Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Borgemeestersrekening 1733
Dorpsrekeningen uit vervlogen tijden vormen een bron bij uitstek om verschillende facetten van het gebeuren in een plaats nauwkeurig op de voet te volgen. Voor de gemeente Deurne zijn zo vanaf het einde der l6e eeuw tot op heden deze rekeningen met bijbehorende bijlagen bewaard gebleven. Om U een indruk te geven volgt van een dergelijke rekening van 250 jaar geleden een summiere opsomming en wel voornamelijk van de uitgaafposten, omdat die het meest aanspreken:
Als borgemeesters, dat wil zeggen tijdelijke gemeentedienaren belast met het innen en uitgeven van de gemeenschapsgelden van Deurne, traden toen op Hendrik Verhoeven en Claas Gerrit Claus. Hun ambtsjaar liep van 17 maart 1733 tot 17 maart 1734. De gehele uitgave van dat jaar beliep de somma van 4874 gulden en 15 stuivers, de inkomsten 4712 gulden, 7 stuivers en 8,5 penningen. Restte dus een batig saldo van 162 gulden, 7 stuivers en 7,5 penning (één stuiver bezat de waarde van 16 penningen).
Aan inkomstenzijde is vermeldenswaard:
- ontvangen van Johan Antoni Martinet, predikant te Deurne, 60 gulden voor een jaar huur van z’n woning aan de Markt 12.
- De overige inkomsten zijn voornamelijk weergegeven in totaalbedragen en afkomstig van renten, periodieke omslagen en andere belastingen.
Aan de uitgavenzijde wordt het interessanter:
Zo zien we in het zogenaamde vijfde "capittel van reparatiën van toorn, gemeentens huijsinge" posten als:
- 4 gulden, 10 stuivers voor het onderhoud aan het "leijdack" van de torenspits;
- een jaarhuur van 40 gulden voor de "schepenkamer" aan Balthazar Coijmans, heer van Deurne;
- aan Engelbert Goij 9 gulden voor een jaarlang "gangbaar" houden van de uurwerken (d'orologiën) van Deurne en Liessel;
- aan Adolff van Schaijk 4 gulden en 10 stuivers voor het zetten van heesters op 't midden van den Vlierdensedijk, alsmede voor het snoeien.
Het zesde "capittel van tractementen" geeft onder meer te zien:
- aan Pero de Cassemajor, drossaard, jaartractement 250 gulden;
- aan Gerard Hanewinkel 42 gulden als jaarsalaris voor z'n funktie als president-schepen;
- aan de schepenen ieder 25 gulden;
- aan de secretaris 300 gulden (deze funktie werd eveneens waargenomen door de drossaard Pero de Cassemajor);
- aan de gemeijntsmeester (oprichters der peelvelden), 12 gulden; aan de koster 36 gulden;
- aan de vorster (veldwachter) Miggiel van Schaijk 32 gulden;
- aan de "wijse moeder" (=de vroedvrouw) 16 gulden.
Het negende capittel van "karrevrachten en bodeloon" zien we:
- dat voor een bezoek aan de Kwartiersvergadering te Helmond werd gedeclareerd: 3 gulden en 10 stuivers;
- voor drie dagen naar Den Bosch 10 gulden en 10 stuivers;
- 4 gulden voor een dag naar Meijel voor het trekken van de limiet van Vorkmeer op St. Wilbertsput;
- aan de kwartiersbode voor het brengen van een brief: 6 stuivers;
- voor het schoonmaken van de schepenkamer: 12 stuivers.
Het elfde capittel "van allerhande saaken":
- voor het "octroij van de twee jaarmerkten": 3 gulden;
- aan Pero de Cassemajor, drossard en secretaris: 6 gulden voor het leveren van "pampier", inkt en pennen in de schepenkamer.
Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]
R.J. Jansen - (Dorpsrekeningen) – D'n Uytbeyndel) – jaargang 1983, nr2. - blz. 27 t/m 29