Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis
Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand.

Heerlijkheid Deurne

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Versie door Pieter K (overleg | bijdragen) op 20 nov 2022 om 22:40
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Detail van de topografische kaart Brabantia III Rheni Et X Nova Tabula 1552 met Deurne en Peelland

De heerlijkheid Deurne was een bestuurlijke eenheid als onderdeel van het hertogdom Brabant. De heerlijkheid als bestuurlijke eenheid hield met de komst van de Fransen in 1795 op te bestaan en werd vervangen door de gemeente.


Belangrijk verschil tussen heerlijkheid en gemeente was de politieke organisatie en de relatieve zelfstandigheid. De heerlijkheid Deurne werd bestuurd door de heer van Deurne, die zelf de functionarissen mocht aanstellen en bovendien het recht had om door zijn functionarissen de doodstraf op te laten leggen.

De heer van Deurne was een leenman van de hertog van Brabant voor de heerlijke rechten. Hij resideerde vanaf eind veertiende eeuw op het zogenaamde Oud Huis, nu Klein Kasteel genaamd (gebouwd vóór 1383), een leengoed van de heren van Cranendonck. Dit Oud Huis werd gebouwd in het beekdal van de Vlier. Het werd gebouwd als opvolger van de residentie op het goed Ter Vloet, dat enkele honderden meters verder stroomafwaarts lag. De reden waarom men aan het einde van de 14e eeuw stroomopwaarts trok voor een nieuwe residentie, is niet bekend. Wellicht had het te doen met de waterkracht voor de nieuw gebouwde watermolen naast het Oud Huis. In 1948 verhuisde de laatste De Smeth uit Deurne, en kwam het Klein Kasteel in handen van de artsen- en kunstenaarsfamilie Wiegersma.

Bezittingen van de heer van Deurne en Liessel in 1759

In het archief van de heerlijkheden Deurne en Liessel[1] wordt een lijst bewaard van alle inkomsten en rechten die Balthasar Coijmans, de heer van Deurne en Liessel, bij zijn overlijden in 1759 bezat.

  1. De heerlijkheden Deurne en Liessel met de daarbij horende rechten en goederen, zijnde twee afzonderlijke heerlijkheden volgens het besluit van 20 april 1678. De heerlijkheid Liessel wordt, samen met de leenhof Ten Velde verheven. Het geheel is leenroerig aan de Raad en en Leenhof van Brabant.
  2. Bij de heerlijkheid hoort een groot, schoon logeabel casteel met het neerhuis, het koetshuis, de paardenstal voor tien paarden en de overige gebouwen, met een ruime binnenplaats, hof en boomgaard. Het geheel is ruim anderhalve hectare groot en omgracht met aan de westzijde een kom. Het goed ligt aan de openbare weg en is buiten de gracht bijna rondom beplant met eiken en dennenbomen.
  3. Tot de heerlijkheden horen ook de hoge, middelbare en lage jurisdictie met het recht van jacht, visserij, houtschat, biestand, cijnsboeken en bastaard. Onbeheerde goederen vervallen aan de heer. Ook hoort er een schone wind- en watermolen bij. De heer mag met de gemeente nieuwe erven uitgeven met toestemming van de hoge overheid en waarvoor hij jaarlijks een vergoeding van een stuiver per lopens[2] ontvangt. Hij heeft het recht om de drossaard en secretaris aan te stellen. De huidige secretaris Antonie La Forme mag zijn functie levenslang houden en is ruim 77 jaar oud. De heer mag schepenen, borgemeesters, kerk- en armmeesters, gemeentemeesters, de vorster en twee schutters aanstellen, alsmede een stadhouder en griffier van de laatbank. Deze laatste functie mag genoemde La Forma ook levenslang houden. Ook mag de heer zeven schepenen aanstellen van de laatbank over het domeingoed en heeft hij het recht om twee schoolmeesters, een te Deurne, en een te Liessel voor te dragen voor benoeming, onder goedkeuring van de Raad van State.
  4. De heer heeft het recht om iemand voor de dragen voor een lekenbeneficie in de kerk van Deurne, een groot en schoon gebouw waarin zich ook een grafkelder van de heer bevindt.
  5. Een bos met veel eiken en andere bomen bij de watermolen.
  6. Het Nieuw Groesveld aan de watermolen, groot ongeveer twee lopens en 38 roeden, beplant met eiken.
  7. Een bosveld van ongeveer drie lopensen, gelegen alhier in de Donschot, beplant met opgaande eikenbomen.
  8. Een perceel heide, ongeveer 70 lopensen groot, genaamd de Warande gelegen boven de watermolen temidden van de heide van de gemeente. Hierop staan honderden jonge dennen- of mastbomen.
  9. Een bosveld genaamt het Kuijkeven, groot ongeveer acht lopens, gelegen bij de Warande en omringd door twee rijen dennen- of mastbomen.
  10. Een dennenbos van ongeveer tien lopens, gelegen boven de Grote Bottel, waarin, evenals in de Helleman, honderden jonge dennenbomen staan.
  11. Het neerhuis, de hof en boomgaard van het kasteel met twee weiveldjes of kleine boomgaarden aan de overkant van de straat zijn verhuurd aan Jacomijn van Duuren, die daarvoor jaarlijks zestien gulden betaalt en twee karren hooi levert als de heer naar Deurne komt. Ook huurt zij een akker van vier lopensen, 18 roeden en tien voeten, voor vier gulden per jaar. Zij moet jaarlijks de lasten betalen die op deze goederen rusten, namelijk korenpacht van anderhalf vat rogge in natura aan den Armen van ’s-Hertogenbosch te leveren.
  12. De hoeve Ten Velde met het bijhorende gras- en akkerland, groot ongeveer 42 lopens 27 roeden en 17 voet. Deze hoeve met de landerijen is verhuurd aan Pieter van Hoof voor een termijn van zes jaar voor zestig gulden per jaar en twee vijmen dekstro. Bovendien moet de huurder de beden, verpondingen en andere lasten betalen. De hoeve en landerijen zijn belast met een jaarlijkse cijns van 5 stuivers en 2 penningen aan de heer van Helmond. Ook moet aan de kinderen en erfgenamen van de weduwe Loverbosch een korenpacht van drie vaten rogge, omgerekend naar gemiddeld 15 stuivers per vat, worden betaald.
  13. De hoeven en landerijen in de Wasberg, samen circa 51 lopensen 8 roeden en 12 voeten groot, zijn verhuurd aan Willem van Hoof voor zes jaar tegen 80 gulden en twee vijmen dekstro per jaar. De huurder betaalt de belastingen.
  14. Het huis met de landerijen bij de windmolen, samen met de wind- en watermolen. Het huis bij de windmolen is met de hof en de landerijen circa 74 lopensen groot, daaronder is 60 lopense hei. Ook hoort er een nabijgelegen visvijver van circa tien lopens bij, en het water genaamd het Meer van circa vijf lopens bij de Donschot. Onder Vlierden liggen nog vier percelen gras en bouwland, samen circa 17 lopensen groot, waarvan de verponding te Vlierden betaald wordt.
  15. De wind- en watermolen te Deurne. De watermolen is leenroerig aan de prins van Oranje-Nassau als baron van Cranendonk. Het leen word verheven te Eindhoven. Het genoemde huis met de landerijen (met uitzondering van de visvijver en het viswater het Meer) en de wind- en watermolen zijn verhuurd aan Antonie van de Mortel voor een tijd van zes jaar voor 1150 gulden per jaar, waarbij de belastingen voor de huurder zijn. Bovendien moet nog een recognitie van 315 gulden betaald worden voor iedere termijn van drie jaar.
  16. Het recht om met de valk te jagen werd jaarlijks verhuurd drie gulden en drie stuivers maar is al enige jaren niet meer verpacht.
  17. De jacht van de Molenhof en Brugge tot aan Milheeze is verpacht aan Dirk van den Heuvel voor een periode van drie jaar voor vijf gulden, twaalf stuivers en acht penningen per jaar.
  18. De jacht van de Grote en Kleine Bottel, Donschot en Vloeieind is verpacht aan Cornelis de Loijer voor 6 jaar voor zeven gulden en tien stuivers per jaar.
  19. De jacht van de Helleman tot aan het dorp is ook verpacht aan Cornelis de Loijer voor drie gulden per jaar.
  20. De jacht vanaf waar je vanuit Helmond Deurne binnenkomt tot aan het dorp is verpacht aan Dirk van de Mortel c.s. voor vier jaar voor vijf gulden per jaar.
  21. De jacht aan de Zeilberg, Breemortel en Vreekwijk is verpacht aan Antonie Willems van de Mortel c.s. voor 6 jaar voor twaalf gulden en tien stuivers per jaar.
  22. De jacht te Liessel is verpacht aan Jan Willem Verrijt c.s. voor drie jaar voor veertien gulden per jaar.
  23. De jacht aan de Heitrak tot aan Meijel is verpacht aan de Meijelse pastoor Petrus van Straalen voor zes jaar voor twaalf gulden en tien stuivers per jaar.
  24. De biestand is door de regenten aangenomen voor zes jaar voor veertig gulden en veertien stuivers. Daarvan uitgezonderd is de biestand aan de Moosdijk.
  25. De houtschat en biestand aan de Moosdijk is verpacht aan Willem Lensen te Meijel voor een jaar voor tien gulden en een haas.
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Dit archief, dat slechts fragmentarisch bewaard is, bevindt zich in het Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC) te 's-Hertogenboscch onder toegangsnummer 289. De hier genoemde lijst is te vinden in inventarisnummer 14
  2. Zes lopensen is ongeveer een hectare.