Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Huize St. Joseph (Visser)
Huize St. Joseph aan de Visser, aanvankelijk aangeduid als liefdehuis, was de allereerste nevenvestiging (succursaalhuis) van de zusters Franciscanessen uit Veghel. Het kan beschouwd worden als een eerste aanzet tot lokale verpleging in een instituut van hulpbehoevende en arme mensen. Het was een onderdeel van het Klooster- en scholencomplex aan de Visser.
Op nieuwjaarsdag 1855 bracht de pastoor de bouwplannen voor een liefdehuis tijdens een vergadering van het kerkbestuur voor het eerst naar buiten. Dat pastoor De Louw het liefdehuis ook echt als zijn geesteskind beschouwde blijkt onder anderen uit zijn testament, waarin hij bepaalde: "De groote nieuwe erve in t'Erp gelegen zal voortaan na mijnen dood dienen tot onderhoud van mijn Liefdehuis zooveel noodig."
De benodigde gelden werd vooral door de rijkere katholieke Deurnenaren bijeengebracht, waarbij pastoor De Louw, die tevens de eerste directeur van het liefdehuis was, met een gift van 3000 gulden voorop liep. Enkele andere grote weldoeners waren:
- De weduwe H. Goossens met haar zonen Willem en Henricus.
- Elisabeth Krol.
- Joanna Antonia van de Mortel, ze overleed in het liefdehuis.
De nieuwbouw van liefdehuis aan de Visser, op initiatief van de Sint-Willibrordusparochie was op 22 oktober 1858 nog niet gereed maar zuster Bernardina en haar medebewoners verhuisden naar het nieuwe liefdehuis waar reeds enkele vertrekken van het gebouw in gebruik genomen konden worden. Zij woonden vanaf 1856 in de pastorie aan de Korte Steenweg. De benodigde grond voor het Liefdehuis verwierf de pastoor van de kinderen Laurensen, die in ruil daarvoor de oude pastorie aan de Schoolstraat ontvingen.[1]
In 1866 moest de gemeente Deurne en Liessel een lokaal inrichten voor de opvang van de mogelijke slachtoffers van de toen heersende cholera-epidemie en daarvoor werd de leegstaande korenschuur van het liefdehuis gebruikt.
Toen plannen ontstonden om bij het liefdehuis een bestendig gasthuis voor de verpleging van zieken te stichten werd er tijdens een kerkvisitatie door de deken sterk op aangedrongen om zo'n gasthuis strikt kerkelijk (lees: katholiek) te houden. Een van de voorwaarden van de gemeente bij het verstrekken van eventuele subsidie was namelijk dat zo'n gasthuis dan ook voor niet-katholieken toegankelijk moest zijn. Het proces van verzuiling, dat een eeuw zou duren, begon hiermee ook in Deurne. Het gasthuis werd aan de oostzijde van het Liefdehuis gebouwd.
Het Liefdehuis was toegewijd aan Sint-Jozef als beschermer der H. Kerk en het gasthuis van 1871 aan Maria als Moeder van Barmhartigheid en werd Gasthuis van onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid genoemd. In genoemd jaar werd er aan de oostzijde een nieuwe kapel bijgebouwd die later de naam Heilig Hartkapel kreeg.
Merkwaardig genoeg was dat de hoofdingang naar de Sint-Willibrorduskerk gekeerd. Toen er in 1915 een bewaarschool tussen 't klooster en de straat werd gebouwd en pastoor Roes in 1924 een hoge muur, anno 2011 hier en daar nog intakt, om de kerk en kerkhof liet bouwen was het klooster vanaf de Visser bijna niet meer te zien. Het bewaard gebleven deel van deze muur is beschermd als rijksmonument.
Totdat in 1922 de eigendom overging naar de zusters waren het liefdehuis en de terreinen in het bezit van de parochie. Maar al in 1926 kocht de parochie het gebouw terug om het deels te bestemmen tot bewaarschool en huishoudschool onder de naam Sancta Maria. Omstreeks 1971 werd het gebouwencomplex - liefdehuis, gasthuis en kloosterboerderij - gesloopt. Behalve de kerkhofmuur die Sancta Maria en kerkhof scheidde zijn ook de twee linden bewaard gebleven die aan de westvleugel stonden.
Bronnen, noten en/of referenties
|