Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Coöperatieve zuivelfabriek De Nijverheid Vlierden
De coöperatieve zuivelfabriek (boterfabriek) De Nijverheid van Vlierden werd op 29 november 1893 opgericht.
Vóór die tijd "boterden" de Vlierdense boeren zelf en brachten hun producten, voor zover ze die niet zelf consumeerden, in Helmond naar de markt of verhandelden ze bij opkopers. Vanaf 1790 kenden Asten en Someren een wekelijkse botermarkt en vanaf 1804 had ook Deurne een eigen botermarkt en waag. De oprichting van de Vlierdense boterfabriek was nodig om stabielere afzetmogelijkheden te creëren en om de kwaliteit van de boter te verhogen.
De Vlierdense boterfabriek werd gebouwd op een stukje gemeentegrond op de plaats waar de Belgerenseweg zich afsplitst van de Brouwhuisweg. Deze fabriek werd aanvankelijk met handkracht draaiende gehouden. Het is niet bekend of daartoe destijds in Vlierden, zoals op veel andere plaatsen gebruikelijk was, een zogenaamde boterhond werd gebruikt. Aan de gemeente Vlierden hoefde de boterfabriek tot 1904 geen grondbelasting te betalen voor de grond waarop deze stond.
Het bestuur stond aanvankelijk onder voorzitterschap van Martinus Biemans en vanaf september 1915 van Driek Kemps. Secretaris was Piet Welten en de dagelijkse leiding in de fabriek was in handen van Willem Kemps. Enkele werknemers van de beginperiode waren Toon van Calis, Bertje van de Leensel en Jan van Tilburg.
Op 13 maart 1915 werd de coöperatieve zuivelfabriek Nijverheid in Vlierden formeel opgericht bij notariële akte door notaris De Leeuw. De oprichter waren de Vlierdense landbouwers Martinus Biemans, Hendrikus Kemps, Hendrikus Jacobs Arnolduszoon, Wilhelmus Maas en Martinus Keijzers.
In 1916 werd de fabriek, na voorafgaande bezoeken aan de fabrieken in Milheeze, Melick, Boerdonk en Sint Isidorus in Deurne en na ingewonnen advies van de districtsveearts, omgevormd tot een zogenaamde stoomzuivelfabriek. Daarmee werd ook voldaan aan de steeds strengere hygiënische eisen. Er kwam een motor van 6 PK en het gebouw werd, inclusief inventaris, verzekerd voor 8000 gulden.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog werd de brandstofschaarste zo nijpend dat de fabriek draaiend gehouden moest worden met uitgegraven puisten van dennenbomen.
In 1921 kreeg de fabriek een nieuwe schoorsteen en werd er een nieuwe diep geslagen waterput in gebruik genomen. Dat laatste kwam bij de Vlierdenaren goed uit want in dat jaar was er net een heel droge zomer en vielen veel putten droog. De lege melkkruiken konden met schoon water worden gevuld en de Vlierdenaren kregen het gratis thuisbezorgd.
Op oudejaarsavond 1918 werd er in het boterfabriek ingebroken en behalve 12 kilo boter werd er ook nog 9 gulden aan contant geld buitgemaakt. Diezelfde nacht werd ook in het raadhuis van Vlierden ingebroken maar daar werd niets vermist.
De zuivelfabriek werd op 7 juni 1928 opgeheven en door notaris De Leeuw publiekelijk verkocht, zoals onder meer blijkt uit een advertentie in De Zuid-Willemsvaart van 24 september 1928.