Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Hoeve Ten Einde
De hoeve Ter Einde, ook wel het goed Ter/Ten/Den IJnde(n)/Ei(j)nde(n) genoemd, was een kapitale boerderij in het gehucht Veldheuvel, later onder Derp gerekend. Het was de opvolger van het middeleeuwse kasteel Stakenborch.
Locatie[bewerken | brontekst bewerken]
De boerderij stond aan de oostzijde van het Stappad, de huidige parallelweg van de Liesselseweg tussen Fabriekstraat en Hendrik Mesdagstraat. In 1961 werd de boerderij afgebroken ten behoeve van de aanleg van bedrijventerrein Kranenmortel. De resterende ondergrondse resten werden vermoedelijk in vier fasen aangetast (voor de codering zie onder):
- In de vroege jaren tachtig werd de huidige Liesselseweg aangelegd om een bocht in het voormalige Stappad af te snijden. Daarmee werd het westelijk deel van het boerderijcomplex bebouwd. Mogelijk bevinden zich de resten van deel C deels onder de weg en deels onder de berm tussen weg en parallelweg;
- Kort voor 1986 werd een bedrijfsgebouw gebouwd, waarin tegenwoordig onder meer Companion Callcenter is gevestigd. Het gaat om het achterste gedeelte en het zuidelijk deel van het gebouw aan de straatzijde (Doctor Huub van Doorneweg 8);
- Tussen 1986 en 1989 werd het bedrijfsgebouw uitgebreid met een noordelijk bouwdeel aan de straatzijde (Doctor Huub van Doorneweg 8). Hieronder gaat vermoedelijk een belangrijk deel van boerderij D schuil;
- De belangrijkste boerderij, A, gaat schuil onder het gebouw van Van de Weijer Carosserieën (Doctor Huub van Doorneweg 2, zijde Liesselseweg), dat waarschijnlijk pas na 2000 is gebouwd. Eerder was dit parkeerterrein voor de bussen van busbedrijf Van Goch.
Het is bekend dat van een kelder, vermoedelijk van boerderij C, archeologische resten onder het wegdek van de Liesselseweg gespaard zijn gebleven. Mogelijk geldt hetzelfde voor de resten van het gebouw onder de bedrijfsgebouwen. Op helicopterbeelden, gemaakt bij gelegenheid van Koninginnedag 1986 in Deurne, zijn op de plek van het nog niet gebouwde noordelijk kantoordeel van Doctor Huub van Doorneweg 8 nog lichte sporen in het zand te zien. Deze mortelsporen bleven achter na de sloop van (vermoedelijk) boerderij D en laten zien dat hier een van de gebouwen moet hebben gestaan.
Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]
De geschiedenis van deze boerderij gaat zeker 900 jaar terug. De boerderij met zijn landerijen, die we hieronder als het goed zullen betitelen, droeg aanvankelijk de naam van de buurtschap: Velthoven of Veldheuvel. Later vinden we de namen Stakenborch en Ter Eijnde; in alle gevallen gaat het om dezelfde boerderij.
In een lijst met hoevenaren van de abdij Echternach uit 1175-1200 komt een zekere Gerardus de Veltouen (vrij vertaald: Gerard van Velthoven) voor. Gerardus filius Godefridi de Veltouen (Gerard, zoon van Goort van Velthoven) was tevens cijnsplichtig voor bezit in Bakel. Het is gezien zijn naam aannemelijk dat Godefridus de Veltouen al in de vroege twaalfe eeuw onroerend goed in het latere Veldheuvel had. Een zekere Iohannes de Veltouen was vermoedelijk in 1271 de bezitter van het goed te Veldheuvel.[1]
Pas in een Bossche schepenacte uit 1382 vinden we een naam voor dit onroerend goed: de Stakenborch. Arnold Vrient, proost van Wassenberch, moet dit goed in 1340 hebben bezeten. Eén van zijn erfgenamen, Art Stamelart, verkocht het goed te Velthoeven aan Willem van der Aa, ridder, die het in 1389 weer doorverkocht aan Luitgardis van Mierlo, weduwe van Jan Spierinc van Dinther. Zij schonk het in 1396 aan haar dochter Mabelia van Dinther, die met Willem van de Wijngaard trouwde en in 1412 al weduwe van hem was. Hendrik van Stakenborch, schout van Deurne in de late veertiende eeuw, ontleende overigens zijn naam aan dit goed. Zijn vrouw was een schoonzus van Willem van der Aa. Mogelijk woonde hij uit hoofde van zijn functie op het huis Stakenborch toen zijn zwager de eigenaar was.[2]
Vanaf 1414 is alleen nog sprake van de goede Ten IJnden of het goet Ter Eijnden als het over Stakenborch gaat. Rondom dit goed ontwikkelde zich in de late middeleeuwen een buurtschap, waar vóór 1429 de Sint-Antoniuskapel verrees en bovendien een gasthuis stond. Hoe Ter Eijnde er in die periode precies uitzag weten we niet, maar het is opvallend dat er nog in 1653 gesproken werd over de casteele van Veltheuvel.[3] Mogelijk ging het om een opvallende (stenen?) boerderij. De gewelfkelders die werden aangetroffen bij de aanleg van de huidige Liesselseweg, dwars over de plek waar de boerderij stond, zullen daar onderdeel van zijn geweest.
Over de eigenaren na 1400 weten we nog relatief weinig, omdat daarnaar nauwelijks onderzoek is gedaan. Tenminste vanaf 1447 is er een aanwijsbare relatie van deze hoeve met de Tafel van de Heilige Geest van Helmond. Zo komt bijvoorbeeld de volgende kostenpost in het archief van de Helmondse armentafel voor:
- Item betalt aen Jaecob Bruistens anno 1628 den 26 december naer aude ghewente met de hoevenaers als sij haer voorleijf broechen met noch den 11 janwary als wij met de hoevenaers tot Durssen hadden gehalt het coren van het goedt Den Inden. Saemen vertert 17 gl. 18 st.
In 1538 bewoonde een zekere Jan Heilgen de boerderij. Het werd later wel aangeduid als het grote oude huis in het doirp of Veltheuvel, toen het in 1589 bij de boedeldeling van wijlen Jan Pegs en Maria Gevert Custers overging op heer Jan Pegs.[4] Hij ruilde het direct daarna met broer Willem.[5] Ook wordt het vermeld als huijs, schuur, een klein huijske genaamd het Weeffhuijske (1753).
Joost de Veth is de oudst bekende bezitter van Ter Eijnde in de 18e eeuw. Bij een brand op 4 juni 1765 ging een boerderij op het Derp van Joost de Veth in vlammen op, maar dit moet het latere huis F 92 zijn geweest.[6] Joost bezat namelijk naast Ter Eijnde ook de huizen F 92 (westzijde Derpsestraat nabij Wilhelminahof), F 109 (onder de huidige spoorlijn), F 112 (nu Fabriekstraat 29), F 115 (Fabriekstraat 39-41) en de Veldheuvelse kapel. In 1768 werd de erfenis van Joost de Veth verdeeld. Naar zoon Peter de Veth ging huis, hof en aangelag in het Derp met het nodige land, inclusief de Veldheuvelse kapel en inclusief Ter Eijnde. Zijn broer Willem kreeg een huis op het Kerkeind (dat hij al snel weer verkocht, hij woonde te Roermond), zus Jenneke kreeg De Zwaan, beide met het nodige land.[7]
In 1771 was de boerderij nog altijd eigendom van Peter de Veth, en na zijn dood in 1782 van zijn weduwe (en derde vrouw) Cornelia van de Mortel (1724-1799). Beiden verhuurden het, namelijk aan Adriaan Jansen (1771, 1776, 1786, 1791) en Johannis van de Kerkhof en Margriet Hermen Cuijpers (1781).
Uit de periode rond 1800 is duidelijk dat het complex op een zeker moment uit twee afzonderlijke boerderijen is gaan bestaan, die haaks op elkaar gesitueerd waren rond een plaats. Aan de noordzijde van de plaats lag boerderij A, aan de westzijde boerderij C. De zuidzijde van het plein werd afgesloten door bijgebouw D, dat bij boerderij A hoorde.[8] Na de dood van de weduwe De Veth-van de Mortel kwam boerderij A bij boedelverdeling toe aan Joseph Judocus de Veth, zoon uit het tweede huwelijk van Peter de Veth met Helena Smits (1721-1759). Het goed was toen 9 lopense groot, en Joseph ging het zelf bewonen. Later zal hij het verhuurd hebben, want zelf woonde Joseph in 1832 in het dorp.[9] Joseph's broer Joannes de Veth kreeg de andere helft van de ouderlijke boerderij, boerderij C, en na hem zijn weduwe Joanna Maria Goossens die het in 1832 nog bezat. Zelf woonde zij toen op het Haageind.
Van daaraf scheiden de wegen van beide boerderijen, die we daarom afzonderlijk zullen behandelen.
Boerderij A[bewerken | brontekst bewerken]
Na de dood van Joseph de Veth werd zijn oudste zoon Peter de Veth in 1852 de nieuwe eigenaar. Hij was vanaf 1858 penningmeester-administrateur der kerkelijke fondsen der gemeente Deurne. Hij bleef de boerderij zijn leven lang bezitten. Net als zijn ouders op latere leeftijd woonde hij er vermoedelijk niet.[10] Hij zal de boerderij hebben verhuurd. Mogelijk werd de hoeve aan Johannes van de Weijer (1818-1872) verpacht, en na diens dood in 1872 aan zijn weduwe Johanna van den Berkmortel (1829-1877). In 1867 kwam het gezin van Theodorus Welten op de hoeve wonen. Het is aannemelijk dat de hoeve tijdelijk aan twee gezinnen tegelijk werd verpacht.
Toen Peter de Veth in 1872 kinderloos stierf, kwam de verpachte boerderij toe aan zijn ongetrouwde zus Johanna. Zij verkocht de boerderij nog hetzelfde jaar aan Peter van de Nieuwenhof uit Gemert, die in eerste echt gehuwd was geweest met de Deurnese Mechelina van den Berkmortel (1822-1865), die in 1865 was overleden. Het is niet helemaal duidelijk waarom hij uitgerekend deze boerderij kocht, maar wel weten we, dat zijn schoonvader de laatste jaren van zijn leven (tot zijn dood in 1862) als pachter van boerderij C sleet en dat toen Peter in 1872 boerderij A kocht, op boerderij C een oom van zijn overleden vrouw woonde. De bovengenoemde pachter van boerderij A, Johanna van den Berkmortel, was bovendien een zus van zijn vrouw. Wellicht kocht hij boerderij A om zijn schoonzus op de boerderij te kunnen laten wonen na de dood van haar man in 1872.
Peter van de Nieuwenhof kocht boerderij A derhalve in verhuurde staat. De hoeve, op adres Derp B.55, werd door de gezinnen Van de Weijer en Welten bewoond. De weduwe Van de Weijer-van den Berkmortel verhuisde tussen 1872 en 1877 naar een andere hoeve op het Derp, en Welten vertrok in 1880 met zijn gezin naar Vlierden. Rond die tijd werd de boerderij weer als één geheel verhuurd aan Francis van Wetten, die er met zekerheid al vóór 1884 kwam wonen.[11] Op 27 mei 1890 vertrok Van Wetten naar Aarle-Rixtel, omdat de pacht was opgezegd. In 1889 was de boerderij namelijk openbaar geveild door Peter en zijn kinderen, waarbij zijn zoon Cornelis van de Nieuwenhof de hoogstbiedende was voor 2450 gulden.[12] Hij werd de nieuwe eigenaar van de boerderij, en kwam er in mei 1890 ook wonen nadat Van Wetten was vertrokken. De boerderij had in die periode het adres Derp B.86, later gewijzigd in B.89.[13]
In 1893 liet Cornelis een gedeelte slopen. Uit de hulpkaartjes van het kadaster weten we, dat dit een aanbouw aan de oostzijde geweest moet zijn. In 1899 kreeg hij een deel van het erf van de buren, die op een boerderij woonden die deel van hetzelfde complex uitmaakte.[14] In 1891 kocht Cornelis bouw- en weiland te Deurne, 44 are, van de familie Van Veldhoven.[15] In 1897 verkocht hij bouwland te Deurne aan Petrus Hermans.[16] Op 24 mei 1901 bekende hij 400 gulden tegen 4% rente schuldig te zijn aan de broers en zussen Wulms.[17] In 1906 bekende hij schuldig te zijn aan Johanna Clazina van den Acker te Eindhoven een bedrag van 2100 gulden tegen 4% rente.[18] Hij verkocht in 1911 aan de gemeente Deurne een stuk grond van 4,1 are ter verbetering van de openbare weg.[19]
In 1911 verkocht Cornelis zijn boerderij met bijgebouwen en land (9,9 hectare) voor 4800 gulden aan zijn neef Andries van de Nieuwenhof, die sinds 1899 bij hem inwoonde, samen met Andries' broer Harrie.[20] Cornelis en zijn vrouw verhuisden op 10 april 1912 terug naar de gemeente Gemert, waar zij beiden overleden. Andries trouwde op 13 november 1913 te Bakel, en 18 november 1913 voor de kerk te Milheeze, met Johanna (Hanneke) Peters. Samen kregen zij in Deurne zes kinderen: Anna Maria, Johannes Antonius, Petrus Johannes, Antonia Geertruida, Cornelia Johanna en Petronella.
Nadat Andries in 1920 een deel van boerderij C erbij had gekocht, namen Andries en zijn echtgenote in 1922 het besluit om de boerderij te verkopen omdat zij in Deurne geen uitbreidingsmogelijkheden hadden. In januari 1922 werd de boerderij met bijbehorend land, groot in totaal ruim 5 hectare, voor 9240 gulden openbaar verkocht aan Petrus Keunen (1865-1937). Andries had in december 1921 voor 16.000 gulden een boerderij met 11,6 hectare land aan de Bankert in Milheeze gekocht van Willem Adriaans, molenaar te Bakel. Op het adres Bankert A.3 werden nog eens negen kinderen geboren in de periode 1922-1933.
Peer Keunen, de nieuwe eigenaar van Ter Eijnde, liet in 1924 een bijbouw plaatsen en richtte in 1933 een nieuw woonhuis op aan het Stappad, achter de boerderij. Na de dood van Peer werd de boerderij met bijbehorende gebouwen en grond in het voorjaar van 1937 geveild.[21] Ties Keunen, zijn oudste zoon, werd de nieuwe eigenaar.[22] In 1961 werden boerderij A en bijgebouw D aan de gemeente verkocht, die de gebouwen inclusief alle bijgebouwen (kippenhokken, etc.) liet slopen. Die sloop vond (kort) na oktober 1965 plaats.[23]
Boerderij C[bewerken | brontekst bewerken]
Na de dood van de weduwe van Joannes de Veth werd boerderij C eigendom van de zes nog levende kinderen. Na boedelscheiding werden Helena de Veth (1783-1867) en haar man Jan Lenders de eigenaren. Hun twee nog levende kinderen werden na de dood van vader in 1869 de nieuwe eigenaren. Na de definitieve boedelscheiding in 1897 werd Jan Adriaan Lenders de eigenaar en zijn zus Maria Anna Lenders (1828-1898) de vruchtgebruikster. In de periode tussen 1860 en 1899 werd de boerderij verpacht, achtereenvolgens aan de gezinnen van Arnoldus van den Berkmortel (tot 1862) [24], zijn zwager Henricus Franssen (1862-1882) [25], diens schoonzoon Hendricus van Horik (1882-1891) en de niet aan de vorige drie verwante Francis van de Weijer (1891-1899). Boerderij C had destijds het adres Derp B.54, en later B.80 en B.85.
Mede-eigenaresse Maria Anna stierf kort na de boedelscheiding in 1897, en Jan Adriaan verkocht zijn boerderij in 1899 aan de ongetrouwde Leonardus van der Zanden, landbouwer en timmerman in Deurne. Hij trok op 27 maart 1899 met zijn twee ongetrouwde zusters in het huis, dat het adres B.80 had.[26] Zijn jongere zus Anna Maria van der Zanden (1844-1920) kocht vermoedelijk in 1908 de boerderij van haar broer. Zij ruilde in 1900 een stuk grond met buurman Cornelis van de Nieuwenhof. In 1920 verbouwde Maria boerderij C, die in twee delen werd gesplitst. Het ene deel, mogelijk datgene waar we op de tekening van Ouwerling op de kopse kant kijken, verkocht zij aan buurman Andreas Michaël van de Nieuwenhof.
Maria van der Zanden, die in 1920 overleed op 76-jarige leeftijd, verkocht vermoedelijk nog in het jaar van haar overlijden haar helft van boerderij C aan Martinus Moors, arbeider te Deurne. Hij verhuisde in 1931 naar Udenhout. In 1942 werden beide delen van boerderij C, zowel het deel wat voorheen van Van der Zanden was als het deel dat via Van de Nieuwenhof bij Keunen terecht gekomen was, gesloopt. De ondergrond kwam toe aan Keunen, waardoor boerderij A en de grond waarop boerderij C stond, voor het eerst sinds 1799 weer in één hand waren.[27]
Omgeving[bewerken | brontekst bewerken]
Ter Eijnde lag op de overgang van de Deurnese Akker in het oosten (onder de huidige Koolhof en bedrijventerrein Kranenmortel) naar de heidevelden waar zich nu de Sint-Jozefparochie bevindt in het westen. Bovendien lag het goed aan de oude noord-zuidroute van Bakel via Heuvelstraat en Derpsestraat over het Stappad (de huidige parallelweg van de Liesselseweg tussen Fabriekstraat en Hendrik Mesdagstraat) richting Liessel en Meijel. Voor het huis lag een pleinvormige ruimte met drinkpoel, die we nog kunnen zien op de tekening van Ouwerling. Dit plein begon ongeveer op de tegenwoordige kruising Doctor Huub van Doorneweg-Liesselseweg-Fabriekstraat en liep door tot aan de boerderij.
Leeftijden[bewerken | brontekst bewerken]
Opmerkelijk is dat minstens vijf eigenaren van deze boerderij in de 19e en 20e eeuw een zeer hoge leeftijd bereikten. Josephus Judocus de Veth (1757-1852) (95), zijn dochter Joanna Elisabetha de Veth (88) (beiden boerderij A), Joanna Maria Goossens (98) en haar zoon Antonius de Veth (93) (beiden boerderijen C) waren zelfs de oudste inwoners van Deurne op het moment van hun overlijden. Ook Andreas Michaël van de Nieuwenhof (97) (boerderij A) bereikte een zeer hoge leeftijd.
Bronnen, noten en/of referenties
|