Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
De Zwarte Plak
De Zwarte Plak is een gehucht aan de Zwarte Plakweg in de Limburgse plaats America, waar tijdens de Tweede Wereldoorlog de uitvalsbasis voor de RVV-Verzetsgroep Deurne was.
Algemeen[bewerken | brontekst bewerken]
De straat loopt van de spoorwegovergang net buiten het dorp tot in de Peel. Aan deze straat stonden tijdens de Tweede Wereldoorlog de boerderijen van de families: Poels (Antoniushoeve), Smedts, (langgevelboerderij uit 1914, zonder naam) en Geurts (boerderij uit 1934, zonder naam).
Tweede Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]
De Zwarte Plak ontwikkelde zich in 1942 en 1943 tot een opvangcentrum voor geallieerde vliegeniers en onderduikers. In augustus 1943 kwam een gesprek op gang met pilotenhelpers uit Deurne om tot samenwerking te komen. Door de hulp aan piloten raakten de bewoners van De Zwarte Plak gedurende de winter 1943-1944 steeds nauwer betrokken bij de activiteiten van de RVV-Verzetsgroep Deurne. Regelmatig streken een of meer Deurnese RVV'ers op de Antoniushoeve neer.
De RVV-groep Deurne, later Knokploeg Bakel en per september 1944 deel uitmakend van de Binnenlandse Strijdkrachten, had op De Zwarte Plak een eigen schuilplaats, een bergplaats voor pistolen en een schuilkelder onder de paardenstal bij de familie Smedts die onder andere gebruikt werd om gevangenen tijdelijk onder te brengen.
Bij Tinus Geurts waren reeds vier mannen van de verzetsgroep, met Cor Noordermeer als commandant, aanwezig toen daar later, op voorspraak van Bert Poels, Nico van Oosterhout en Johan Vosmeer bij kwamen. Zij werden op de boerderij bij Thei Geurts ondergebracht. Deze groep was eerder ondergedoken in Bakel, ze werden allemaal gezocht door de bezetter. In Bakel werd het te gevaarlijk ze waren bang voor verraad. Hun connectie met De Zwarte Plak was Bert Poels en dat had te maken met het verbergen en transporteren van geallieerde piloten.
De verzetsgroep bouwde een eigen schuilkelder. Die kelder was uitgegraven in een heiheuvel tegen een slootkant aan. Deze sloot was 2,5 meter diep, maar vanwege het toch al hoge terrein altijd droog. De kelder was vier bij zes meter groot, met een planken vloer en wanden en een plafond van golfplaten. De ingang was nagenoeg onzichtbaar en bereikbaar via een laag gedeelte in de sloot, twintig meter verderop, door de sloot in te lopen naar een luik van de schuilkelder die rechtsaf gelijkvloers bereikbaar was. Bij het weggaan werd er zand op het luik geschept. In de schuilkelder stonden drie of vier ijzeren stapelbedden van het vooroorlogse Nederlandse leger.
In het heideveld achter de boerderij van Thei Geurts was een melkbus ingegraven. Zo’n beetje halfweg naar de schuilkelder van de knokploeg. Het was een bergplaats voor pistolen en munitie. De melkbus zat zo diep, dat nadat het deksel erop geplaatst was er een passende dikke heide plag bovenop gelegd kon worden. Op die manier was de verstopplaats onzichtbaar. Als de plag uitdroogde, werd ergens verderop een nieuwe gestoken. Deze melkbus was na de oorlog nog in het heideveld ingegraven gebleven en werd rond 1950 teruggevonden bij de ontginning van het heideveld, dat toen een meter diep werd omgezet.
Er was een wapeninstructeur die een van de langere ondergrondse schuilkelders (ongeveer 20 meter lang) voor schietoefeningen geschikt had gemaakt. Deze schuilkelder was afgedekt met aarde die zorgde voor geluiddemping. De achterzijde was vrij van betimmering en diende als kogelvanger.
Vlakbij de boerderij van Thei Geurts was een fosfor-bergplaats. Achter de moeshof was een gat gegraven waarin fosfor werd bewaard. De fosfor ging het gat in en werd met aarde afgedekt. Deze fosfor was afkomstig van geallieerde bommenwerpers. Deze vliegtuigen waren op hun weg naar het Ruhrgebied boven de Peel door Duits luchtafweer naar beneden geschoten. Voordat ze neerstortten lieten ze eerst hun fosforbommen vallen. De bommen vielen diep in het veen en werden door het verzet opgegraven. De fosfor werd in flesjes gedaan en in de nacht tegen Duitse goederentreinen gegooid. Ook werd in het duister fosfor uitgestrooid over grote bulten stro bij de spoorwegstations. Als het dan licht werd vloog het stro in brand.
Na Dolle Dinsdag (5 september 1944) kwamen er steeds meer tekenen dat de omstandigheden snel zouden veranderden. Tekenen dat ook De Zwarte Plak in de frontlijn zou komen te liggen. Daardoor moesten alle bewoners op 30 september vertrekken. De nog resterende KP'ers uit Deurne vertrokken weer richting Deurne. Op 13 oktober was alleen de familie Thei Geurts en enige familieleden terug op hun boerderij. De rest van het hele gebied ten zuiden van de spoorlijn was leeg. Drie à vier weken later werd de familie Thei Geurts alsnog door de Duitsers naar Sevenum gebracht.
Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]
- Antoon Coolen, direct na de oorlog verwikkeld in een Persstrijd in Deurne, bracht de geschiedenis van 'De Zwarter Plak' in 1947 in de publiciteit met zijn boek “De ontmoeting “, een novelle over “Don Jos”, daarbij doelend op “José Peerbooms alias “Don Jozé” uit Deurne.
- Toon Kortooms spitte verder en onder de titel “De Zwarte Plak” schreef hij voor het dagblad 'Oost Brabant' een feuilleton dat later gebundeld werd en in 1975 in boekvorm werd uitgegeven.
- Bert Poels, verzetsstrijder op De Zwarte Plak en oud-leerling van de Lagere Landbouwschool in Deurne, vond de Limburgse journalist Jan Derix bereid zijn manuscript te bewerken. Hij deed vier jaar onderzoek om de feiten te controleren en meer zekerheden in te bouwen waarna in 1977 het boek „Vriend en Vijand" verscheen.
- Mathieu Smedts, vroegere buurjongen van Bert Poels en oud-hoofdredacteur van Vrij Nederland, kwam in 1978 met een scherpe reactie op het boek „Vriend en Vijand" in de vorm van zijn boek “Waarheid en leugen in het verzet".
Voordrachten[bewerken | brontekst bewerken]
Daarnaast hield Bert Poels, regelmatig en voor volle zalen, voordrachten met “lichtbeelden” over het verzet op De Zwarte Plak. Zo ook in Bio Vink. Op dinsdagavond 11 december 1945 vertelde hij daar onder andere over de gevallen verzetsstrijders, waarvan de ouders in de zaal aanwezig waren, over hun illegaal werk en hun noodlottig einde en vroeg voor die verzetsstrijders een moment van stilte. De lichtbeelden van tientallen vliegeniers, die voor kortere of langere tijd op De Zwarte Plak ondergedoken hadden gezeten en hoe ze per “politie-auto" naar de Belgische grens en uiteindelijk naar hun eigen land teruggingen werden met grote interesse bekeken en het commentaar beluisterd.
Monument[bewerken | brontekst bewerken]
De overgebleven verzetsstrijders hebben langs de spoorbaan en op de plek waar Martien van den Eijnden en Frits de Bruijn gevallen zijn het "verzetsmonument De Zwarte Plak" gebouwd.
Hun gevallen collega’s en de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in het algemeen worden hier jaarlijks op 4 mei bij de herdenkingsmuur geëerd en herdacht. Op de muur is een tweetal plaquettes aangebracht met daarop de namen van de verzetsstrijders die tijdens de oorlog op De Zwarte Plak en de Brabantse Peel het leven lieten.
Toneel[bewerken | brontekst bewerken]
In 1989 speelde de toneelgroep De Vrije Spelers uit America in een tot boerderij omgebouwde loods de productie 'De Zwarte Plak'.
Bronnen, noten en/of referenties
|