Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis
Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand.

Café Koppens

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Een interieurfoto van het café van Bertje Koppens.
Foto: Categorie: Collectie Sjef en Miet van de Mortel.
Koppens 4.jpg
Koppens 7.jpg

Café Koppens in de Zeilberg werd op 1 mei 1923 gestart door Lambertus (Bertje) Koppens, zelf zoon van een kastelein.[1]

Moeke Koppens[bewerken | brontekst bewerken]

Nel Koppens-Huijs was vele jaren gezichtsbepalend voor café Koppens
Enkele kinderen Koppens helpen mee in het café.
Vlnr.: Cor Huub, Jan en Zus.
Foto: collectie Zus Jacobs-Koppens..
Damesbiljart de Gemda's.
Foto: collectie Jan van de Mortel - Hagelkruisweg.

Het café lag in de Zeilberg aan wat toen in de volksmond de Kattenstraat heette, later Kerkstraat Z.300 en nu het adres Blasiusstraat 9. Na zijn overlijden werd het café voortgezet door zijn weduwe, Maria Petronella (Nel) Huijs, die in de Zeilberg beter bekend stond als "moeke Koppens". Later namen hun enige dochter Zus en schoonzoon Piet Jacobs de zaak over.

Bertje Koppens was behalve kastelein ook nog timmerman, zijn vrouw Nel runde voornamelijk het café. In de loop van de tijd werd mevr. Koppens, die in 1957 weduwe werd, in de Zeilberg alom bekend als “moeke Koppens”. Moeke was geboortig van Horst, dochter van de tuinder Petrus Huijs en Huberdina Smits, en in haar Horster dialect kon men ook een enigszins Zeilbergse tongval bespeuren. Hoe de familie Koppens-Huijs in het cafébedrijf terechtgekomen is, is niet met zekerheid bekend. Dorus Koppens, de vader van Bertje Koppens had ook een café in de Zeilbergsestraat (tegenover de huidige C-1000 supermarkt, achter de Rabo-bank richting Deurne). Nel Huijs hielp al vóór haar trouwen dikwijls mee in het gezin van een caféhouder en was zodoende al in aanraking gekomem met het cafébedrijf. Aan de kant van de familie Koppens waren nog meer kasteleins, ook oom Hannes Koppens had een café.

O.N.A. en Gemda's[bewerken | brontekst bewerken]

In café Koppens was onder anderen gehuisvest de in 1946 opgerichte biljartvereniging O.N.A. Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van deze vereniging is een jubileumboekje samengesteld. Ook bij het 40-jarig bestaan is een jubileumboekje samengesteld. De biljartclub kende zelfs een damesafdeling, genaamd de “Gemda’s”, de “geëmancipeerde dames. De biljartclub kende véél succes in haar historie. Als er wedstrijden waren in café Koppens dan was de meest zenuwachtige ongetwijfeld ... moeke Koppens zelf, die heel erg meeleefde met de resultaten van haar zoons. Door een raampje kon ze, als ze op haar tenen ging staan, vanuit een privé-vertrek de verrichtingen in het wedstrijdlocaal volgen. Deze spannende biljartwedstrijden trokken dikwijls een volle zaal publiek. Vóór de oprichting van de biljartclub en de komst van het biljart in café Koppens had men daar een zogenaamde jensbaan of beugelbiljart. Het beugelen was vooral een spel waarbij het bespreken van hoe de bal gespeeld moest worden een belangrijke rol speelde. De boeren, met de pet op het hoofd, ook binnen hield men de pet op, raakten dikwijls in heftige discussie met elkaar over het spel. Men kon dan kreten horen als: “Ge moet ‘m kammeren (= hinderen)”.

In het café werd ook wel gebiljart met een dobbelsteen op de rode bal. Als de carambole (via wit op rood) werd gemaakt dan werd het gemaakte punt vermeerderd met het aantal ogen dat viel. Dit gaf ook enige kans op een prijsje voor de wat minder goede biljarters.

Zondagochtend[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Hoogmis kwamen de mannen massaal naar het café. Vanuit het café werd zorgvuldig in de gaten gehouden wanneer de eerste kerkgangers uit de kerk kwamen, dat was het teken dat men kon beginnen met het ingieten van de borrels met de diverse dranken, zodat de gasten snel aan hun glaasje konden nippen. Er werd op zondagochtend na de hoogmis ook aan diverse tafels kaart gespeeld; toepen, hoogjassen, kruisjassen, rikken. Na verloop van tijd verlieten de eerste gasten het café zodat men aan sommige tafels “de hand niet meer had”. De zonen Koppens moesten dan her en der invallen om het kwartet weer compleet te maken, en moesten dus goed op de hoogte zijn van de verschillende spellen en spelregels. Als ’s middags de meeste gasten weer weg waren dan ging de beugel van de jensbaan af en konden de zonen Koppens met hun vrienden gaan biljarten.

Verbouwing[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de verbouwing van het café Koppens in 1954 werd het café dubbel zo groot. Veel van de verbouwingswerkzaamheden werden verricht door vader Koppens, samen met zijn zoons, waarvan er enkelen ook in het bouwvakkersvak zaten. Toen bij de verbouwing bleek dat de stalen balk, die als belangrijkste stutbalk geplaatst moest worden, 70 centimeter langer was dan volgens het bestek bestemd was, had Nel Koppens de pragmatische oplossing om dan het nieuwe café maar 70 cm. dieper te maken, maar haar man Bertje had het allemaal precies uitgerekend, ook wat betreft het beschikbare budget, en de 70 cm. moesten van de balk af. Later heeft men dikwijls verzucht dan die extra 70 cm. eigenlijk toch wel node gemist werden.

Namen[bewerken | brontekst bewerken]

Het café heette officieel café Koppens, maar het heeft vroeger ook een hele tijd de naam café De Sport gedragen. Toen het café overgenomen werd door de enigste dochter Zus, gehuwd met Piet Jacobs, ging het café Jacobs-Koppens heten. Nog later ging het café over naar Van Dinther en toen werd als geschikte naam gevonden café ’t Oude Koppenshuis, waarbij natuurlijk ook een eerbewijs werd geleverd aan mevr. Koppens-Huijs die vele jaren lang achter de tap had gestaan.

Later is het geheel door Pieter Martens (van de The Black Boys) opgekocht en grotendeels afgebroken en herbouwd tot het jongeren-uitgaanscentrum Apollo. Toen later Apollo nog verder wilde uitbreiden en ook de hoogte in wilde bouwen stuitte Martens op weerstand van buurman Manders die duivenmelker was en meende dat zijn duiven te weinig ochtendzon zouden krijgen na de opbouw. Uiteindelijk kocht Martens zijn buurman uit.

Biermerken[bewerken | brontekst bewerken]

In het café werd aanvankelijk Wertha-bier geschonken, afkomstig van een brouwerij uit Weert. Dit bier kon men onder anderen ook drinken in café Harmsen aan de Langstraat, het café Willem van de Mortel in de Zeilberg, café Van Calis aan de Vlierdenseweg en café Van de Wildenberg in Vlierden. Later ging men over op de Drie Hoefijzers, dat via het internationale biermerk Skoll uiteindelijk opging in Oranjeboom. Willy Geerts was vertegenwoordiger van Wertha.

Verenigingen[bewerken | brontekst bewerken]

Een groep leerlingen van Dansschool Hellendoorn in 1964.
Foto: collectie Jan van de Mortel - Hagelkruisweg

Het café was de thuishaven van verschillende Zeilbergse verenigingen, onder anderen de vogelvereniging en de bejaardenbond, opgericht begin jaren ‘50. Wat betreft de bejaardenbond had moeke Koppens het grote probleem hoeveel te rekenen voor de consumpties. Ze vond het niet ethisch om die arme bejaarden dezelfde consumptieprijs in rekening te brengen als de gewone cafégangers, zodat ze uiteindelijk een gereduceerde prijs hoefden betalen. Er werden danslessen gegeven door Dansschool Hellendoorn in onder meer 1964.

Honkbalvereniging Black Wings was ook altijd hartelijk welkom bij Piet en Zus om de vele successen te vieren.

Vergunning[bewerken | brontekst bewerken]

Vroeger werd door de gemeente een beperkt aantal vergunningen uitgereikt die persoonsgebonden worden en konden worden verhuurd. Zo was de “volledige vergunning” van café Fransen in de Neerkant afkomstig van café Kerstens op de hoek Kulertseweg-Zeilbergseweg.

Later waren de vergunningen gebonden aan het pand, waarbij tevens strengere eisen gesteld werden aan de ruimte, waarbij vooral gelet werd op voldoende licht, lucht en hygiëne. Dit zorgde ervoor dat veel brouwerijen de panden opkochten en zodoende verzekerd waren van hun afzet. Zij bepaalden niet allen de (hoge) huurprijzen maar schreven ook voor wat er wel en niet getapt en verkocht mocht worden. In de loop van de tijd gingen die brouwerijen zich wel wat soepeler opstellen.

Op 29 maart 1943 kreeg café Koppens een volledige vergunning en mocht ook sterke drank worden gesleten. Deze vergunning was afkomstig van café Keunen, tevens bakkerij en kruidenierszaak, aan de Blasiusstraat, later eigendom van schoonzoon Grard Munsters.

Gezang[bewerken | brontekst bewerken]

Over enkele bekende cafégangers zijn door Martien Koppens fraaie verhalen opgetekend, ondermeer over de kroegenzanger die prachtig kon zingen. Hij moest soms wel worden aangespoord door de andere cafégangers, maar onder de belofte van een aantal borrels wilde hij wel op een kratje gaan staan en met een prachtige stem zijn verhalende liederen laten klinken. Er werden in de cafés ook wel zangconcoursen gehouden en onze zanger had daarbij dikwijls een eerste prijs gewonnen. Zo’n prijs was dan meestal een krentenmik van 24 ons of een kanjer van een peperkoek. Toen deze zanger vijftig jaar getrouwd was gingen de zoons Koppens hem feliciteren met een enorme krentenbrood en peperkoek met daarop geprikt het bordje van een gewonnen (fictieve) eerste prijs bij een zangwedstrijd. Het cadeau viel bij het paar en de gasten zeer in de smaak.

Vechten[bewerken | brontekst bewerken]

Er werd in de cafés ook wel gevochten; de mannetjesputters wilden toch wel uitgemaakt hebben wie nou eigenlijk de sterkste was. De ‘sportieve’ vechtersbazen daagden elkaar uit om naar buiten te komen voor de vechtpartij maar ook binnen werd gevochten. Zo was er tijdens Vlierden-kermis vrijwel jaarlijks een krachtmeting tussen de Brouwhuise en Vlierdense jongelui. Een dergelijke rivaliteit bestond tussen veel dorpen onderling. Zo gebeurde het eens dat de Zeilbergse kermisdagen verstreken zonder dat er eigenlijk aanleiding was tot een knokpartij en één van de Zeilbergers in het café zijn mes met een flinke haal in de tafel stak onder de luide kreet: “de Zeilberg boven” en de eerste de beste die het waagde dat mes aan te raken kon erop rekenen dat er “geborsteld” werd.

Juke-box[bewerken | brontekst bewerken]

Al vroeg was er in café Koppens een electrische draaitafel, geleverd door Harm Tabor (1916-1996) aan de Molenstraat, waarop 78-toerenplaten konden worden gedraaid. Later werd deze vervangen door de juke-box waar men voor een dubbeltje zijn favoriete muziekje kon uitkiezen. Ook kwam er een zogenaamde dubbeltjes(gok)kast in het café. Vader Bert Koppens heeft eens een bakkersknecht de deur moeten wijzen omdat hij dubbeltje na dubbeltje, afkomstig uit de geldbeurs van de bakker, en dus niet zijn rechtmatig eigendom, stond te vergokken.

Kop Manders[bewerken | brontekst bewerken]

Een andere bekende gast, die twee of drie keer in de week het café bezocht, was “kop Manders”, een bijnaam die hij te danken had aan de grote afmetingen van zijn hoofd. Over hem gaat de volgende anecdote. Hij kwam eens in het café en bestelde een borreltje, dat kostte in die tijd 35 cent. Toen hij die leeg had zei hij “doe er nog maar ene vôr ‘t zelfde geld”. Toen hij die ook op had legde hij 35 cent op tafel en wilde weer vertrekken. “Hó, hó”, zei Bertje Koppens, “ge hebt er twee gehad, da’s 70 cent”, waarop Manders antwoordde: “Jaha, vôr ’t zelfde geld”.

Raden[bewerken | brontekst bewerken]

Populair waren vroeger bij de toepconcoursen naast het toepen ook het barakspelen (soort primitieve roulette) en het raden. Er werd een grote glazen pot met erwten, knopen, spijkers e.d. neergezet en tegen betaling mocht men raden wat erin zat. Zo stond er ook eens bij een concours in café Beijers een pot met duizenden spijkers van allerlei afmetingen waarvan men het aantal mocht raden en waarbij de hoofdprijs een levend veulen was. Uiteraard trok dit veel belangstelling en werd er veel geraden. Ook bij degenen die de loterij organiseerden was tevoren niet bekend hoeveel spijkers de pot bevatte. De dag was aangebroken dat de loterij sloot en onder grote publieke belangstelling werden de spijkers geteld. Na de telling werd het getelde aantal spijkers bekendgemaakt, maar één van de aanwezige toeschouwers maakte de opmerking: “Er is een uitdrukking ‘het gaat niet om een paard’ (om aan te duiden dat iets niet zo van belang is) maar hier gaat wel wél om een paard en ik wil dat er nog eens geteld wordt om de kijken of de telling klopt”. Had de jury nu maar voet bij stuk gehouden en de eerste telling als rechtmatig aangemerkt dan was er niets aan de hand geweest, maar men ging hertellen en kwam inderdaad om een afwijkend aantal uit. Dus moest er een derde keer geteld worden en ook dat leverde, net als de vierde telling, steeds andere getallen op.

Spijkers[bewerken | brontekst bewerken]

Een andere fraaie ‘spijker-anecdote’ is de volgende. Bertje Koppens had besloten om in zijn café een prachtige houten lambrisering aan te brengen. Deze moest vernageld worden met roestvrijstalen nagels van een bepaalde afmeting. Hij stuurde een van zijn zoons met een voorbeeld-spijker naar Peer van Griensven in de Stationsstraat. Na enig zoekwerk vond Peer de juiste spijker en vroeg hij aan zoon Koppens hoeveel hij er van nodig had. Toen deze het aantal noemde was het historische antwoord van Peer: “Verrek, dan heb ik ‘r zèèlef gin mir”.

Eigen kop en schotel[bewerken | brontekst bewerken]

In café Koppens waren zowel de Boerinnenbond als de Katholieke Arbeiders Vrouwenorganisatie (KAV) thuis. In de jaren van schaarste moest men bij vergaderingen zélf kop en schotel meebrengen. Dat werd ook vermeld op de uitnodiging voor de vergadering. Als de bejaarden van de bejaardenbond in café Koppens kwamen kaarten werd door moeke Koppens de koffie voor het speciale tarief van tien cent geschonken, waarbij dan nog gratis een eenvoudig Marie-koekje werd geserveerd. Een tweetal bejaarde dames gaf er de voorkeur aan om in Deurne bij de bejaardenbond te gaan “want daar waren de koekjes lekkerder”.

Chronologisch overzicht[2][bewerken | brontekst bewerken]

  • Per 1 mei 1923 gestart door Lambertus (Bertje) Koppens, handelsnaam: L. Koppens
  • 20 december 1957: na het overlijden van Bertje op 7 oktober 1957 werd de zaak voortgezet door de weduwe, Maria Petronella Huijs onder de naam: 'wed. L. Koppens'
  • 2 mei 1967: de onderneming werd m.i.v. 28 april 1967 voortgezet door Hubertina Petronella Maria (Zus) Koppens, echtgenote van Piet Jacobs onder de naam: “café Koppens”
  • 4 mei 1977: aan bedrijfsomschrijving werd toegevoegd: slijtersbedrijf
  • 1 juli 1979: de onderneming werd voortgezet door Johannes Josephus van Dinter onder de naam: “'t Oude Koppenshuis”
  • Opgeheven per 17 mei 1981
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Veel gegevens zijn ontleend aan een interview dat door Pieter Koolen en Theo Meulendijks op 19 augustus 2003 werd gehouden met de toen 75-jarige Cor Koppens en later aangevuld door Zus en Martien Koppens.
  2. Kamer van Koophandel RANB 1192 inv.nr. 193 dossier 193-5130