Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Schietincident van 23 december 1815
Bij het schietincident van 23 december 1815 raakte Pieter Jan Adriaans ernstig gewond.
Het had de dagen voor kerstmis 1815 gesneeuwd en Christiaan Leonardi[1], de zoon van de inmiddels overleden kolonel Christiaan Leonhardi en evenals zijn vader een jachtliefhebber maar niet in het bezit van een jachtakte, had ergens in de Helleman de plek ontdekt waar zich 's avonds mogelijk een of meer stropers konden schuilhouden om vandaar op de sneeuw op hazenjacht te gaan. Hij vertelde dit tegen Leonard Joseph Corman, een tabakskoopman en jager van baron De Smedt. Op 23 december 1815 gingen ze samen naar veldwachter Jan van de Kerkhof en vroegen hem om daar een oogje in het zeil te houden. Die wilde dat wel doen maar vroeg beiden om hem dan te vergezellen.
Ze haalden die avond rond 11 uur thuis hun geweer op en gingen gedrieën naar de bewuste plek. Nadat ze zich verspreid hadden en aankwamen bij een hobbelig veld dat gedeeltelijk met koolzaad was beplant sprong er iemand uit een sloot en vluchtte weg. Ze riepen de vluchteling om stil te staan, maar deze liep door. Toen die zo'n 15 passen gedaan had klonk van schuin achter de veldwachter een schot. De veldwachter keek om, zag Leonhardi in een gebukte houding zitten en hoorde hem roepen: Loop gij lieden, maar ik kan het niet meer. Kort daarop schoot Corman zijn geweer leeg in de lucht, liep de stroper achterna, greep hem, pakte hem zijn geweer af en gebood hem mee te gaan naar de burgemeester. De stroper verteld dat hij geraakt was door het schot en niet meer kon lopen. Ook de veldwachter kwam bij de stroper en die herkende in hem de boerenzoon Pieter Jan Adriaans. Op de vraag van Corman waar hij gewond was zei Adriaans: Ik zal gauw dood zijn, ik heb het genoeg. En op de vraag van Corman aan Leonhardi waarom hij geschoten had wist die slechts te antwoorden: Dat weet ik niet, dat weet ik niet
De drie lieten vervolgens het slachtoffer alleen om de pastoor erbij te roepen en gingen daartoe naar de in de buurt wonende Pieter de Louw, die al in bed bleek te liggen. Corman legde uit was er gebeurd was en vroeg hem een kruiwagen te leen om het slachtoffer te vervoeren. De Louw raadde echter aan om het slachtoffer niet per kruiwagen, maar zittend in een stoel te vervoeren. De Louw ging, met een stoel bij zich, met de anderen terug naar het slachtoffer die ondertussen toch weer overeind was kunnen komen en hen tegemoet liep.
Adriaans vertelde dat hij gewond was geraakt door het eerste schot dat gelost was. Daarop riep Leonardi: Mijn Jezus, dan heb ik het gedaan, maar voegde er aan toe dat hij viel en dat zijn geweer daarbij per ongeluk was afgegaan.
Het geweer van Leonhardi was geladen met een mengsel van hazen- en patrijzenhagel en die laatste hagelsoort werd door de chirurgijn later ook uit de wonde gehaald. Het geweer van Corman was geladen geweest met vossenhagel. Adriaans herstelde van zijn verwondingen.
Leohardi werd veroordeeld tot een maand gevangenisstraf, 25 gulden boete en betaling van de proceskosten.[2]
Referenties
|