Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Augustinus Hendricus Swinkels (1922-2001)
Augustinus Hendricus (Harry, Harrie) Swinkels (1922-2001) was lid van de redactie van de Deurnesche Courant en was daarna in Breda en Waalwijk werkzaam als journalist bij Dagblad De Stem.
Familie en gezin[bewerken | brontekst bewerken]
Harry was het eerste kind uit het gezin van bierbrouwer/bedrijfsleider Joachim Swinkels (1884-1965) aan de Derpsestraat A.49</ref> en Maria Catharina Janssen (1889-1963). Het ouderlijk gezin woonde aan de Liesselseweg F.66.
Hij huwde op 25 november 1947 met Catharina Arnoldina (To) van den Munckhof, (Horst 4 november 1923 - Waalwijk 10 juni 2002), dochter van Willem Lodewijk van den Munckhof (Horst 1896-1963 Horst) en Antonia Loonen (Venray 1890-1972 Horst), die hij in Deurne had leren kennen bij het gezin van Johan Wasser en Cato van den Munckhof (een tante van To).
Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren:
- Joachim Franciscus Maria (Jo), (Waalwijk 7 februari 1949 - Drunen 4 februari 2001).
- Irene Antonia Louisa Josephina (Irene), (21 maart 1951).
- Lodewijk Joachim Franciscus (Louis), (29 augustus 1953).
- Mattheus Franciscus Maria (Thieu), (11 januari 1955).
Opleiding[bewerken | brontekst bewerken]
Na de lagere jongensschool aan de Visser ging Harry op 7 september 1935 naar het Serafijns Seminarie van de Paters Kapucijnen in Langeweg (Noord-Brabant). In 1942 slaagde hij daar met goede cijfers voor zijn eindexamen. Op 30 augustus 1942 trad hij vervolgens als novice in bij de orde van de Kapucijnen in hun klooster in Biezenmortel bij Udenhout, waar hij de naam ‘Calixtus van Deurne’ aannam. Al na zeven maanden, op 20 maart 1943, trad hij weer uit de orde. De Kapucijnen volgden de kloosterregels van de heilige Franciscus en zijn zoons kregen later alle drie Franciscus als tweede of derde doopnaam.
Journalist/redacteur[bewerken | brontekst bewerken]
Deurnesche Courant[bewerken | brontekst bewerken]
Al op het seminarie viel zijn schrijftalent op en kreeg hij hoge punten voor zijn opstellen. Eenmaal terug in Deurne werd hij in 1944 lid van de redactie van de Deurnesche Courant en raakte hij betrokken bij de pennenstrijd die gaandeweg ontstaan was tussen de Deurnesche Courant en Het Licht. De polemiek leidde tot een rechtszaak die door Hub van Doorne was aangespannen tegen de driekoppige redactie[2] en schrijver Antoon Coolen [3]. Een en ander werd in de latere geschiedschrijving omschreven als de Deurnese Persstrijd. In de Deurnesche Courant hadden zij de houding van Van Doorne tijdens de oorlog en bezetting aan de kaak gesteld. Hoewel de uitspraak van de rechter deels ook in hun voordeel kon worden uitgelegd, vond hij altijd dat de redactie en Coolen geen recht was gedaan. Toen het weekblad Vrij Nederland in 1976 een tweedelige terugblik op de affaire publiceerde, wilde hij daar geen medewerking aan verlenen, om het oude zeer bij zichzelf niet opnieuw op te rakelen.
Boek[bewerken | brontekst bewerken]
Direct na het verschijnen van het boek De na-oorlogse relatie tussen Antoon Coolen en Huub van Doorne stuurde auteur / uitgever Tij Kools een gratis exemplaar naar Harry Swinkels. In zijn bedankbrief van 18 februari 1986 aan Tij Kools schreef Harry onder andere:
- “U bent erin geslaagd aan de hand van het u ter beschikking staande materiaal een objectieve registratie te geven van wat er zich na de bevrijding in mijn geboortedorp heeft afgespeeld rond de uitgave van een nieuw, van alle smetten vrij, Deurnes weekblad. Ik moet u zeggen, dat, al lezend, bij mij weer de herinneringen boven kwamen aan een strijd, die, naar mijn mening, veel feller en heftiger was dan uit uw uitgave naar voren komen kon.”
Verder:
- “Herinneringen aan de lange nachtelijke vergaderingen op “De Wieger waar we rond de royale tabakspot van Hendrik Wiegersma de uitgave van de D.C. hebben voorbereid en daarna, toen plotseling “Het Licht” uit de lucht viel, onze houding en tactiek daartegenover moesten bepalen; herinneringen en de gemeentelijke en kerkelijke tegenwerking; aan de merkwaardige ommezwaai van Noud van den Eijnde van de D.C. naar “Het Licht”; aan de dreigende in beslagname van de oplage van de D.C. en de, als gevolg daarvan nachtelijke tochten langs sluiproutes van drukkerij Schriks in Asten naar het ouderlijk huis[4]aan de Liesselseweg; uiterst vervelende herinneringen ook aan zeer persoonlijke aanvallen vanaf de kansel en pogingen om je buiten het plaatselijke verenigingsleven te stoten. Wanneer ik aan dat alles en nog veel meer terugdenk, betrap ik me erop, hoe onbegrijpelijk voor u misschien ook, dat ik me nu nog kwaad maak op degenen, die destijds in Deurne “de macht” uitmaakten. Toch meen ik, dat één ding duidelijk moet worden gesteld; de uitgaven van de D.C. was in eerste aanleg niet bedoeld om het gevecht aan te gaan. Pas toen duidelijk was geworden hoezeer de “macht” in staat was alles naar zijn hand te zetten en hoezeer wij bedrogen waren in ons vertrouwen, dat er recht zou geschieden, is besloten tot de strijd en kon Coolen, zoals u in uw voorwoord constateert: “zijn kritiek kwijt in de Deurnese Courant”.
Weer verder:
- “De houding van de “macht” in Deurne tegenover de voortzetting van de uit de illegaliteit stammende “Vrij Pers” van Martin Hendriks dwong tot den strijd, waarvan wij hadden verwacht, dat die op een ander niveau gevoerd had kunnen worden.”
Archief[bewerken | brontekst bewerken]
Manuscripten van de teksten die Coolen tijdens de persstrijd voor de Deurnesche Courant heeft geschreven, vele edities van de Deurnesche Courant zelf en stukken die met de rechtszaak te maken hebben heeft Harry Swinkels niettemin altijd zorgvuldig bewaard, samen met exemplaren van “De Vrije Pers”, de illegale krant die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Deurne werd uitgegeven. [5]
Dagblad De Stem[bewerken | brontekst bewerken]
Begin 1946 trad hij als redacteur in dienst bij Dagblad De Stem en werkte hij korte tijd op het hoofdkantoor in Breda. [6]. In 1947 werd hij rayonredacteur op het bijkantoor in Waalwijk en verhuisde hij ook daarheen. Hier moest hij als journalist een uitgestrekt rayon bestrijken, met aanvankelijk een fiets als vervoermiddel, later een brommer en vanaf 1962 een auto. In de krant deed hij verslag van gemeenteraadszittingen, evenementen en gebeurtenissen in Waalwijk en omliggende gemeenten en ook de begeleidende foto’s maakte hij deels zelf. Het was een tijd waarin hij zijn berichten nog per telefoon dicteerde aan een typiste in Breda, of, als er iets minder haast bij was, meegaf aan een chauffeur van de bus naar Breda.
Door fusies in de krantenwereld besloot Dagblad De Stem in 1967 de nieuwsgaring in het rayon Waalwijk voortaan over te laten aan het Brabants Dagblad en het bijkantoor in Waalwijk per 1 januari 1968 te sluiten. Dit besluit en de weinig elegante wijze waarop het nieuws hem bereikte, raakten Harry Swinkels diep. Hij werd overgeplaatst naar de stadsredactie van Breda, maar bleef wonen in Waalwijk. Na een aantal jaren kreeg hij de mogelijkheid in Breda rechtbankverslaggever te worden, een functie die hij tot aan zijn VUT in 1984 met veel plezier is blijven vervullen. Ook de zegeningen van de digitale tekstverwerking heeft hij in Breda nog leren kennen. Alle stadia in zijn loopbaan passeren de revue in het krantje “Verbinding verbroken” (8-pagina’s), dat door zijn collega’s bij zijn afscheid is samengesteld.[7].
Los van zijn journalistieke werk schreef Harry Swinkels soms ook verhalen, waarvan er enkele in Dagblad De Stem zijn gepubliceerd, zoals ‘Het wonder van de kerstnacht’ en ‘De redding van Serge Petrowitsj’, beide kerstverhalen. Voor zijn, toen toekomstige, vrouw schreef hij ‘Het land van de scheve toren’.
Toneelspeler/regisseur[bewerken | brontekst bewerken]
Al op de lagere school in Deurne groeide bij Harry Swinkels de liefde voor het toneel. De drie hoogste klassen mochten naar uitvoeringen van de Sint-Willibrordspelers in het patronaatgebouw Rust Roest en samen met kinderen uit de buurt probeerde hij de stukken die ze daar zagen, na te spelen in zelfgebouwde decors. Op kostschool bij de paters Kapucijnen in Langeweg deed hij mee met het schooltoneel en heeft hij onder meer de hoofdrol gespeeld in een stuk over de heilige Franciscus. In zijn tijd als redacteur van de Deurnesche Courant heeft hij in Roermond een cursus gevolgd van de stichting Ons Leekenspel, die zich vanuit een katholiek vormingsideaal beijverde om het amateurtoneel op een artistiek hoger niveau te brengen.
In Waalwijk kon hij als rayonredacteur van Dagblad De Stem en ‘man van de krant’ aanschuiven bij een zondagse praat- en borreltafel in Café Passier. Daar werd hem gevraagd om de vacante functie van regisseur op zich te nemen bij D.V.S.V. (Door Vriendschap Saam Verbonden), een van de plaatselijke verenigingen voor amateurtoneel. Die taak heeft hij ruim 30 jaar lang vervuld. Naast de regie tekende hij daarbij ook voor het decorontwerp en speelde hij regelmatig zelf mee in hoofd- en bijrollen. Ook de keuze van het repertoire werd aan hem overgelaten en daarin toonde hij al snel veel ambitie en legde hij de lat voor zichzelf en de acteurs zo hoog mogelijk.
In 1957 debuteerde hij als regisseur met het stuk Kermisvolk op Kerstmis (Henri Gheon), twee jaar later won D.V.S.V. met Het witte schaap van de familie (L. du Garde Peach & I. Hay) de eerste prijs op het Brabants toneelconcours in Etten. Harry Swinkels kreeg bij dat concours bovendien de prijs voor de beste regie en beste mannelijke bijrol en Ons Leekenspel gaf de vereniging een aanmoedigingsprijs. In de jaren daarna volgden onder meer uitvoeringen van Tramlijn Begeerte van Tennessee Williams (1962), Van de brug af gezien van Arthur Miller (1965) en Een maan voor de misdeelden van Eugene O’Neill (1969). Met dit laatste stuk behaalde D.V.S.V. in 1969 de eerste prijs van het Brabants Centrum voor het Amateurtoneel.
Tot zijn verdriet en ongenoegen raakten in de jaren 1970 onderlinge competitie en prijsuitreikingen in het amateurtoneel uit de mode. Zelf bleef hij voortdurend nieuwe uitdagingen zoeken, bijvoorbeeld met Het verjaardagsfeest van Harold Pinter (1972) en Buiten voor de deur van Wolfgang Borchert (1976). Regelmatig zette hij nu stukken van Nederlandstalige auteurs op het repertoire, zoals Twee-licht (1980) van Eric Schneider, Groenten uit Balen (1983) van Walter van den Broeck en Een bruid in de morgen (1975), Thuis (1977) en Het haar van de hond (1985) van Hugo Claus. Met In wankel evenwicht van Edward Albee nam hij in 1987 afscheid als regisseur. Als acteur bleef hij daarna nog twee jaar bij de vereniging actief.
Amateurschilder[bewerken | brontekst bewerken]
Als autodidact met talent waagde Harry Swinkels zich in zijn vrije tijd ook aan de schilder- en beeldhouwkunst en al vroeg sierden enkele doeken de wanden van de in 1953 betrokken eengezinswoning in Waalwijk. Pas na zijn VUT nam hij schilderlessen en volgde hij de TV-cursussen van Bob Ross. Eénmaal ging hij ook op schildervakantie in de Franse Dordogne. Toen de kinderen het huis uit waren, richtte hij de zolder in als atelier.
Hij schilderde soms beroemde werken na, zoals De molen bij Wijk bij Duurstede (Ruisdael) en De aardappeleters (van Gogh), maar koos meestal eigen thema’s, bij voorkeur landschappen en stillevens. Van zijn vrouw en kleinkinderen maakte hij portretten. Thuis werkte hij graag in olieverf, tijdens vakanties in aquarel.
In 1983 was hij één van de tien Brabantse journalisten die werken exposeerden in de Orangerie in de tuin van Kasteel Maurick in Vught, een tentoonstelling georganiseerd door de Stichting Brabantse-kunstpromotie.
Harry Swinkels was consciëntieus in zijn werk, vaak stil en in zichzelf teruggetrokken, maar zijn leven lang gedreven door een drang tot artistieke expressie.
Externe link[bewerken | brontekst bewerken]
- De jaargangen 1944 tot en met 1997 van dagblad De Stem zijn digitaal in te zien via de website Krantenbank Zeeland.
- De volledige tekst van de bedankbrief van Harry Swinkels aan Tij Kools is te lezen op de website Tij Kools.
Bronnen, noten en/of referenties
|