Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Kanaal van Deurne
Het Kanaal van Deurne werd gegraven tussen december 1876 en juli 1878 en diende om de grootschalige vervening en ontginning van de Deurnese Peel mogelijk te maken.
Ligging
Het Kanaal van Deurne is een vijftien kilometer lang zijkanaal van de Noordervaart. Het kanaal begint in Limburg ten zuiden van Meijel en loop dan parallel aan de Helenavaart in noordelijke richting. Na vijf kilometer, na de grens met Noord-Brabant te zijn overgestoken, buigt de Helenavaart in noordoostelijke richting naar Helenaveen, terwijl het Kanaal van Deurne in noordwestelijke richting loopt, langs de natuurgebieden Heitrakse Peel, 't Molentje en de Deurnese Peel. Bij Griendtsveen, ter hoogte van de Halte, vloeit het Kanaal van Deurne, samen met de Helenavaart, in het Defensiekanaal uit. Hierna loopt het Defensiekanaal verder in noordelijke richting.
Het kanaal was aanvankelijk bedoeld ter afwatering van het veengebied en voor het transport van de in de Peel afgegraven turf. De turfvaartjes in de Deurnese Peel (de zogenaamde wijken) werden op dit kanaal aangesloten. De wijken in het concessiegebied Helenaveen werden aangesloten op de Helenavaart.
Er was grote rivaliteit tussen Van de Griendt van de Maatschappij Helenaveen en het gemeentelijk veenbedrijf van Deurne. Van de Griendt weigerde zijn eigen kanaal (de Helenavaart) in medegebruik te geven en dwong de gemeente daardoor zelf een nieuw kanaal te graven, het Kanaal van Deurne. Aan die rivaliteit dankt de Peel zowel de zogenaamde bajonetbocht als de opmerkelijke aanwezigheid van twee parallelle kanalen.
De laatste drie kilometer van het kanaal, waardoor verbinding werd gemaakt met de spoorlijn Eindhoven-Venlo en Halte Helenaveen, werd in 1906 gegraven.[1]
Grondverwerving en aanleg
De eerste plannen tot het graven van een eigen kanaal door de gemeente Deurne dateren van 1863. In dat jaar werd een commissie samengesteld die met de gemeente Meijel de aankoop van grond moest regelen voor het te graven kanaal op Meijels grondgebied. De Maatschappij Helenaveen gaf namelijk geen toestemming aan de gemeente Deurne en Liessel om schepen op de Helenavaart toe te laten. De commissie bestond uit burgemeester Andries van de Mortel, Petrus Joseph de Veth, Godefridus Lomans, notaris Carel Lodewijk van Riet en Petrus Antonius van de Mortel. Op 21 september 1863 werd deze commissie door de Meijelse gemeenteraad gehoord. Nog diezelfde dag werd een voorlopige overeenkomst opgesteld waarin was bepaald dat Meijel 28 hectaren heide- en moerasgrond tussen de Noordervaart en de gemeente Deurne zou afstaan. In ruil daarvoor moest Deurne aan de volgende voorwaarden voldoen:
- De gemeente Deurne geeft ongeveer 35 hectare gedeeltelijk uitgeveende veengrond langs de Meijelse grens aan Meijel.
- Meijel heeft altijd vrije doorvaart en laad- en losrecht op het Meijelse gedeelte van het te graven kanaal.
- Deurne mag niet meer dan twee woningen bouwen op de verworven grond en Meijel mag geen woningen bouwen op haar verworven grond.
- Als de gemeente Helden klaagt over wateroverlast moet Deurne dat oplossen.
- Meijelnaren mogen met paard en kaar over de westelijke kanaaldijk naar Helenaveen rijden tot aan de te bouwen aan de Zwaai.
- Meijel mag, met goedkeuring van Rijkswaterstaat, het voor ontginning benodigde water onttrekken uit het te graven kanaal.
- Deurne moet ter hoogte van de Zwaai een behoorlijke brug bouwen en onderhouden.[2]
Op 9 oktober 1863 besloot de gemeenteraad van Meijel om op het Deurnese voorstel in te gaan. Maar Van de Griendt liet het er niet bij zitten en bood op 3 oktober 1863 de gemeente Meijel aan om jaarlijks honderd karren turf ten behoeve van de armen Meijel. Daarnaast wilde hij de gemeente jaarlijks 600 gulden geven maar daarvoor wilde hij van die gemeente wel een strookje grond bij de Molenbaan hebben, zogenaamd voor de aanleg van een weg vanuit zijn kanaal naar de gemeente Meijel maar in feite om de plannen van de gemeente Deurne en Liessel dwars te zitten.[3]
Toen de provincie Limburg weigerde haar goedkeuring te verlenen aan de voorgenomen grondruil zag Deurne af van het voorstel en bood de gemeente Meijel in plaats daarvan 15.000 gulden voor de Meijelse grond, die op dit aanbod inging.
Op 17 februari 1869 werd door de koning de benodigde concessie voor het graven van het kanaal verleend.
De aanbesteding van de bouw van een sluis, een directiekeet en een vaste brug met losplaats op Limburgse grond aan het beginpunt van het kanaal bij de Noordervaart vond plaats op 7 februari 1876. De bouw van een vaste houten brug en losplaats werd aangenomen door Peter Rijnders uit Valkenswaard voor een bedrag van 8.180 gulden. Een sluis werd gebouwd door Frans van den Berg uit Heeze.[4] P.H. Vogels uit Wessem nam op 26 september 1876 voor 68.000 gulden, 8000 gulden lager dan was begroot, de graafwerkzaamheden aan. Toezicht op het werk had Jan Arnold Eduard Musquetier, een ingenieur van Rijkswaterstaat.
Op maandag 16 mei 1876 begon de daadwerkelijke uitbakening. De ambtenaren van Rijkswaterstaat, die daarmee belast waren, hadden planken en andere hulpmiddelen nodig om hun werk te kunnen doen en niet weg te zakken in de zompige peel.
Het graafwerk begon op 8 april 1877. Daarvoor werd een 36-tal ervaren Duitsers uit de omgeving van Münster geronseld en aan het werk gezet.[5] Daarnaast waren er nog ruim tweehonderd andere gravers aan het werk. Ze verzetten zo'n 1500 m³ grond per dag. De dagelijkse leiding van de werkzaamheden bij de kanaalaanleg en vervening was in handen van Jan Hermans.
In verband met de periodieke uitbetaling van gedeeltes van de aanneemsom rapporteerde Musquetier de voortgang van de werkzaamheden regelmatig aan het Deurnese gemeentebestuur, waarbij hij ook herhaaldelijk melding maakte van het aantal arbeiders dat werkzaam was aan het kanaal en de hoeveel grond die verzet was.[6]
datum | gereed gedeelte |
aantal gravers |
totaal aantal m³ grond verplaatst |
---|---|---|---|
24 december 1876 | 10 pCt. | - | - |
14 januari 1877 | 15 pCt. | 250 | 1.500 |
19 januari 1877 | 20 pCt. | 266 | 56.000 |
6 februari 1877 | 25 pCt. | 264 | 80.000 |
10 februari 1877 | 30 pCt. | - | - |
26 februari 1877 | 35 pCt. | - | - |
18 maart 1877 | 40 pCt. | 220 | 107.000 |
26 maart 1877 | 45 pCt. | - | - |
5 april 1877 | 50 pCt. | 220 | 124.000 |
24 april 1877 | 55 pCt. | - | 143.000 |
21 mei 1877 | 60 pCt. | - | 154.000 |
10 juni 1877 | 65 pCt. | - | - |
21 juli 1877 | 70 pCt. | - | - |
31 oktober 1877 | 75 pCt. | - | - |
29 november 1877 | 90 pCt. | - | - |
27 februari 1878 | 95 pCt. | - | - |
2 juli 1878 | 100 pCt. | - | - |
Op 11 december 1877 wapperden de vlaggen op de kerktorens van Deurne en van Liessel want op die dag kon burgemeester Van de Mortel 's middags om 12 uur namens de gemeenteraad in een telegram aan de commissaris van de koning meedelen dat het kanaal verbonden was met de Noordervaart, waarmee het voor de scheepvaart was opengesteld. Dat gebeurde met de volgende bewoordingen:
- Overtuigd van Uwer Excellenties groote belangstelling en doordrongen van de diepste erkentelijkheid voor de veelvuldige en gewichtige diensten, ook in deze van UExc. genoten, vervullen wij eenen aangenamen pligt door mede te deelen dat op dit oogenblik ons Kanaal met de Noordervaart in verbinding wordt gebragt.[7]
Door de aanleg van het kanaal werd ook een enorme hoeveelheid turf gewonnen. Op 24 december 1877 werden liefst 16 miljoen stuks puike droge turf uitmuntend geschikt zoowel voor particulier gebruik als voor steen- en andere fabrieken door het gemeentebestuur van Deurne publiek te koop aangeboden.[8] Kopers waren Noten, Van der Elst en Van Waardenburg, maar vier dagen later moest de burgemeester heb meedelen dat de verkoop niet kon doorgaan omdat er geen goedkeuring door de gemeenteraad van Deurne werd verleend.[9]
Kort nadat het kanaal in gebruik was genomen, kwamen er problemen met de diepgang van het kanaal. Een schip met een diepgang van 5 voet en 2 duim kon er niet op omdat er slechts een diepgang van 4½ voet (dit is 1.35 meter) was. De burgemeester beklaagde zich daarover in april 1878 bij ingenieur Musquetier , Hij meende dat het kanaal daardoor in diskrediet werd gebracht en verzocht om afdoende maatregelen. Hij vroeg Musquetier of het mogelijk was om het waterpeil in de Noordervaart zodanig te verhogen dat de belemmering voor de scheepvaart werd opgeheven.[10]
Er zijn enkele cijfers bekend over de intensiteit waarmee het kanaal in de beginperiode bevaren werd. Zo voeren in het eerste kwartaal 1878 slechts 21 schepen met 912 ton inhoud het kanaal op en 20 schepen met 822 ton het kanaal af.[11] In de loop va 1880 werd het kanaal 1.675 meter verlengd tot een totale lengte van 12.102 meter, waarvan 4.787 meter op Limburgs grondgebied. Op Deurnese grondgebied lag eind 1880 dus ruim 7,3 kilometer kanaal en het liep toen dus nog niet tot aan de knik op het Leegveld. In 1880 werd door de gemeente Deurne 556.392 ton turf afgevoerd terwijl in dat jaar 292 schepen op- en afvoeren met 21.806 scheepston inhoud.[12]
In 1881 werd het laatste gedeelte van 910 meter van het kanaal gegraven, waardoor verbinding werd gemaakt met de draaibrug in de spoorweg Eindhoven-Venlo. De kosten van dit laatste gedeelte werden begroot op 60.000 gulden.[13]
In 1882 kwam over het Deurnese kanaal 223 schepen met een inhoud van 17.515 ton tegen 244 schepen met een inhoud van 18.717 ton in 1881. De vermindering ten opzichte van het voorafgaande jaar werd toegeschreven aan het gebrek aan droge turf ten gevolge van de natte zomer.[14]
Wateraanvoer
Het Kanaal van Deurne wordt sinds de jaren 1950 samen met de in het verlengde gelegen Defensiekanaal benut voor de 'peelbevloeiing' ofwel wateraanvoer. Daartoe wordt water uit de Maas aangevoerd via het kanaal Wessem-Nederweert en de Zuid Willemsvaart. Beide kanalen staan in verbinding met de Noordervaart welke als voeding dient voor het Kanaal van Deurne en de Helenavaart. Dat water stroomt in de zomer vrij krachtig door het kanaal noordwaarts. Het Maaswater is kalkrijk van samenstelling en dus volstrekt anders van aard dan het van nature zure water in de Peelregio.
Veel bovenlopen van talrijke beken in de uitgestrekte, verdroogde landbouwgebieden in de noordelijke Peel worden daarmee in de zomer van water voorzien. Dat betreft de Astense Aa, de Vlier en de Oude Aa aan het Kanaal van Deurne zelf en nog meer beken aan het Defensiekanaal. Consequenties van wateraanvoer zijn en tegennatuurlijk peilbeheer (hoog water in de zomer, laag peil in de winter) en een grote hoeveelheid voedingsstoffen op bovenloopjes die van nature juist relatief voedselarm waren.
Bruggen
Over de totale lengte waren er acht bruggen: De eerste brug lag al op 34 meter van de Noordervaart. De tweede brug lag 205 meter van de Noordervaart in de weg Meijel-Helden. Hier liggen op een afstand van nog geen 100 meter de Helenavaart en Kanaal van Deurne parallel naast elkaar als een teken van strijd in de vorige eeuw. De derde brug lag op 4900 meter van het begin aan de Zwaai. De vierde brug, de Neerkantse hoge brug, lag op 6525 meter van het begin in de weg Neerkant-Helenaveen. De vijfde brug, de Helenaveense hoge brug bij opzichter Brüggenwirth van het Deurnese veenderijbedrijf, lag op 8.225 meter van het begin in de weg Liessel-Helenaveen. De zesde brug op 9300 meter bij de Soeloop. De zevende brug op 11110 meter aan de Liesselse wijk. De achtste brug op 13.000 meter bij de Mussenkeet. Bij de halte in Helenaveen werd in 1915 een tijdelijke smalspoorbrug aangelegd voor het transport van materialen voor de verharding van de weg Deurne-Venray in 1916.
Natuur en recreatie
Het kalkrijke water in het kanaal brengt met zich mee dat men in het water en aan de oever veel soorten vindt die voedsel- en kalkrijke wateren begeleiden, zoals gele lis, riet en brandnetel. Langs de bovenloop van de Astense Aa treft men zelfs de zwanenbloem aan. De typische boomsoort langs het kanaal is de zwarte els, terwijl in de zuur gebleven Peelgebieden de berk overheerst. Het kanaal is vanwege zijn ligging in de Deurnese Peel, maar ook vanwege zijn eigen hydrobiologische betekenis, aangewezen als deel van het beschermd natuurmonument de Deurnese Peel.
Het water is visrijk, het trekt veel libellen en wordt druk bezocht door de ijsvogel. Merkwaardig is de krabbenscheer, die zich na jarenlange afwezigheid soms plotseling massaal laat zien.
Op de strook grond tussen de beide peelkanalen, die vroeger van de gemeente Deurne was en in 1993 weer werd overgedragen aan de gemeente Meijel, is ten behoeve van het toerisme een camping gevestigd.
In 1995 verscheen in een beperkte oplage van 200 exemplaren een door de gemeente Deurne uitgegeven brochure, getiteld Er was eens... met een sprookje, verteld door Ernst Jansz, verbeeld door Henk Kneepkens en geïnspireerd op de natuur van de Peel en de merkwaardige geschiedenis van het Kanaal van Deurne.
Geplande verlenging
De gemeentebesturen van Deurne en Liessel en Venray maakten begin twintigste eeuw een plan en besloten reeds in beginsel tot het graven van een kanaal van Deurne naar Venray. Het ingenieursbureau voor afwateringsbelangen en openbare werken te ’s-Gravenhage had het plan, dat aanvankelijk veel kans van slagen leek te hebben, op papier gezet. Volgens dat ontwerp begon dit kanaal bij het eindpunt van het bestaande Deurnes kanaal ter hoogte van de spoorweg Venlo-Eindhoven en zou verderop via twee vertakkingen naar de bebouwde kom van Deurne en van Venray lopen. Het kanaal zou in totaal 17 km lang worden en geschikt zijn voor schepen van maximaal 300 ton. De haven in Deurne was nabij het Groot Kasteel gepland, die van Venray nabij de Kemp. De kosten werden beraamd op 960.000 gulden. [15]
Overdracht aan Waterschap de Aa en het Rijk
Omdat het "kanaal van Deurne" voor de gemeente Deurne “geen enkel nut” meer had besloot de gemeenteraad in de raadsvergadering van dinsdag 17 februari 1970 om het kanaal van Deurne over te dragen aan “waterschap de Aa” en het rijk. [16]
Consolidatie en onderhoud
Het kanaal wordt gevoed door Maaswater. De kanaalkades moeten zowel het beschermde natuurgebied de Deurnese Peel als de naastgelegen landbouwgronden beschermen. De stabiliteit van de kade nam in de jaren rond 2000 sterk af. Dit kwam door verdroging en inklinking van de veenkade, waardoor er lekkages in de kade ontstonden en er gebiedsvreemd water doorheen kon sijpelen. Ook vormde de weelderige begroeiing van bomen en struiken een probleem. Regelmatig waaiden bomen om en de boomwortels trokken grote happen van de ingeklonken veenkade mee. Verder was de kade door vorstscheuren, veenbranden en toedoen van dieren op diverse plaatsen aangetast.
In de periode 2004-2008 werden door de gemeente Deurne, in samenwerking met de werkgroep Behoud de Peel, Staatsbosbeheer en andere belanghebbenden, maatregelen getroffen ter versteviging van de kades. Voor het ophogen van de kades moest zwaar materieel worden aangevoerd die de verzwakte veenkades mogelijk niet zouden kunnen verdragen. Daarom werd door het waterschap besloten om voor dit specifieke gebied te kiezen voor een andere oplossing, namelijk het aanbrengen van sterk antiworteldoek, geotextiel, tot op de harde veenlaag en opvulling met veen dat in het gebied zelf voorhanden is.
Bronnen, noten en/of referenties
|