergelijke natuurrampen dan probeerden ze steeds vermindering of vrijstelling van belastingbetaling te krijgen en wilden daarbij de geleden schade liefst zo hoog mogelijk opvoeren. Daarom moest er ook een onafhankelijke verklaring door derden worden opgesteld. Zo verklaarden in 1688 twee Deurnese schepenen dat van de hoevenaar, die pal naast het kasteel woonde, tengevolge van een hevig onweer, waarbij grote hagelstenen naar beneden kwamen, in de middag van 28 juli 1688 een halve hectare boekweit volkomen was vernield.

Hagelschade in 1704[bewerken | brontekst bewerken]

De hagelstorm van Pinksteren (11 mei) 1704 veroorzaakte vooral veel schade, met name rond de Grote Bottel, Bruggen en de Walsberg. Jan Lucas Smits, hoevenaar van de Neerhof (de boerderij nabij het kasteel) en Jan Goort Hikspoors, hoevenaar van de Wasbergse hoeve, werden vanwege de geleden schade zelfs vrijgesteld van betaling van de korenpacht van dat jaar . Ook in Asten werd geklaagd dat minstens de helft van de winterrogge vernield was en men beaamde dat er ook in Deurne veel schade was.
Niet alleen de hoevenaars waren gedupeerd maar ook de bezitter van de Grote Bottelse-tiende werd benadeeld vanwege de verminderde tiend-opbrengst.
Om de schijn van partijdigheid te voorkomen lieten de Deurnese schepenen zich in 1704, bij het taxeren van de schade, vergezellen door twee Bakelse schepenen. Ten gevolge van die storm moest de Bakelse glazenmaker Dirk Aarts aan het Deurnese schoolhuis en de kosterswoning maar liefst dertig ruitjes repareren.

Hagelschade in 1731[bewerken | brontekst bewerken]

Een van de eerste dagen van juni 1731 leden vooral de boeren van de Heitrak, de Moosdijk en de Schelm veel hagelschade. Uiteindelijk werd aan een dertiental hoofdbewoners aldaar belastingvermindering toegestaan en de twee Heitrakse hoevenaars Jan Hendrik Vervoordeldonk en Hendrik Lensen van Bree kregen een schadevergoeding toegekend.

Hagelschade in 1737[bewerken | brontekst bewerken]

Dramatisch voor Deurne was de hagelstorm van zondagavond 3 februari 1737 toen om klokslag negen uur ‘s avonds de bliksem insloeg in de Deurnese kerktoren die vervolgens tot aan het metselwerk afbrandde, waarbij het torenuurwerk en de klokken verloren gingen. Ouwerling beschrijft het gebeuren gedetailleerd in zijn boek geschiedenis van Deurne. Wie de gedetailleerde gegevens wil nalezen over de geleden schade en de reparatiekosten kan terecht in de bewaard gebleven archiefstukken.

Hagelschade in 1760[bewerken | brontekst bewerken]

Op deze dag vielen er tijdens een hevige onweersbui hagelstenen ter grootte van kippen- en duiveneieren naar beneden. Van de Walsberg tot het Vloeieind, van Vreekwijk tot het Kerkeind, overal was de oogst grotendeels vernietigd, ook die van moestuinen en boomgaarden. Tel daarbij op de enorme schade die was toegebracht aan de kerktoren en aan menige woning, waarbij één huis zelfs helemaal instortte, dan is het niet moeilijk om zich voor te stellen dat een jaar later menige hongerende Deurnenaar verlangend uitkeek naar de eerste vruchten van de nieuwe oogst. Gedurende de vijf volgende jaren mocht men in Deurne, vanwege deze stormschade, 10% minder belasting betalen.

Van Vlierden is onderstaande gedetailleerde lijst van slachtoffers bewaard gebleven. Daaruit blijkt dat de ene boer ernstig gedupeerd was, een ander veel minder schade leed en velen helemaal niet.

Hagelschade te Vlierden op 5 juli 1760
Eigenaar Hoeveelheid bezaaide landerijen en geleden schade
Francis Lambert Thijssen, hoevenaar op de Hazeldonk van 64 lopense bezaaide landerijen is 10 lopense boekweit helemaal verloren en het koren gemiddeld ¼ waard[2]
Marcel Jacobs van Neerven 80 lopense, waaronder 15½ lopense boekweit en zomervruchten met nog geen halve opbrengst en het koren nog geen derde deel
Francis Jelis van Hugten 73 lopense waaronder 16 lopense boekweit en zomervruchten helemaal weg en het koren ongeveer ⅓ waard
Arnoldus Evert Meulendijks 5½ lopense rogge, gemiddeld 'n kwart waard
Antonie Jansen van den Broek door de hagel 5½ lopense de helft waard
Jan Jansen Verbaarschot 31,25 lopense waarvan 17 lopense koren is verhagelt en ⅓ waard, 2½ lopense boekweit moeten omploegen.
Peter Hendrik Thielen 30 lopense, waaronder 3 lopense boekweit die moest worden omgeploegd en 19 lopense koren verhageld nog nog niet 'n kwart waard
de weduwe van Antonie van de Loverbos 25 lopense, waarvan 9½ lopense hagelschade heeft, namelijk 6 lopense helemaal en 3½ lopende de helft waard
Jan Jacobs van den Boomen 23,75 lopense waarvan 15 lopense verhageld namelijk 5 lopense boekweit niets meer waard en de rest nog niet de helft
Hendrik Willems van der Zande 18 lopense waaronder 4 lopense zomervruchten helemaal vernield en het koren nog geen kwart waard
de weduwe van Jan Teunis Wilbers 6 lopense koren en boekweit helemaal vernield
Francis Jansen van Bree 6½ lopense waarvan 1½ lopense vernield en de rest een kwart waard
Jan Gerards 21 lopense waarvan 16 lopense is verhageld, gemiddeld is de boekweit en rogge ⅓ waard
Jan Hermen Manders 17 lopense waarvan 7 lopense verhageld en ongeveer de helft waard
Jacob van Neerven 10 lopense verhageld en een derde waard
Jan Aart Slaats 1 lopense boekweit helemaal verhageld
de weduwe van Jan Claassen 3 lopense verhageld en de helft waard
de weduwe van Michiel Martens 2½ lopense nog geen kwart waard
Antonie van de Mortel 9 lopense gemiddeld een derde waard

Uit de armenkas van Vlierden werd geld verstrekt aan de boeren om nieuw zaaigoed in te kopen en in Deurne kreeg Gabriël Pluijm 150 gulden om zaadkoren in te kopen en te verdelen onder de getroffenen.

In zijn Katechismus der Natuur, die rond 1775 verscheen van de in Deurne geboren schrijver Johannes F. Martinet, is te lezen:

Te Deurne, een dorp in de Meijerij van 's Hertogen-Bosch, versloeg de hagel, voor eenige jaaren, den schoonen te velde staanden oogst, zo geweldig, dat men eenige hagelsteenen, den derden dag daarna, noch ongesmolten vondt: zo hoog hadden ze op elkander gelegen.

Mogelijk had hij hierbij de hagelstorm van 5 juli 1760 op het oog.

Hagelschade in 1826, 1833 en 1842[bewerken | brontekst bewerken]

De hagelbui van 1 juli 1826 is slechts bekend via de Liesselse kroniekschrijver Jan Goort Hoeben, die in zijn dagboek schreef:

In 1826 den eersten July was het warm weer; doen zijn tot Lierop en ook tot Asten en Deurzen groote hagelsteenen gevallen, veel glazen kapot gehagelt; daar was een lelijke buij.

De burgemeester van Vlierden meldde dat op 26 juni 1833 's middags tussen 6 en 7 uur

... in deze gemeente voorgevallen hagelslag vergezeld van een allerhevigste wind een aantal van 24 à 25 ingezetenen aan derzelve te velde staande granen over een uitgestrektheid van 30 à 35 bunders aanmerkelijke verliezen hebben geleden.

In 1842 meldde Jan Goort Hoeben een hagelbui:

In het jaar 1842 den 23n Junij is in het Loon den boekwijt zeer verhagelt en in de hooven boone en erten en slaaij en alles verdeijsterweert ...... en veel schaij, eerst verdronken en doen verdroogt en doen bevrooren en doen verhagelt.

Hagelschade in 1853[bewerken | brontekst bewerken]

De hagelstorm boven Deurne van 8 juli 1853 is uit meerdere bronnen bekend. Kroniekschrijver Jan Goort Hoeben meldt:

In het jaar 1853 is op verschijde plaatsen alles zeer verhagelt. In Julij is tot Deurzen ront om het dorp alles verhagelt en verdijsterweert (= vernield) en vele glazen kapot gehagelt. Bij een burger Jan de Willem Kuijpers seventig ruijten kapot gehagelt en in de kerk met duijzende glasruijten kapot gehagelt en in Horst alles verhagelt en in Baalderen (= Baarlo) en die omstreken alles verhagelt en in Brabant in verschijde dorpen alles verhagelt en tot Liessel ook grote hagelstene gevallen, maar wijnig schaaij gedaan aan vrugten.

Ook de burgemeester en wethouders van Deurne klommen op 10 juli in de pen om aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant de ernst van het gebeurde te schilderen:

Wij hebben de eer U mede te deelen, dat deze gemeente op den 8 dezer des avonds circa 9 ure en drie uren later om middernacht door eenen al verslindenden hagelslag geteisterd is. Ja zoo verwoestend was dezelve dat niets gespaard is gebleven: de graanakkers zijn op eene uitgestrektheid van ongeveer drie uren in den omtrek vernield, de aardappelen van hun loof ontdaan, de boomen hebben hun ooft verloren, de tuinvruchten verpletterd en bijna alle huizen schade geleden; zoo zijn b.v. in het R.C. Kerkgebouw ruim 2000 glasruiten in stukken geslagen en evenzoo is het na evenredigheid met de andere gebouwen gelegen. Zelfs heeft men veelvuldige vogels des morgens dood op den grond gevonden.
Onberekenbaar is dan ook de schade hierdoor toegebragt en het approximatief bedrag derzelve zijn wij nog niet in staat op te geven, maar zullen hiervan na opname aan U mededeeling doen. Slechts diene opgemerkt te worden omtrent de hevigheid van het voorval, dat er hagelballen gevonden zijn die 7 Ned. duimen in de doorsnede hadden, dewelke met eene dusdanigen wind, die zelfs boomen uit den grond rukte op de voorwerpen gestort werden, dat bijna niets tegen derzelver kracht bestand was.
Betreurenswaardig is hierdoor het lot onzer ingezetenen geworden, die meestal hun hoofdbestaan in den landbouw vinden en thans, in plaats van de schoonste verwachting op de zoo rijk te velde staande gewassen te koesteren, met beangstigden blik de toekomst te gemoed zien.
Mogt er iets tot leniging dezer ramp toegebragt kunnen worden, zoo zullen wij geene moeite sparen om daar in te slagen, en indien het U behagen mogt om hiertoe den weg aan te wijzen, zoude ons hoogst aangenaam zijn, temeer omdat onze gemeente bij collecten voor dusdanige rampen het hare steeds ruimschoots heeft bijgedragen.

In Vlierden bleek het allemaal reuze mee te vallen. Daar werd slechts melding gemaakt van een hevig onweer met hagel in de nacht van 8 op 9 juli 1853 boven Brouwhuis. Francis van Neerven meldde bij de burgemeester een schade van 134 gulden aan zijn rogge en boekweit. Andere boeren op Brouwhuis lieten niks van zich horen en we mogen dus rustig aannemen dat ze geen noemenswaardige schade hadden.

Over schade in Vlierden-dorp werd met geen woord gerept. Dat er in Deurne sprake zou zijn van vernieling van de graanoogst tot drie uur in de omtrek is waarschijnlijk zwaar overdreven.

Hagelschade in 1903 en 1946[bewerken | brontekst bewerken]

In de Zuidwillemsvaart van 19 augustus 1903 stond onder het kopje Vlierden het volgende bericht:

Zondag namiddag heeft hier een hagelbui gewoed. Ofschoon de korrels niet groot waren kon men ze toch 's anderendaags nog in de slooten met hoopen bij elkander vinden. De schade voor de boeren is nog al vrij aanzienlijk.

Veel groter was de schade van 8 juni 1946. In korte tijd werd voor ruim 80.000 gulden aan schade aangericht. In het rapport, dat hierover werd opgemaakt door Kees Crommentuijn, assistent van de tuinbouwconsulent van de provincie Limburg en Deurne, werd gemeld:

Op 8 Juni zijn door een geweldig onweder gepaard gaande met hagelbuien op een aantal land- en tuinbouwbedrijven te Helenaveen letterlijk alle te velde staande gewassen ernstig beschadigd of vernield. Dit zelfde noodweer heeft ook een gedeelte van Noord-Limburg vnl. Meijel geteisterd. Een 20-tal bedrijven ten zuiden van Helenaveen waren hierbij betrokken. Dit betekent een ramp voor de betrokken bedrijven. [..]
Verschillende gewassen zooals: peulen, vroege aardappelen, tuinbonen, doperwten en sjalotten waren voor bijna 100 % vernield, terwijl de beschadigde procenten van de andere gewassen varieerde tussen 30 en 100 %. Van de landbouwgewassen was vnl. het gewas rogge geheel vernield. De totale schade bedroeg ruim 82.000 gulden. [..] Op verzoek van de Rijkstuinbouwconsulent zijn door de Burgemeester van Deurne stappen ondernomen om het fonds voor Natuurrampen in kennis te stellen van deze ramp, temeer daar de betrokken bedrijven door oorlogshandelingen in 1944 zwaar te lijden hebben gehad en de nieuwe ramp voor deze bedrijven de definitieve ondergang zou kunnen beteekenen.[ .. ]

De boeren in Deurne en Vlierden moeten de voorbije eeuwen zeer bevreesd geweest zijn voor de rampzalige gevolgen die een enkele hagelbui in de zomermaanden voor de veldgewassen kon hebben. Zo'n bui kon het verschil maken tussen relatieve welvaart en bittere armoede en honger.

Hagelschade in 1967[bewerken | brontekst bewerken]

Door het noodweer van woensdag 19 juli 1967 raakten alleen in Helenaveen minstens twintig tuinders volkomen aan de grond. Het gemeentebestuur onderzocht of het Rampenfonds hulp kon bieden.

Het natuurgeweld trok een spoor van verwoestingen door de landerijen van naar schatting een goede kilometer breed. Deze hagelbui trok nagenoeg in een rechte lijn via Maarheeze en Someren onder Asten-Heusden door, langs Neerkant en Helenaveen in de richting van het Sevenum. Volgens Helenaveense tuinders maakte het geweld echter nog op Helenaveens gebied plotseling rechtsomkeer, om hun bedrijven nog eens een tweede keer te teisteren.

Vooral de koude tuinders kregen zware klappen. Zij waren meestal niet tegen hagelschade verzekerd, omdat de premie voor hen te hoog was en een dergelijke natuurramp zich in die tijd slechts zelden voordeed.

Hagelschade in 2016[bewerken | brontekst bewerken]

In de brede lijn Helmond-Venray-Venlo werd donderdagavond 23 juni 2016 voor vele miljoenen euro's schade aangericht door hagelbuien waarbij hagelstenen vielen ter grootte van tennisballen. Ook boeren en tuinders in het gebied meldden een enorme hagelschade. Vooral in Someren, Asten en Deurne, waar veel glastuinbouw is, werden kassen grotendeels verwoest.


Bronnen, noten en/of referenties
  1. In de serie boeken Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen van J. Buisman wordt deze voor de Peel rampzalige hagelbui niet genoemd.
  2. Een lopense is een vroegere oppervlaktemaat en is ongeveer 1/6 hectare (1666 m²).