Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Verzoek van de Deurnese gereformeerden van 1797

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het verzoek van de Deurnese gereformeerden van 1797, gericht aan de hoge overheid in Den Haag, was bedoeld om hun positie te beschermen, die na de scheiding van kerk en staat in 1796 wankel werd.


Het verzoek, dat van overal in het land door de tot dan toe bevoorrechte protestantse gemeenschappen in aanloop naar de kerknaasting van 1799 werd gestuurd, had de volgende inhoud:

Aan de Nationale vergadering representeerende het volk van Nederland
Geven met verschuldigden eerbied te kennen de ondergetekende hoofden der huisgezinnen in Deurne, in Peelland, voor zich zelven en voor de overige leden van hun huisgezin, allen behorende tot het Godsdienstig genootschap der Hervormden in deze landen, dat het onlochenbaar is, dat de Godsdienst, en dus ook Desselfs openbaare oeffening, op bepaalde tijden en plaatzen tot bevordering van deugd en goede zeden, en alzo tot geluk van den Burgerstaat, noodzakelijk is.
Dat de Kristelijke Godsdienst bij uitstek aan dat oogmerk beantwoordt, en in deze Landen, door genoegzaam het gansche Volk, openlijk beleden word.
Dat diensvolgends Desselfs instandhouding, een voornaam onderwerp is, en blijft, van de zorge , het gezag en het bestuur der Representative Magten, voor welken het heil des Volks, de hoogste wet is.
Dat van de onderscheidde Kristen gezindten, in deze Landen welke alle op zodanige instandhouding, billijke aanspraak hebben, den Hervormden zulks te minder kan geweigerd worden, naardien dezelven zo niet twee derden althans zeker veel meer dan drie vijfden des geheelen Bataafschen Volks, uitmaaken.
Dat tot inslandhouding van den openbaaren Godsdienst der Hervormden, tot hier toe geaffecteerd zijn, veele zogenaamde Kerklijke goederen, en andere fondsen, midsgaders penningen, uit die goederen en fondsen, oirspronglijk , of daar voor in de plaats gesteld, dewelke bij Donatiën, Erfmakingen , als anderzinds, alleen ad pios usus, waren gedestineerd ; op alle welke goederen en inkoomsten derhalven de Natie, als Natie, nooit eenig regt van eigendom, of van veralienering gehad heeft, of hebben kan, veel min de dispolitie daarover, aan eene Nationale Stemming over de Politijke Constitutie van de Regeering dezer Landen , kan worden onderhevig gemaakt.
Dat door het geheel of gedeeltelijk gemis van boven gemelde inkoomsten, (welke nauwlijks toereikende zijn) het Hervormd Kerkgenoodschap alleen, de meeste schade lijden, en van erger conditie zou worden dan eenig ander Kristengenoodschap, ja! buiten de mooglijk. held gesteld worden, om als een Godsdienstig Genoodschap, langer te konnen bestaan.
Dat het niet alleen tegen de regelen eener goede Staatkunde,. schijnt te strijden, dat het grootste deel van het Volk, door zijne Besluurders, of door het stemmend deel des Volks , ontzet zou worden van de gelegenheid, de plaats en de middelen om het dierbaarste van alle zijne. Regten en Vrijheden, welke het in den Burgerstaat, genieten kan , zijnen Godsdienst naamlijk, te bewaaren, en te blijven behouden; Maar ook, dat het tegen alle gronden van Regten, aanloopt, ijmand van zijn wettig eigendom, en lang verjaarde possessie, zonder kennis en vonnis van den Competenten Regter, te verstecken; hoedanig regts van eigendom en possessie, de Hervormden meenen, en des noods bewijzen komen, dat hun competeert, ten aanzien van die gebouwen, goederen en fondsen, welke zij meer dan twee eeuwen, rustelijk bezeten hebben; en welke tot hier toe, ten onderhoud van hunnen Godsdienst, zijn geëmploijeerd geworden.
Redenen, waaromme de ondergeteekenden zig tot UL. keeren, met verzoek, en in die billijke verwagting, dat bij het aanstaande Plan van Conslitutie, geene schikkingen zullen worden voorgedragen, waar door het Hervormd Kerkgenoodschap gevaar zou lopen, het nodig onderhoud, en de gelegenheid voor Zijne Godsdienstoeffening, te verliezen:
Of dat aan de toekomende Wetgeevende Vergadering, worde aanbevolen, daaromtrend niet te disponeeren, dan na den Hervormden in hunne defentie voor den Competenten Regter, gehoord te hebben.
'T welk doende &c.

Het verzoek werd door 20 gezinshoofden, mede namens de andere gezinsleden of huisgenoten (zielen), ondertekend. Blijkens dit document waren er destijds in Deurne (en Vlierden) 91 protestanten. De ondertekenaars waren: