Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Basisonderwijs in Vlierden: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
|||
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 45: | Regel 45: | ||
In de periode van 1676 tot 1689 was de Deurnese schoolmeester [[Willem van Esch]] tevens koster van Vlierden, althans hij claimde deze nevenbetrekking. Hij werd daarvoor aanvankelijk echter niet betaald en dus diende Van Esch een bezwaarschrift in. Uiteindelijk stelde de Raad van State hem in het gelijk en moest de rentmeester van de Geestelijke Goederen hem in 1694 eenmalig tweehonderd gulden uitkeren als vergoeding voor de jarenlange Vlierdense werkzaamheden als koster. Willem van Esch had zich in 1676 vanuit Den Bosch als schoolmeester in Deurne gevestigd en was gehuwd met Maria Magdalena Sauvé. Zij kregen veel kinderen waaronder een zoon Daniel die later schoolmeester in Vlierden werd. | In de periode van 1676 tot 1689 was de Deurnese schoolmeester [[Willem van Esch]] tevens koster van Vlierden, althans hij claimde deze nevenbetrekking. Hij werd daarvoor aanvankelijk echter niet betaald en dus diende Van Esch een bezwaarschrift in. Uiteindelijk stelde de Raad van State hem in het gelijk en moest de rentmeester van de Geestelijke Goederen hem in 1694 eenmalig tweehonderd gulden uitkeren als vergoeding voor de jarenlange Vlierdense werkzaamheden als koster. Willem van Esch had zich in 1676 vanuit Den Bosch als schoolmeester in Deurne gevestigd en was gehuwd met Maria Magdalena Sauvé. Zij kregen veel kinderen waaronder een zoon Daniel die later schoolmeester in Vlierden werd. | ||
Over Willem van Esch schreef [[Hendrik Nicolaas Ouwerling (1861-1932)|Ouwerling]] in zijn ''[[Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden Deurne, Liessel en Vlierden]] over Van Esch senior onder meer ''Mr. Willem schijnt een beste man te zijn geweest, maar zijn wederhelft en sommige van zijn kinderen stonden er niet hoog op.'' Waarschijnlijk had Ouwerling op het moment dat hij dit schreef nog geen kennis genomen van de verklaringen die een negental Deurnese jongedames in 1698 aflegden over het onzedige gedrag van Willem van Esch. Zo verklaarde Françoise, de zeventienjarige dochter van drossaard [[Louis Caesteker]], dat ze vier of vijf jaar eerder herhaaldelijk voor de meester haar les moest opzeggen terwijl ze door diens hand werd ''aengeroert ende geraeckt op haer bloote lichaem, welcke hant hij door het sneijersgadt van haers rocken wist inne te steeken ende alsoo haer te voelen ende te hanttasten, telckens eenige tijt duerende''. En Anneke, de dochter van Dirk Hikspoors, verklaarde dat hij haar ''trock achter den mestersstoel, om dat niemant sien soude, ende ter wijle sij haere lesse op seijde stack sijn eene hant door het sneijersgadt van haeren rocken, daermede geduerende den tijt van het opseggen alsoettens tastende ende kletsende was op haer bloot lichaem ofte billen''. | Over Willem van Esch schreef [[Hendrik Nicolaas Ouwerling (1861-1932)|Ouwerling]] in zijn ''[[Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden Deurne, Liessel en Vlierden]]'' over Van Esch senior onder meer ''Mr. Willem schijnt een beste man te zijn geweest, maar zijn wederhelft en sommige van zijn kinderen stonden er niet hoog op.'' Waarschijnlijk had Ouwerling op het moment dat hij dit schreef nog geen kennis genomen van de verklaringen die een negental Deurnese jongedames in 1698 aflegden over het onzedige gedrag van Willem van Esch. Zo verklaarde Françoise, de zeventienjarige dochter van drossaard [[Louis Caesteker]], dat ze vier of vijf jaar eerder herhaaldelijk voor de meester haar les moest opzeggen terwijl ze door diens hand werd ''aengeroert ende geraeckt op haer bloote lichaem, welcke hant hij door het sneijersgadt van haers rocken wist inne te steeken ende alsoo haer te voelen ende te hanttasten, telckens eenige tijt duerende''. En Anneke, de dochter van Dirk Hikspoors, verklaarde dat hij haar ''trock achter den mestersstoel, om dat niemant sien soude, ende ter wijle sij haere lesse op seijde stack sijn eene hant door het sneijersgadt van haeren rocken, daermede geduerende den tijt van het opseggen alsoettens tastende ende kletsende was op haer bloot lichaem ofte billen''. | ||
De Vlierdense schoolkinderen konden rond 1691 in hun eigen dorp geen onderwijs volgen. Met het onderwijs door een katholieke schoolmeester was het in Vlierden definitief afgelopen. In een visitatieverslag van genoemd jaar werd gemeld dat ''de paepsche school gestoort'' was en dat er ''gehoopt'' werd, uiteraard vanuit protestants en Haags perspectief, op de komst van een gereformeerde schoolmeester in Vlierden.<ref>Nationaal Archief toegang 1.01.19 Archief van de Raad vab State inv.nr. 2154-B 17 juni 1691</ref> | |||
==Daniël van Esch== | ==Daniël van Esch== |
Huidige versie van 3 mrt 2024 om 19:32
Het basisonderwijs in Vlierden was tenminste vanaf de zestiende eeuw door het plaatselijk bestuur geregeld.
Al in de oudst bewaard gebleven borgemeestersrekening van 1595 is er sprake van onderwijs in Vlierden. De schoolmeester ontving toen zeven stuivers omdat hij administratieve werkzaamheden had verricht.
Onderstaand volgt een chronologisch overzicht van het Vlierdense basisonderwijs, vroeger de lagere school genoemd, waarbij de opeenvolgende leerkrachten of schoolmeesters met de voornaamste bijzonderheden rond het onderwijs worden genoemd. In Vlierden werd tot begin twintigste eeuw het onderwijs aan alle lagere schoolkinderen door slechts één onderwijzer of schoolmeester verzorgd. Daarbij waren tot de komst van het bijzonder katholiek onderwijs alle klassen gemengd, meisjes en jongens bij elkaar.
Coppen[bewerken | brontekst bewerken]
In de dorpsrekening van 1595 is sprake van ene meester Coppen die in 's-Hertogenbosch de impost pachtte, dat wil zeggen dat hij tegen een bepaalde vergoeding de inning en administratie van de belasting verzorgde. Waarschijnlijk was hij schoolmeester in Vlierden.
Wilberts[bewerken | brontekst bewerken]
Na de vrede van Munster van 1648 werd, zoals op veel andere plaatsen, ook in Vlierden de katholieke schoolmeester vervangen door een protestant. Van de schoolmeester die toen terzijde werd geschoven weten we niet veel meer dan dat hij Hendrik Wilberts heette en dat hij op 12 december 1657 overleed. Zij weduwe Lucia overleed op 27 december 1673.
Nijhof[bewerken | brontekst bewerken]
Barend Nijhof was na de vrede van Munster de eerste van een reeks Vlierdense schoolmeesters van de ware christelijke gereformeerde religie. Hij was afkomstig uit Waalwijk. Tijdens de grote kerkelijke vergadering in 's Hertogenbosch van 1648 werd over hem het volgende geschreven:
- Barent Nieff, van outs van de religie sijnde ende goede qualiteijten hebbende om het schoolampt te bedienen, heeft versocht voor gerecommendeert aengenomen te werden, 't welck hem is vergunt.
Erg druk had hij het in Vlierden niet met lesgeven aan de kinderen, want de pastoor had de ouders verboden om hun kinderen bij de gereformeerde schoolmeester naar school te sturen. In 1652 beklaagde Nijhof, samen met zijn Deurnese collega-schoolmeester Jan Stoffels, er zich over dat ze zo'n tegenwerking ondervonden van pastoor Jacobs. Deze liet de kinderen op de Grotenberg, net buiten het grondgebied van de Republiek op Venray's gebied, naar de school gaan. Vanuit Vlierden was de belangstelling voor dit alternatieve onderwijs, gezien de enorme afstand die moest worden overbrugd, waarschijnlijk niet al te groot.
In 1656 verzocht Bernard Nijhof, samen met een aantal collega-schoolmeesters uit omliggende dorpen, bij de Raad van State tot een verhoging van de vergoeding die de schoolmeesters, die tevens kosters waren, ontvingen voor verleende diensten ten behoeve van het dorp zoals het leren aan kinderen uit arme gezinnen, het begraven van de doden en het luiden en smeren van de klokken. Zij wilden voor genoemde werkzaamheden de vergoeding verhoogd zien tot 36 gulden per jaar. Het was hun ter ore gekomen dat dit bedrag ook werd betaald in dorpen als Riethoven, Oerle, Breugel en Zeelst. Uit de ondertekening van het verzoek blijkt dat Nijhof toen tevens gemeentesecretaris van Vlierden was.
De Raad van State antwoordde daarop dat het bevoegd gezag in hun eigen woonplaats van de betreffende schoolmeesters hun verzoek moest inwilligen. Had het plaatselijk bestuur gegronde redenen om de salarisverhoging te weigeren dan moest de Raad van State daarvan binnen tien dagen op de hoogte gesteld worden. Blijkbaar was het Vlierdense dorpsbestuur niet erg genegen om de salarisverhoging te geven want drie jaar later gaf Nijhof aan vorster Michiel Hendrik Heesmans opdracht om het voornoemde verzoek met het antwoord opnieuw onder de aandacht van de Vlierdense schepenen te brengen.
Vogels[bewerken | brontekst bewerken]
Rond 1662 werd Dielis Vogels schoolmeester in Vlierden. In deze periode werden ook de eerste aanzetten gegeven tot de latere afscheiding van de Vlierdense parochie van Deurne. De komst naar Vlierden van deze katholieke schoolmeester past in dit kader. Vogels was bevriend met de Deurnese ex-schout en Vlierdense gemeentesecretaris Otto de Visschere. Vogels overleed eind november 1667 in Gemert tijdens een bezoek aan De Visschere en werd op 2 december in Deurne begraven.
Verhagen[bewerken | brontekst bewerken]
Jan Verhagen senior wordt herhaaldelijk aangeduid als meester Jan Verhagen, het is dan ook meer dan waarschijnlijk dat hij les gegeven heeft aan de Vlierdense jeugd. Hij stierf in 1675 en werd opgevolgd door zijn zoon Jan Verhagen junior.
Meester Jan Verhagen, die geboren was in Deurne, leerde rond 1682 de Vlierdense kinderen lezen en schrijven. Op 15 november 1682 diende hij een verzoek in bij de vrouwe van Deurne om ook daar de schooljeugd te mogen onderrichten. Hij meldde trots dat in Vlierden, wesende een klein dorpken, de kinderen meest al geleert sijn, maar dat zijn verdiensten als schoolmeester zo laag waren dat hij nauwelijks de kost voor zichzelf kon verdienen, bovendien had hij nog de zorg over zijn oude moeder. Zijn verzoek werd afgewezen en het is niet onmogelijk dat desondanks een aantal Deurnese kinderen van het Vloeieind en het Heieind in Vlierden lessen kwam volgen bij meester Verhagen.
Willem van Esch[bewerken | brontekst bewerken]
In de periode van 1676 tot 1689 was de Deurnese schoolmeester Willem van Esch tevens koster van Vlierden, althans hij claimde deze nevenbetrekking. Hij werd daarvoor aanvankelijk echter niet betaald en dus diende Van Esch een bezwaarschrift in. Uiteindelijk stelde de Raad van State hem in het gelijk en moest de rentmeester van de Geestelijke Goederen hem in 1694 eenmalig tweehonderd gulden uitkeren als vergoeding voor de jarenlange Vlierdense werkzaamheden als koster. Willem van Esch had zich in 1676 vanuit Den Bosch als schoolmeester in Deurne gevestigd en was gehuwd met Maria Magdalena Sauvé. Zij kregen veel kinderen waaronder een zoon Daniel die later schoolmeester in Vlierden werd.
Over Willem van Esch schreef Ouwerling in zijn Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden Deurne, Liessel en Vlierden over Van Esch senior onder meer Mr. Willem schijnt een beste man te zijn geweest, maar zijn wederhelft en sommige van zijn kinderen stonden er niet hoog op. Waarschijnlijk had Ouwerling op het moment dat hij dit schreef nog geen kennis genomen van de verklaringen die een negental Deurnese jongedames in 1698 aflegden over het onzedige gedrag van Willem van Esch. Zo verklaarde Françoise, de zeventienjarige dochter van drossaard Louis Caesteker, dat ze vier of vijf jaar eerder herhaaldelijk voor de meester haar les moest opzeggen terwijl ze door diens hand werd aengeroert ende geraeckt op haer bloote lichaem, welcke hant hij door het sneijersgadt van haers rocken wist inne te steeken ende alsoo haer te voelen ende te hanttasten, telckens eenige tijt duerende. En Anneke, de dochter van Dirk Hikspoors, verklaarde dat hij haar trock achter den mestersstoel, om dat niemant sien soude, ende ter wijle sij haere lesse op seijde stack sijn eene hant door het sneijersgadt van haeren rocken, daermede geduerende den tijt van het opseggen alsoettens tastende ende kletsende was op haer bloot lichaem ofte billen.
De Vlierdense schoolkinderen konden rond 1691 in hun eigen dorp geen onderwijs volgen. Met het onderwijs door een katholieke schoolmeester was het in Vlierden definitief afgelopen. In een visitatieverslag van genoemd jaar werd gemeld dat de paepsche school gestoort was en dat er gehoopt werd, uiteraard vanuit protestants en Haags perspectief, op de komst van een gereformeerde schoolmeester in Vlierden.[1]
Daniël van Esch[bewerken | brontekst bewerken]
In 1697 was Daniël van Esch, de toen 25-jarige zoon van de Deurnese schoolmeester Willem van Esch, schoolmeester, koster en voorzanger van Vlierden. Daarnaast, en zeker niet in de laatste plaats, was hij ook caféhouder. En ook voor wittebrood, kandijsuiker en geneesmiddelen konden de Vlierdenaren bij meester Van Esch terecht. Hij moest zich wel met dergelijke bijbaantjes bezighouden want zijn verzoek om hetzelfde salaris als schoolmeester, koster en voorzanger te ontvangen als in de omliggende dorpen gebruikelijk was, namelijk tweehonderd gulden per jaar, werd afgewezen. In zijn herberg annex winkeltje serveerde hij zijn klanten jenever die hij zelf gestookt had. Op zich zou daar geen bezwaar tegen zijn, ware het niet dat hij deze hobby uitoefende in het klaslokaal, waarin hij eigenlijk les moest geven aan de kinderen. Hij had er twee brandewijnketels met de bijhorende kuipen en gereedschappen opgesteld die hij dagelijks in productie had, zelfs terwijl de kinderen gewoon op school waren. Daarnaast had Van Esch het schuurtje van het schoolhuis heringericht tot varkenshok en hij mestte er vier varkens. En dan te bedenken dat de meeste Vlierdense boeren in die tijd niet meer dan één varken hadden.
Men was niet ten onrechte bang dat door de rook en stank van de jeneverstokerij de gezondheid van de kinderen gevaar liep en dat door het gewroet van de varkens het schoolgebouw, dat het jaar ervoor nog voorzien was van nieuwe plavuizen, zou gaan verzakken. Bovendien zal door deze bezigheden van de schoolmeester ook de kwaliteit van het onderwijs te lijden gehad hebben, ofschoon de toenmalige Vlierdenaren dáárover geen klachten lieten horen. Het letterlijke relaas van de klachten van de Vlierdenaren, werd opgetekend door de Helmondse notaris Pieter de Cort en luidde als volgt.
- Compareerende voor mij Pieter de Cort, als openbaer notaris, bij den Ed.Mo. Raede van Brabant in 's-Gravenhage geadmitteert, binnen de stadt Helmont resideerende. ende inne de presentie van d'onderges. getuijgen Wilbert Hendricx, vorster van den dorpe ende Heerlijckheijt van Vlierden, out ontrent de 68 jaeren, ende Huijbert Huijberts, out-borgemeester en inwoonder van den dorpe en heerlijckheijt voors., out ontrent de 38 jaeren, dewelcke ter instantie en requisitie van schepenen en regeerders der voors. Heerlyckheijt van Vlierden hebben getuijght, verclaert en affirmeeren bij ende mits desen op manne waerheijt in plaetse van gedaenen eede, die sij deponenten des noodt ende versogt sijnde, belooven voor alle gerighten ende regteren te sullen affleggen waer ende waerachtigh te wesen dat de school deser voors. dorps ende heerlijckheijt, daer de jeught off kinderen in ter schoolen souden moeten gaen, alnogh is beset met twee slirie- off brandewijnkeetels met de kuijpen als andersints tot de stoockerij noodig ende dienstigh sijnde, ende dat den schoolmr., eenen Daniel van Esch, alnogh dagelijcx op voors. stoockerijketels slirie off gedisteleerde wateren is stoockende ende dat de selve slirij dagelijcx met de groote ende cleijne maete door hem ende sijne familien wert uijtvercoft. Verders verclaeren sij deponenten dat in het schuerke van den schoolmeester, aen de schoole onder een dack gemaeckt is een verckenskoeij, waerinne den gemelten schoolmr. van dit jaer vier verckens heeft ingehadt ende tegenwoordigh al nogh twee verckens daer inne is hebbende die niet dan vrutende ende gravende sijn, waerdoor 't gemelte schoolhuijs sal comen te vervallen, en dat oock door de dampen van de stoockerij de kleijne kinderen benouwt valt daer ende den roock in de schoole te sitten, allentwelcke soo vers. staet verclaeren sij deponenten alsoo waerachtigh te wesen ende als naeburen van den schoolmr. sijnde van allent geene voors. goede kennisse hebben.
Aldus gedaen en gepasseert binnen den voors. dorpe ende heerlijckheijt op heden desen sestienden dag november seventienhondert ende twee ter presentie van Marcelis Aert Slaets en Adriaen Hendrix, inwoonderen alhier, beijde als gelooffwaerdige getuijgen hier toe versoght.
Wilbort Hendricx, Huijbert Huijberts, Marcelis Aerdts Slaets, Adriaen Hendrickx. Ende ter presentie van mij als notaris P.De Cort nots.publ. 1702.
Pieter de Cort, die tot kort daarvoor als drossaard van Vlierden zelf in Vlierden woonde, was allesbehalve een vriend van Daniël van Esch, ofschoon deze twee heren de enige protestanten van Vlierden waren. De Cort liet geen gelegenheid onbenut om de schoolmeester erbij te lappen. Al in 1698 had hij een gerechtelijke procedure tegen meester Van Esch aangespannen die tot na de eeuwwisseling doorliep. Misschien kwam het incident rond de jeneverstokerij voor Pieter de Cort zeer gelegen om eens te meer aan te tonen dat Daniël van Esch niet deugde.
Mogelijk had de jarenlange procesgang de schoolmeester annex herbergier zoveel juridische ervaring opgeleverd dat hij het deurwaardersambt ging bekleden, een functie die hem meer inkomsten opleverde dan zijn vroegere betrekking als schoolmeester. Dat hij ook als deurwaarder niet bonafide was, bewees hij in 1711 toen hij beslag moest gaan leggen op de goederen van Jacob Bogaerts den Ouden. Hij tipte zijn slachtoffer vooraf zodat deze tijdig zijn vee en spulletjes in veiligheid kon brengen en de deurwaarder werd voor het doorgeven van zijn voorkennis beloond met twee hoenders.
Tijdens het schoolmeesterschap van Daniël van Esch werden er meermalen reparaties aan het schoolhuis uitgevoerd. In 1708 kreeg het schoolhuis vijfhonderd nieuwe plavuizen.
Lustingh - Sauvé[bewerken | brontekst bewerken]
Na het overlijden van Daniël van Esch werd op 19 februari 1715 Carel Lustingh door de Raad van State aangesteld als schoolmeester, koster, voorlezer en voorzanger. Hij woonde echter, voor zover kan worden nagegaan, nooit in Vlierden.
Zijn aanstelling door de Raad van State luidde als volgt:
De Raad van State der Vereenigde Nederlanden heeft op de goede getuijgenisse die gegeven werd van de bequaemheyt van den Persoon van Carel Lusting, denselven gestelt ende gecommitteert, stelt en committeert hem bij desen tot schoolmeester te Vlierden, Meijerije van 's Hertogenbosch, mitsgaders tot koster, voorleser ende voorsanger aldaar, in plaatse, en mits het overlijden van Daniel van Esch. Gevende denselven Carel Lusting last ende bevel deselve plaatsen wel neerstelijck ende getrouwelijck te bedienen ende waer te nemen, in 't geen tot elcks is behoorende, volgens d'Ordre en 't Reglement voor de Schoolmeesters gemaeckt op al sulcken Tractement als hem by andere Acte werdt toegeleijdt, op den Rentmeester aldaer en op de baten en profijten daer en boven daer toe noch staende soo als den voorgaenden heeft genooten; des wert den voorsz. Carel Lusting gehouden van hem in 't geene voorsz. is getrouwelijck ende neerstig te quijten, te doen den behoorlijcken Eedt in handen van de Raad van State voorgemelt; twelck gedaen zijnde, ordonneert de Raad allen ende een yegelijcken dien 't aengaen magh, den voornoemden Carel Lusting voor schoolmeester-koster, voorleser ende voorsanger als voorsz. is, te kennen ende te houden: Ende dit alles tot wederseggen, want Wy sulcks tot dienste vanden Lande bevonden hebben te behooren.
Gegeven in 's Graven Hage den negentienden Februarij seventien hondert en vijfftien. get. Willem van Sonsbeeck. Ter ordonnantie van den Raad van State get. S. van Slingelandt
Als waarnemer voor Lustingh werd Antonie Sauvé op 3 juli 1715 benoemd. Hij was een zoon van de beruchte Astense schoolmeester Isaak Sauvé. Antonie Sauvé was infanteriesoldaat geweest in het leger van de Verenigde Nederlanden. Veel bijzonderheden over zijn onderwijsactiviteiten in Vlierden zijn er niet te melden. Het geld dat hij kreeg voor het lesgeven aan arme kinderen was volgens de armenrekening bestemd voor Carel Lustingh. Blijkbaar kon men in de achttiende eeuw het lesgeven aan de kinderen overlaten aan een onbekwame vervanger terwijl men zelf een deel van de de daaraan verbonden inkomsten opstreek. Sauvé woonde van 1715 tot 1722 in Vlierden en vertrok toen naar Asten waar hij in grote armoede raakte. Hij moest zich op hoge leeftijd met bedelen in leven houden en had daarvoor toestemming gekregen van de Astense schepenen.
In de periode dat hij aan de Vlierdense school verbonden was, werden in 1715, 1717, 1718 en 1722 kleine reparaties aan het schoolhuis verricht, zoals dakreparaties, het metselen van een nieuwe oven, de levering van beddeplanken en een clockure voor tien stuivers.
Van Hogerlinden[bewerken | brontekst bewerken]
In 1722 werd Pieter van Hogerlinden schoolmeester in Vlierden. Vanaf 1717 was hij achtereenvolgens schoolmeester geweest in het Vlaamse Sint-Cruijs en in Oudenbosch. Hij had moeite om van zijn salaris rond te komen en in 1724 richtte hij daarom een verzoek aan de Raad van State om dezelfde beloning te krijgen als de schoolmeesters in andere dorpen van de Meierij. De Raad van State vond echter dat een beslissing daarover genomen moest worden door het plaatselijk bestuur in samenspraak met de rentmeester van de geestelijke goederen. Als bijbaan ging hij de functie van deurwaarder bekleden hetgeen ten koste van het lesgeven aan de kinderen ging. In 1729 was het onderwijs in Vlierden onder leiding van Van Hogerlinden zo bedroevend slecht dat daarover zelfs klachten bij de Raad van State binnenkwamen. Zijn gedrag als schoolmeester was ten uijtterste ergerlijk en schandaleus. Van Hogerlinden kreeg veertien dagen de gelegenheid om te kiezen of hij, met verbetering van zijn leven, schoolmeester wilde blijven, of zich uitsluitend met het deurwaardersambt wilde bezig houden. Hij koos voor het laatste en verhuisde in 1729 naar Helmond.
De naam Van Hogerlinden dook vele jaren later weer in Vlierden op toen in 1772 zijn zoon Hendrik Dirk van Hogerlinden een officiële aanstelling kreeg als postbode tussen Vlierden en Eindhoven.
Heijcoop[bewerken | brontekst bewerken]
In 1729 werd Antonie Heijcoop schoolmeester en koster in Vlierden. Mede dank zij zijn vele bijbaantjes verliep zijn carrière in Vlierden voorspoedig. Hij nam herhaaldelijk de administratie van de Vlierdense, Deurnese en Astense borgemeestersboeken op zich, was procureur namens het corpus van Asten en inde in omliggende dorpen de plaatselijke belastingen. In Asten besteedde hij de daadwerkelijke inning van de penningen uit aan vorster Gerrit van Riet. Ook was hij substituut-secretaris van Vlierden. Men mag zich afvragen of al deze nevenactiviteiten niet ten koste gingen van de kwaliteit van het onderwijs aan de Vlierdense jeugd.
Zij zoon Martinus was weliswaar door zijn vader opgeleid tot schoolmeester maar stond zelf weinig of niet voor de klas. Hij volgde hem wel op als substituut-secretaris en president-schepen. In 1761 werd hij tevens procureur te Helmond. Hij speelde een hoofdrol in een fraudezaak in 1771 waardoor hij zijn banen kwijtraakte en uit Vlierden vertrok.
Het schoolgebouw was bij de komst van Antonie Heijcoop zo bouwvallig geworden dat meester-timmerman Peter Willem Verhees in de zomer van 1734 in opdracht van de gemeente een grondige renovatie moest uitvoeren. Het was in die tijd gebruikelijk, ja zelfs verplicht, dat zo'n klus bij publieke aanbesteding aan de laagstbiedende werd gegund. Zo niet in Vlierden waar het werk onderhands aan dorpsgenoten meester-timmerman Peter Verhees en metselaar Huijbert Meussen werd uitbesteed. Op 14 augustus werd begonnen met de werkzaamheden en eind september waren het schoolgebouw en de bijhorende keuken klaar, compleet met Deurnese plavuizen belegd. Toen in 1739 ook nog nieuwe schoolbanken werden geleverd en alles in de verf was gezet kon meester Heijcoop trots zijn op zijn werkplek en zich 's avonds tevreden neervlijen in zijn op kosten van de gemeente getimmerde nieuwe bedstede. In 1742 bouwde meester-timmerman Joost Guy, deze keer als laagste inschrijver bij een publieke aanbesteding, voor 120 gulden een nieuw lokaal aan de school, een bewijs dat het aantal leerlingen groeiende was.
In de periode 1747-1750 werd Heijcoop bij zijn onderwijs aan de Vlierdense jeugd regelmatig bijgestaan door Gerrit Hampen, een eveneens in Den Haag geboren en ongehuwd gebleven protestantse schoolmeester. Hampen gaf ook les in Deurne, waar hij later tevens gezworen klerk en zelfs enige tijd president-schepen was. Hij woonde in Deurne, samen met zijn zuster Maria, in bij zijn oom, drossaard Antonie la Forme. Rond 1780 maakten de Vlierdenaren opnieuw kennis met Gerrit Hampen toen deze er enkele jaren op rij de belastinggelden ophaalde.
Ramaer[bewerken | brontekst bewerken]
Schoolmeester Antonie Ramaer had grote betekenis voor de Vlierdense gemeenschap, niet alleen vanwege zijn onderwijskundige kwaliteiten maar zeker ook omdat hij een bekwaam bestuurder was. Hij was een echte duizendpoot die deskundig was op vele terreinen. Daarbij was er een goede verstandhouding tussen de protestantse schoolmeester en de katholieke Vlierdenaren, zelfs de pastoor stond eens borg voor Ramaer toen deze de wildbaan pachtte.
- De Raad van State der Ver. Ned. heeft op de goede getuigenisse, die gegeven word van de bekwaamheid van den perzoon van Anthonij Ramaer denzelven gestelt en gecommiteert, stelt en commiteert bij desen tot schoolmeester te Vlierden, quartier van Peelland, Meyerye van 's Bosch, mitsgaders van koster, voorleeser en voorzanger aldaar, in plaats en mids het overlijden van A. Heijkoop.
Onder Ramaer hadden onder meer de volgende reparaties en aanpassingen van het schoolgebouw plaats.
- 1769 Reparaties en vernieuwingen.
- 1770 Metselwerk aan onder anderen een nieuwe oven en de dorpel.
- 1771 Nieuwe schoolbanken, schouw en kachel, een nieuwe vloer in een kamertje, reparatie aan de gootsteen.
- 1772 Een nieuwe put, reparaties aan dekelder en de zolder van het opkamertje, een nieuwe witstok.
- 1773 Nieuw staketsel, vernieuwing dakbedekking, reparaties aan ramen en affichebord.
- 1774 Een nieuwe bedstede, schoolbanken, bepleistering van de schoorsteen, een nieuwe vloer.
- 1775 Onder regie van schoolmeester Ramaer zelf werd het druk bezochte schoolhuis grondig opgeknapt en verrijkt met een halfsteense brandschop en een schuur waarin turf werd opgeslagen.
- 1776 Er werd een nieuw bolraampje gemaakt, een muur gemetseld, hang- en sluitwerk werd vernieuwd, reparaties aan de kachel, de schoorsteen, de ramen en vensters.
- 1777 De school was te klein geworden voor de grote toeloop van leerlingen. Besloten werd om het schoollokaal te vergroten. Aannemer Willem van der Zanden brak daartoe aan de straatkant een oude muur uit en dus kwam de school enkele meters dichter bij de straat te staan. De school stond ongeveer in het midden en aan de oostzijde van de huidige Kapelweg.
- 1779 Het schoolhuis werd afgerasterd, er kwam een nieuw slaapkamertje met bedstede in de schoolmeesterswoning en de lessenaar en schoolbanken werden gerepareerd.
- 1780 Een aantal glasramen werd vernieuwd, de kachel werdt vervangen, er kwam een nieuwe kruiwagen, en de schoolbanken en schrijftafel werden gerepareerd.
- 1781 Er kwam een nieuwe muur onder het afdak, een nieuwe trap naar de vijver, reparaties aan de schoolbanken, de ramen, de deur en het affichebord.
- 1783 Nieuwe schoolbanken, reparatie aan de schrijftafel, een nieuw raam en dakvenster met kapje, er werden beuken geplant aan de hofheg, metselwerk en dakbedekking.
- 1784 De kelder werd vergroot en er kwam nieuw hekwerk rond de school.
- 1785 Er vonden reparaties plaats aan de putkist, de putstijger en de ramen.
- 1787 Er kwamen vier nieuwe vensters, een dorpel, reparatie aan het affichebord, de schoolbanken en de dakbedekking.
- 1788 Reparatie aan de schoolbanken, de ramen en het hekwerk.
- 1789 Een nieuwe bedstede, reparaties aan sloten, schopdeur, dakbedekking en vensters.
- 1790 Een nieuwe putmik, reparaties aan steiger bij de vijver, gedeelte van nieuwe zolder, nieuwe putemmer, schilderwerk.
- 1791 Er kwam een nieuwe zolder in de kamer, reparaties aan ramen en vensters, hang- en sluitwerk.
- 1793 Een nieuw raam, er werd glas en verf geleverd en klein onderhoud gepleegd.
- 1795 Reparatie aan het affichebord
Van Schaijk[bewerken | brontekst bewerken]
Antonie Ramaer werd na zijn vertrek in 1797 naar Helmond in Vlierden als schoolmeester opgevolgd door zijn zwager Gerard van Schaijk die ook vorster van Vlierden was. Vele jaren lang ontving hij geen vergoeding voor zijn werkzaamheden ten dienste van de gemeente, de zogenaamde corporele diensten. Pas in 1804 kreeg hij een afrekening over de periode vanaf 1796, waarschijnlijk omdat hij een aantal taken, zoals het opdraaien en stellen van het uurwerk aan de gemeentetoren, overliet aan derden maar wel zelf de daaraan verbonden vergoeding wilde opstrijken. De zorg voor het torenuurwerk was vanaf 1804 geen klus meer voor de schoolmeester maar werd door de gemeente publiek uitbesteed. Jan van de Moosdijk zorgde voor zeven en een halve gulden per jaar ervoor dat de Vlierdenaren steeds konden zien hoe laat het was.
In 1806 kreeg Gerard van Schaijk door bemiddeling van zijn zwager Antonie Ramaer in Helmond een bijbaan als belastinggaarder; blijkbaar kon hij een en ander combineren met het lesgeven.
In de periode 1797 tot 1808 vonden enkele kleine reparaties plaats aan het dak, de ramen en vensters van het schoolhuis en het hekwerk. In 1805 kwamen er 25 nieuwe plavuizen.
Roeffs[bewerken | brontekst bewerken]
Op 8 januari 1811 werd de heer Roeffs door het Vlierdense gemeentebestuurder benoemd tot tijdelijk schoolhoofd. Omdat verdere gegevens over hem ontbreken en de Vlierdense schoolmeester weer voor het eerst ter sprake kwam in 1821 na het overlijden van Gerard van Schaijk was de bijdrage van Roeffs aan de opvoeding van de Vlierdense jeugd waarschijnlijk van weinig betekenis.
Waijers[bewerken | brontekst bewerken]
Van 1822 tot 1834 gaf Godefridus Waijers les aan de Vlierdense jeugd.
Cras[bewerken | brontekst bewerken]
Over het onderwijskundige niveau van meester Martien Cras, de opvolger van Waijers, is weinig positiefs te melden. In de verslagen over het Vlierdense onderwijs werd jaar na jaar geklaagd over de kwaliteit van het door hem gegeven onderwijs. In 1854 werd gemeld: Over het geheel verwaarloosd den onderwijzer zijn beroep, zoodat den achteruitgang van het onderwijs in die school zigtbaar toeneemt en het getal der schoolgaande kinderen na evenredigheid der bevolking bijna niet noemenswaardig is. Er gingen in dat jaar 's winters 36 kinderen naar school en in de zomermaanden zakte het aantal naar 21, de ouders van de meeste kinderen vonden het maar beter dat ze thuis wat meehielpen met oogsten. Het verslag van 1858 was al niet beter dan dat van 1854, het onderwijs liet veel te wensen over. De kinderen werden uitsluitend beziggehouden met lezen, schrijven en rekenen. Vakken als aardrijkskunde, geschiedenis, kennis der natuur en zingen werden door hem als doelloos beschouwd en dus niet gegeven.
Een aanzienlijk deel van de schoolgaande Vlierdense jeugd kwam uit Brouwhuis, de kinderen moesten een uur lopen om van huis naar school te komen. Geen wonder dat vanuit Brouwhuis de roep steeds luider werd om een eigen schooltje te mogen oprichten. Bij een inventarisatie in 1841 bleken er liefst 52 potentiële leerlingen tussen vijf en vijftien jaar te zijn voor een Brouwhuise lagere school. De vage plannen verdwenen uiteindelijk in de onderste bureaula.
Wel was inmiddels duidelijk dat de oude Vlierdense school aan de Kapelweg, samen met de onderwijzerswoning, hard aan een grondige opknapbeurt toe was. Onder leiding van architect A. van Gaal uit Geldrop werd deze in 1844 voor 1.277 gulden opgeknapt en vertimmerd. Het oude schoolhuis moest daarbij grotendeels gesloopt worden. Helaas was de kwaliteit van het onderwijs dat meester Cras gaf niet evenredig toegenomen met die van het gebouw. Tot 1857 moesten de ouders voor hun schoolkinderen een substantiële bijdragen betalen. Bij de invoering van de Schoolwet in 1857 werd besloten dat voor de Vlierdense kinderen het lager onderwijs voortaan gratis was. Daarmee probeerde men meer ouders, er gingen in deze periode maar dertig kinderen naar school, ertoe te bewegen hun kinderen onderwijs te laten volgen. Het was midden negentiende eeuw droevig gesteld met het lager onderwijs in Vlierden.
Martinus Cras verdiende als hoofdonderwijzer 254 gulden per jaar. Het was geen vetpot, maar zijn didactische gaven en/of de ijver waarmee hij les gaf stond in goede verhouding tot zijn schamele salaris. Er waren zelfs Vlierdense ouders die hun kinderen elders naar de school stuurden, zo weinig vertrouwen hadden ze in de kwaliteiten van meester Cras.
In de verordening, die in 1860 op het Vlierdense openbare onderwijs van kracht werd, was onder meer het volgende bepaald:
- Kinderen vanaf 5 jaar worden tot de school toegelaten.
- Er wordt elke werkdag les gegeven behalve op zaterdagmiddag.
- De eerste helft van augustus was de zomervakantie.
- Kinderen die niet gevaccineerd waren tegen de pokken, eorden niet toegelaten, evenmin als kinderen met huid- of andere ziekten.
- Kinderen die zich schuldig maakten aan luiheid of wangedrag of niet op tijd op school waren, werden door gepaste middelen tot hunne plicht gebracht. Indien alle pogingen tot deze vruchteloos blijven worden zij van school weggejagen.
Voor wat gepaste middelen waren golden destijds andere opvoedkundige opvattingen dan tegenwoordig, ofschoon een van de bepalingen in het reglement wel was:
- Lichamelijke kastijding is ten strengste verboden.
Later werd de bepaling toegevoegd dat jaarlijks prijzen of getuigschriften moesten worden uitgereikt aan leerlingen die zich hadden onderscheiden in kennis, vlijt en goed gedrag.
In een briefje meldde burgemeester Frencken het overlijden van onderwijzer Cras op 3 juni 1864 als volgt: Uwen collega Cras is het geven van onderwijs hier moede, althans hij is na de andere wereld afgereisd, ik behoef U niet te zeggen dat geheel Vlierden in den rouw is.
Beijers[bewerken | brontekst bewerken]
Na het overlijden van Cras in 1864 werd hulponderwijzer Piet Beijers aangesteld als tijdelijk waarnemend hoofd. Beijers had, zoals de meeste nog levende leden van familie Beijers, nog Vlierdens bloed in de aderen. Hij was een achterkleinzoon van Peter Gerrit Beijers alias van Niftrick, die in 1725 in Vlierden geboren werd.
De familieoverlevering vertelt dat Peter Beijers als aankomend student niet gevrijwaard werd van het werk dat op de ouderlijke boerderij moest gebeuren en dat hij van de nood een deugd maakte door, zittend op de hoogkar, met zijn krijtje op de binnenkant van het bret zijn rekensommen maakte. Peter Beijers kwam na zijn studie als waarnemend onderwijzer naar Vlierden, deze overbruggingsperiode zou uiteindelijk ruim vier jaar duren en wel om twee redenen. Allereerst bleken de pedagogische kwaliteiten van Beijers stukken beter dan die van zijn voorganger, de Vlierdenaren stuurden hun kinderen weer graag naar school waardoor al snel het oude schoolgebouw aan de Kapelweg te klein werd. Het aantal schoolgaande kinderen in Vlierden, dat vele jaren zelfs in de wintermaanden onder de veertig was gebleven, steeg met de komst van Beijers in één jaar naar 77 in de winter en 27 in de zomer. Er waren bovendien voor de Vlierdense bestuurders weinig redenen, en zekere geen financiële, om naar een definitieve opvolger van meester Cras uit te zien. Beijers was als tijdelijk waarnemend hoofd in een lagere salarisschaal ingedeeld met een jaarwedde van vierhonderd gulden. Piet Beijers stond, nadat hij Vlierden verlaten had, eerst enige tijd in Mierlo en Strijp als hulponderwijzer voor de klas en werd toen schoolhoofd in Lierop. Hij kon Vlierden maar moeilijk vergeten en keerde na zijn pensionering op 73-jarige leeftijd! uiteindelijk terug naar Vlierden waar hij tot aan zijn dood in het inmiddels gestichte liefdehuis door de zusters werd verzorgd.
Gijsberts[bewerken | brontekst bewerken]
Hulponderwijzer Beijers, en na zijn vertrek in 1867 naar Mierlo ook zijn opvolger de hulponderwijzer Johannes Gijsberts, die vanuit Schaijk naar Vlierden kwam, kreeg een aanzienlijk lager salaris dan de nieuw te benoemen hoofdonderwijzer. Gijsberts zag dat er in Vlierden geen toekomstmogelijkheden voor hem waren en solliciteerde, met de aanbevelingsbrief van de Vlierdense burgemeester dat hij daar tot aller genoegen had gewerkt, zowel in Heeswijk als in Engelen. In laatstgenoemde plaats werd hij aangenomen. Later werd hij hoofd van de lagere school in Leende-Strijp. Toch waren de perspectieven voor Gijsberts bij zijn indiensttreding in 1867 niet slecht want nauwelijks een maand na zijn start kocht de gemeente van de kinderen van Jan Mikkers voor 328 gulden een stuk grond aan de Schutsboom, de plek waar tegenwoordig de kiosk staat, voor de bouw van zowel een nieuwe school als een onderwijzerswoning. Uiteindelijk beleefde Gijsberts er weinig plezier van want, ofschoon tot ieders tevredenheid werkend, werd hij toch te licht bevonden om als hoofdonderwijzer in Vlierden te functioneren.
Van de Berg[bewerken | brontekst bewerken]
Op aandrang van de inspecteur van het onderwijs en op voorstel van de burgemeester werd uiteindelijk besloten om het jaarsalaris van het hoofd te bepalen op vijfhonderd gulden en vrije woning. De raadsleden zagen weliswaar de noodzaak van deze salarisverhoging niet in maar gingen er toch mee akkoord. Dat de hoogte van het salaris niet overdreven was bleek uit het feit dat zich slechts twee sollicitanten voor de vacature aanmeldden, en wel de Liesselse hoofdonderwijzer Jan van Nunen en Jan Martin van de Berg, die hulponderwijzer was in Stevensweert. Zij moesten in het bijzijn van de voltallige Vlierdense gemeenteraad een vergelijkend examen afleggen waar Van de Berg als beste uitkwam. Met ingang van 1 januari 1869 kreeg hij als hoofdonderwijzer de zorg over de Vlierdense schooljeugd.
Door de zware aanslag die het onderwijs deed op de Vlierdense gemeentekas, met name door de nieuw te bouwen school, werd in 1867 weer schoolgeldheffing in Vlierden ingevoerd. Per kind moest maandelijks twintig cent schoolgeld betaald worden. Voor gezinnen met veel kinderen en een smalle beurs was dit aanleiding om (een deel van) hun kinderen van school te halen. Anderzijds werd met de invoering van het schoolgeld wel bereikt dat het schoolbezoek van de jeugd, er bestond nog geen leerplicht, veel regelmatiger werd. Bovendien was door de heffing van schoolgeld bereikt dat ook de gezinnen van het Bakelse gedeelte van Brouwhuis en van het Deurnese Vloeieind, waarvan de kinderen in Vlierden naar de school gingen, hun steentje bijdroegen. In 1900 werd de bijdrage verhoogd tot dertig cent per maand. Ging het kind het hele jaar naar school dan was de twaalfde maand gratis. Verreweg het grootste deel van de Vlierdense jeugd ging in de tweede helft van de negentiende eeuw naar school.
Het leerplan van meester Van de Berg behelsde in 1881 het volgende:
- De schooltijden zijn van maandag t/m vrijdag van kwart over acht tot elf uur en van kwart over een tot half vier, in de winter is de school om drie uur uit. Op zaterdag wordt les gegeven van negen tot elf en van twee tot vier uur.
- Op maandag- en vrijdagochtend wordt van 11 tot 12 uur godsdienstonderwijs gegeven.
- Op zaterdag wordt les gegeven in vrouwelijke handwerken.
- De maand augustus is de vakantiemaand, daarbij wordt wel rekening gehouden met de graanoogst en na overleg met B en W kan de vakantie verschoven worden.
- De vakken die gegeven worden zijn lezen, schrijven, rekenen en taal.
- In elke schooltijd wordt een kwartier ingeruimd voor zang of spel.
Het schooltje dat eeuwenlang aan de huidige Kapelweg had gestaan werd te klein en Johannes van Neerven uit Bakel ontwierp in 1869 een bouwplan voor een nieuwe school aan de Schutsboom op het Schooteind. In 1886 ontwierp architect Jan Willem van der Putten uit Helmond de nieuwe onderwijzerswoning die door de Vlierdense aannemer Peter van de Kemenade werd gebouwd voor 4.745 gulden. De oude school aan de Kapelweg, die onder één dak was met de onderwijzerswoning, werd toen voor 465 gulden gekocht door de Vlierdense landbouwer en oud-zoeaaf Jan Smits.
Ingevolge de nieuwe wet op het lager onderwijs van 1881 moest op de openbare lagere scholen ook les worden gegeven in vrouwelijke handwerken, naaien, breien, borduren, stoppen enzovoorts. Er was nog geen schoolplicht en in de praktijk zullen uitsluitend de meisje dit onderwijs op zaterdag gevolgd hebben. Voor dit vak hoefde wettelijk geen gediplomeerde leerkracht te worden aangesteld. Met de introductie van dit leervak deed ook de eerste vrouwelijke, weliswaar niet gediplomeerde, leerkracht in Vlierden haar opwachting. Het was Anna Maria van Hout-Nooijen, de vrouw van Gerrit van Hout die veel ervaring had met naaien en werd aangesteld tot onderwijzeres in de vrouwelijke handwerken.
Linssen[bewerken | brontekst bewerken]
Jan Martin van de Berg verhuisde op 1 juli 1890 met zijn vrouw naar Mill en in september 1890 werd hij in Vlierden opgevolgd door meester Linssen met een jaarsalaris van zevenhonderd gulden, dat in 1892 werd verhoogd naar achthonderd gulden. In mei 1895 verlaagde de gemeente Vlierden het salaris echter weer met honderd gulden, en wel om de bizarre reden dat de gemeente krap bij kas was. Mogelijk was dat voor Linssen de reden om in Meijel te gaan solliciteren. Per 1 september 1895 werd hij aangesteld als hoofdonderwijzer aan de lagere school in Meijel.
Piet van Driel[bewerken | brontekst bewerken]
In Vlierden werd Linssen opgevolgd door meester Piet van Driel die daarvoor ruim twaalf jaar les had gegeven aan de lagere school van Asten. Na het overlijden van zijn eerste vrouw werd Anna Maria Beijers, een dochter van meester Beijers, door haar vader naar Vlierden gestuurd om het huishouden van meester Van Driel te beredderen. Meester van Driel raakte verliefd op zijn zeventien jaar jongere dienstmeid en op 27 januari 1900 trad hij met haar in het huwelijk.
De door B en W en de opziener van het schooldistrict Eindhoven goedgekeurde lijst van boeken die meester Van Driel in 1897 gebruikte bij het onderwijs aan de Vlierdense schooljeugd zag er als volgt uit:
Lezen
- Joh. van Wulfen - Sprekende Letterbeelden, 18 platen
- idem - Letterverbinding 1-9
- idem - Handleiding bij id.
- E.C. Noijens - Leesboekje voor het eerste leesonderwijs 1-5
- J.M.H. Bosman - Rood, wit en blauw 1-4
- idem - De brieflezer
- J. Wijma - De jonge leezer 1-8
- J.A. Vermeulen - Een bloemruiker gedichten
- idem - Onder ons bereik 1-2
- A.A. ter Haar - Genaturaliseerde vreemdelingen (vreemde woorden en uitdrukkingen)
- J. Wijma en F. Bezemer - Voor het leven
- J. Wijma - Onze spreekwoorden
- Nederlandsch leesboek 1-3
- W.J. Wendel - Kindervreugd
- H. Baarschers - Kinderbrieven
Rekenen
- J. Versluys - Rekenboek 1-7
- idem - Hoofdrekenen
- E. van Everdingen - Gewone tiendeelige breuken 1-4
- L. van Ankum - Het laatste rekenboek
- A.L. Boeser - Rekenboekje 1-3
- P. Best - Beknopte Ned. Spraakkunst
- Den Hertog en Lohr - Onze taal 1-4
- J. Ykema - Stijloefeningen 1-2
- J.A. Vermeulen - Zaak en woord 1-2
Aardrijkskunde
- van der Leij - Nederland en zijn bezittingen
- P.R. Bos - Eerste atlas voor de volksschool
- H.N. Ouwerling - Schetsen uit Noord-Brabant
- J.J.A. Goeverneur - Overal heen 1-2
- J.A.C. Kruyder - Blinde kaart van Nederland
- H.F. Puls - Kaart van Nederland
Kennis der natuur
- Huizinga-Salverda - Uitstapjes in het rijk der natuur
Vaderlandse geschiedenis
- P.M.H. Welker - De draad der vaderlandsche geschiedenis
- W.F. Oostveen - Van vroeger en later
Tekenen
- A.G.J. Tempelmans - Plat klassikale teekenmethode
tijd | jaar | maandag | jaar | dinsdag | jaar | woensdag | jaar | donderdag | jaar | vrijdag |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
9:00 | 5/6 | lezen | 1 | lezen | 1 | lezen | 5/6 | lezen | 1 | lezen |
9:20 | 4 | lezen | 2 | lezen | 2 | lezen | 4 | lezen | 2 | lezen |
9:40 | 1/2 | rekenen | 3 | lezen | 3 | ned. taal | 1/2 | rekenen | 3 | lezen |
10:00 | vrije - en orde-oefeningen der gymnastiek | |||||||||
10:20 | 3 | rekenen | 4 | ned. taal | 4 | aardr.k. | 3 | rekenen | 4 | ned.taal |
10:40 | 4 | rekenen | 5 | ned.taal | 5 | aardr.k. | 4 | rekenen | 5 | ned.taal |
11:00 | 5/6 | rekenen | 6 | ned.taal | 6 | aardr.k. | 5/6 | rekenen | 6 | ned.taal |
11:20 | schriftelijk werk nazien | |||||||||
1:30 | 1/2 | lezen | 1/6 | schrijven | 1/6 | schrijven | 1/2 | lezen | 1/6 | schrijven |
2:00 | 3 | lezen | 3 | ned. taal | 5/6 | aardr.k. | 3 | lezen | 4 | lezen |
2:20 | 3/4 | rekenen | 4 | lezen | 3 | lezen | 3/4 | rekenen | 5/6 | lezen |
2:40 | 5/6 | rekenen | 5/6 | ned.taal | 4 | lezen | 5/6 | kennis der natuur | 1/6 | tekenen |
3:00 | schriftelijk werk nazien | |||||||||
3:10 | 4/6 | zingen | 4/6 | vad.ges. | 4/6 | zingen | 1/3 | vertellen | 1/3 | zingen |
Burgemeester Frencken hield ervan om samen met zijn twee wethouders, als er geen andere onderwerpen op de college-vergaderingen waren, en dat kwam tamelijk vaak voor, een bezoek te brengen aan de school. Bij zulke bezoeken werd niet alleen de kwaliteit van het onderwijs getoetst maar kwamen ook eventuele te verrichten reparaties aan te orde.
In de zomer van 1895 moesten de blootgespoelde fundamenten van het schoolgebouw worden aangehoogd met puin dat in ruime mate voorradig was bij de oude kapel. En in de notulen van de vergadering van B en W van juli 1905 werd gemeld: De voorzitter zegt dat de muren der school, die nogal vuil zijn, in de vacantie goed zullen worden afgewaschen en ook in haar geheel moet gereinigd worden.
Tijdens het lange schoolmeesterschap van Piet van Driel kwam er in Vlierden een eind aan de periode dat er slechts één schoolmeester was. Eerst werd Van Driel geassisteerd door juffrouw M.C. Biemans, maar zij werd in februari 1904 op haar eigen verzoek door de gemeente ontslagen. Tijdelijk nam meester Van Driel haar taak waar en gaf, zoals in vroeger jaren gebruikelijk was, les aan alle klassen. Deze situatie hoefde niet lang te duren want de Helmondse onderwijzeres Johanna Josephina Jansen, die een heel positieve referentie had van de schoolopziener, werd al in april 1904 benoemd met een salaris van 550 gulden per jaar. Zij was een dochter van de Boekelse hoofdonderwijzer en was opgeleid bij de zusters in Oirschot, Tot februari 1906 stond ze in Vlierden voor de klas. Zij was eerst in de kost bij meester Van Driel en later bij winkelier Jan Verstappen.
In juni 1906 werd Theo van Kerkoerle benoemd tot onderwijzer in Vlierden. Het kostte nogal wat moeite om een tweede schoolmeester in Vlierden aan te trekken. Op een drie keer geplaatste advertentie werd door niemand gereageerd. Daarom werd besloten een poging te wagen om een onderwijzeres aan te trekken en toen dit ook geen succes had werd een salaris in het vooruitzicht gesteld dat vijftig gulden boven het toegestane wettelijke minimum lag. Per 1 november 1909 vertrok hij naar Tilburg om er les te gaan geven aan een van de fraterscholen.
Zijn opvolgsters waren juffrouw Van der Weerden die op 1 mei 1917 naar Someren vertrok en juffrouw C.A. de Vent die in januari 1921 haar ontslag nam.
Per 1 februari 1921 werd meester Van der Meijden uit Best benoemd.
De oude school aan de Schutsboom werd veel te klein. De inspectie drong al vanaf 1900 aan op uitbreiding of nieuwbouw. Uiteindelijk moest meester Van Driel zich tevreden stellen met wat nieuwe plavuizen, een partij nieuwe schoolbanken en een lik verf op de schoolmuren. Een verzoek om een tweede kachel te mogen aanschaffen om 's winters in beide schoollokalen te kunnen stoken werd in het najaar van 1901 van de hand gewezen omdat er al te veel onkosten gemaakt waren voor de aanschaf van de nieuwe schoolmeubelen. Blijkbaar was er in de koude wintermaanden slechts één lokaal verwarmd.
Meester Van Driel klaagde zijn nood bij de districtsschoolopziener die aanvankelijk niet veel meer kon doen dan aandringen bij het gemeentebestuur tot het nemen van maatregelen maar die in 1906 zijn kans schoon zag. De gemeenteraad van Vlierden had namelijk in dat jaar plannen aangenomen voor de bouw van een bewaarschool als onderdeel van het liefdesgesticht en daarvoor een subsidie toegekend van vijfduizend gulden. Gedeputeerde Staten moest daarvoor echter eerst toestemming geven en zond de stukken voor advies door naar de schoolinspectie. De inspecteur merkte in zijn antwoord op dat het hier wellicht om een ongeoorloofde subsidie ging omdat de kleuterschool onder het bijzonder onderwijs viel en herinnerde, nu er blijkbaar in Vlierden wel financiële middelen beschikbaar waren, aan de vele tevergeefse pogingen die hij in het verleden had ondernomen om verbeteringen aan de lagere school aan te brengen. De Vlierdense bestuurders kregen uiteindelijk toestemming om de kleuterschool met het te bouwen gasthuis met vijfduizend gulden te subsidiëren op voorwaarde dat ze de nodige verbeteringen aan de lagere school spoedig zouden laten uitvoeren. Zo waren uiteindelijk zowel de pastoor als de schoolmeester tevreden gesteld. Architect Jacques Gielissen uit Asten zetten de plannen voor de door de Vlierdense aannemer Willem Verhoeven uit te voeren verbeteringen op papier.
Door de sterkte bevolkingsgroei en de gezinnen met veel kinderen werd de bouw van een nieuwe school onontkoombaar.
Er werd in 1921 een stuk grond aangekocht van Tinus Fransen en aannemer Jacques Coopmans uit Deurne bouwde er de nieuwe school.
Per 1 januari 1924 werd op verzoek van het kerkbestuur de openbare lagere school omgezet in een bijzondere rooms-katholieke school, die de naam Sint-Henricus ging dragen. Met het katholieke onderwijs kwam er ook een aparte katholieke meisjesschool. Door de omzetting naar bijzonder onderwijs raakte meester Van der Meijden zijn baan in Vlierden per 1 januari 1924 in Vlierden kwijt en vond enkele maanden later in nieuwe betrekking aan de openbare lagere school van Mierlo.
Per 15 februari 1924 werd Piet Jacobs benoemd als nieuwe onderwijzer aan deze school. Tot dan stond hij in Horst-America voor de klas. In zijn brief van 12 december 1923 schreef de Vlierden pastoor Gijzels hem het volgende: Ik mag U wel gelukwenschen met deze benoeming. U komt staan in eene mooie, frische, nieuwe en gezellige school onder een excellent hoofd, dat morgen zijn aanstelling zal krijgen. En als mogelijk na eenige jaren het hoofd verder carrière zou willen maken dan zoudt u natuurlijk een van de meest ernstige kandidaten zijn.
Kustermans[bewerken | brontekst bewerken]
Het nieuwe schoolhoofd was Josephus Kustermans uit Zundert die per 15 maart 1924 het stokje van Piet van Driel overnamen. Slechts korte tijd was meester Kustermans in Vlierden actief. Reeds op 1 september 1926 vertrok hij vanuit Vlierden naar Den Dungen. Hij werd echter niet opgevolgd door Piet Jacobs maar door Norbert van Driel. Jacobs slaagde pas op 20 augustus 1931 voor de hoofdakte, die vereist was om als schoolhoofd te functioneren. Jacobs werd later wel hoofd van de katholieke meisjesschool.
Norbert van Driel[bewerken | brontekst bewerken]
Norbert van Driel, de oudste zoon uit het tweede huwelijk van Piet van Driel, trad in de voetsporen van zijn vader als onderwijzer en later als schoolhoofd in Vlierden. Hij voltooide in april 1919, dus amper achttien jaar oud, zijn onderwijzersopleiding aan de bisschoppelijke kweekschool in Den Bosch. Hij gaf, nadat hij in 1926 in Wageningen geslaagd was voor de landbouwakte, middels cursussen de Vlierdense jeugd en jonge boerenstand uitvoerig en vakkundig scholing in de land- en tuinbouw, de bijenteelt en de pluimveehouderij. De eerste Vlierdense landbouwcursus onder zijn leiding werd door niemand minder geopend dan door het Tweede Kamerlid dr. Deckers. Ook in omliggende dorpen als Asten, Lierop en Liessel gaf hij landbouwonderwijs.
Van Weegen[bewerken | brontekst bewerken]
Juffrouw Van Weegen uit Vierlingsbeek werd per 1 januari 1924 als opvolgster van juffrouw Maria Linders het nieuwe hoofd van de katholieke meisjesschool. Vanwege haar gezondheid moest ze in 1960 haar werkzaamheden staken. Piet Jacobs, die vanaf 1 januari 1960 aan de Vlierdense meisjesschool was verbonden, volgde haar per 9 juni 1960 op.
Jacobs[bewerken | brontekst bewerken]
Piet Jacobs werkte al meer dan 36 jaar als onderwijzer in Vlierden toen hij hoofd van de meisjesschool werd. Bij zijn aanstelling als hoofd liet hij een speciale overeenkomst opstellen waarin bepaald was dat de meisjesschool niet voor 1 januari 1966, de datum waarop hij met pensioen ging, mocht worden opgeheven. Bij zijn pensionering kreeg hij van burgemeester Hoebens de erepenning in zilver van de gemeente Deurne.
- ↑ Nationaal Archief toegang 1.01.19 Archief van de Raad vab State inv.nr. 2154-B 17 juni 1691