Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Brand van 15 april 1834

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Versie door Pieter K (overleg | bijdragen) op 26 dec 2020 om 10:26
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Bij de brandde van 15 april 1834 brandde de herberg van Johan Schmitz aan de Lindenlaan 1 en 3 af.


Ter hoogte van Lindenlaan 1 en 3 stond vroeger een café dat werd uitgebaat door Johan Schmitz en dat op 15 april 1834 om half elf 's avonds door onbekende oorzaak in vlam raakte.

Zoals de meeste huizen had ook dit café een strooien dak, waardoor het gebouwtje in korte tijd tot de grond toe afbrandde. In die tijd was Nederland, na de Belgische Opstand van 1830, in staat van oorlog met onze zuiderburen en waren ook in Deurne vele honderden, Nederlandse soldaten van boven de grote rivieren ingekwartierd. Deze voornamelijk protestantse soldaten zullen ongetwijfeld de herberg van de eveneens protestantse Johan Schmitz ook van binnen goed gekend hebben.
Toen het brandalarm gegeven werd, spanden zij zich massaal, maar helaas tevergeefs, in om het gebouw of de inboedel te redden. Wel hielden ze onderling een geldinzamelingsactie voor de gedupeerde herbergier die maar liefst 331,61 gulden opbracht.

Het huis was eigendom van de winkelierster Francien Flerks, de weduwe van Gerrit van de Mortel. Ook een nabijgelegen schuur, eveneens haar eigendom, werd door de brand getroffen. Meteen nadat de alarmbel getrokken was, kwamen zowel ingezetenen als ingekwartierde soldaten van het 1ste bataillon der 18de afdeling infanterie massaal toestromen om de brand te blussen. De twee voorhanden zijnde brandspuiten werden aangevoerd maar alle bluspogingen waren tevergeefs. Men kon wel verhinderen dan ook de twee belendende percelen in de vlammen opgingen. Daarbij hadden de aanwezige soldaten zich bijzonder onderscheiden "zonder hetwelk de geheele kom der gemeente een prooi der vlammen konde zijn geworden en de schade onberekenbaar geweest zijn", zo schreef de burgemeester in zijn brandrapport.

De schade van deze brand werd voor Schmitz op ruim 800 gulden geschat; tevens bevond zich in het huis nog 538 gulden aan contante penningen. Voor de weduwe Van de Mortel was de schade 636 gulden. Er bevonden zich in het huis ook nog 25 mud rogge, 11 mud boekweit, 40 mud aardappelen, 3000 pond hooi, 2000 pond stro en een grote hoeveelheid turf en hout.