Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Raadhuis Deurne

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Het eerste Deurnese raadhuis naast Sint-Willibrorduskerk in Deurne. Rechts is "Herberg De Gouden Leeuw" ook nog goed zichtbaar.
Foto: collectie R. Smeets
Indruk van de oude Markt van Deurne gezien vanuit de Visser. Klik op het icoon voor mee informatie.
Foto: collectie Co Reijnders

Het oude Raadhuis in Deurne stond pal tegen en ten zuiden van de Sint-Willibrorduskerk in Deurne, werd aan de achterkant begrensd door het r.-k. kerkhof Deurne-centrum, aan de zijkant door het Haageind (sinds 1953 Kerkstraat) en was met de voorkant gelegen aan de oude Markt van Deurne .

Voorgeschiedenis

Reeds in het jaar 1755 werd er bij de dorpsrekening door de leen- en tolkamer een opmerking gemaakt waarbij het bestuur van de heerlijkheid Deurne werd verzocht een eigen raadkamer of -huis te overwegen. Dit mede naar aanleiding van al in 1660 van overheidswege gegeven richtlijnen waarin was geadviseerd in gemeenten raadhuizen te bouwen. In de vergadering van 11 oktober 1758 komt het tot een uitspraak van Deurnese regenten. De conclusie van de heren laat aan duidelijkheid niets te wensen over: "vermenen dat het timmeren van een raadkamer niet voordeeliger maar nadeeliger voor de gemeente soude uijtkommen".

Men bleef nog vooralsnog tot aan de eeuwwisseling gebruik maken van de schepen- of raadkamer. In de vergadering van 28 juni 1800 van het corpus, een volledige vergadering waarbij 19 leden aanwezig waren, kwam slechts een agendapunt ter tafel, namelijk of niet diende te worden overwogen het laten "timmeren" van een raad- of gemeentehuis "benevens" een boterwaag, gevangenhuis en brandspuithuisje.

Er werd besloten bij de hogere overheid "octrooi" (toestemming) aan te vragen, en om vertraging in het werk te voorkomen, werd er tevens een commissie van drie leden in het leven geroepen die de bouw van het raadhuis diende voor te bereiden. De verwarrende bestuurlijke toestand in die tijd van Franse overheersing maakte, dat men eigenlijk niet wist aan welke instantie toestemming diende te worden gevraagd.

Het bleek later het departementaal bestuur van de Dommel te zijn. In de vergadering van de municipaliteit van Deurne van 29 februari 1804 beluisteren we dat regenten het in drie jaren hebben gepresteerd om maar liefst 1700 gulden als voordelig saldo op de verpondingen (belastingen) over te houden. Tijdens de vergadering van de municipaliteit van Deurne van 29 februari 1804 werd door de regenten een voordelig saldo van 1700 gulden op de verpondingen (belastingen) gemeld.

Naar aanleiding van deze meevaller kwam de bouw van een "geschikt" raadhuis weer ter sprake. Opnieuw werd een bouwcommissie samengesteld, onder meer bestaande uit de schout Jan Willem van de Mortel en de secretaris Gerrit van Riet, ten einde de voorbereidingen voor de bouw, waaronder het verkrijgen van goedkeuring van hogerhand, te treffen. De toestemming van hogerhand kwam bij missive van 21 juni 1804. Op 7 juli 1804 werd door de regenten een begroting voor de bouw opgezet. Het tweede en uiteindelijke bestek voor het raadhuis werd opgemaakt door Adriaan van de Mortel (1759-1829) 20 augustus 1804 ”des namiddags om 2 uren ten huize van Antonij Goossens in de Zwaan gepresenteerd.

Bouw

Start bouw

De benodigde grond, afkomstig van het kerkhof bij de Sint-Willibrorduskerk en groot drie roeden (ca. 100 m2), werd gekocht van het kerkbestuur. De onderhandelingen daarover liepen stroef en uiteindelijk werd de gemeente Deurne en Liessel eigenaar voor 15,- gulden per m2.

Pieter Dirk van de Mortel voerde het metselwerk voor 279,- gulden en Jan van de Mortel voor 376,- gulden de hout, verf, glas en smidswerk uit. Het werk zou 20 november 1804 onder dak moeten zijn en compleet afgeleverd dienen te worden vóór 15 mei 1805. De gemeente zorgde voor de materialen. Het bouwwerk werd uiteindelijk 30 juli 1805, op enkele kleinigheden na, in orde bevonden. Al eerder, op 19 juni, had men z'n intrek in het gebouw genomen.

Technische beschrijving

Het werd een tweelaags raadhuis, geheel gepleisterd in blokverband, wit geschilderd en van een grijze plint voorzien gerealiseerd. Centraal voor de voorgevel bevond zich een dubbele bordestrap met tien geprofileerde hardstenen treden, een ijzeren leuning met slanke eenvoudig geprofileerde dito balusters en een dubbele paneeldeur met gedeeld bovenlicht als toegangsdeur. Op begane grondniveau onder de trap een deur die gaf tot de ruimten van de lage onderverdieping. Aan weerszijden segmentboogvormige lagen met achtruits vensters.

Indeling

Op de begane grond bevonden zich de waag, brandspuit, het cachot, en vermoedelijk de kamer van de veldwachter. Op de verdieping sneed een gang het pand van de dubbele voordeur naar achter in twee gelijke delen en gaf toegang tot een 4-tal deuren waaronder de raadkamer, secretarie en vorstenkamer. In het "brandweerhuiske" was een privaat geplaatst. Aan de voorkant twee nissen voor het ophangen van publicaties. Door de aanwezigheid van een waag deed het raadhuis tevens dienst als Waaggebouw.

Afbraak

Na een aantal verbouwingen werd tachtig jaar later, op 8 augustus 1895 de eerste steen, na afloop van de raadsvergadering, gelegd. Nadat het nieuwe gemeentehuis in 1896 in gebruik was genomen en er plannen bestonden om het oude raadhuis af te breken verzocht brievengaarder Wilhelmus Goossens (1856-1909) in april 1897 het gemeentebestuur om het oude raadhuis voor een billijke prijs aan hem te verkopen of te verhuren. Uiteindelijk werd het raadhuis later dat jaar toch afgebroken. Later verrees op die plek de Heilig Hartkapel.

Restmaterialen

  • In de hal van het gemeentehuis hangt nog steeds het klokje uit 1805 dat vroeger in de toren van het oude raadhuis hing.
  • Bij het binnengaan van het pand aan de Stationsstraat 113, het vroegere Hotel Van Baars stapt men op de hardstenen stoep die vroeger toegang bood tot het oude raadhuis.
  • Enkele hardstenen trappen gingen destijds naar het inmiddels ook afgebroken liefdegesticht van de zusters Franciscanessen]] aan de visser.

Literatuur

  • Boek: “Van raadhuis tot gemeentehuis”, door HH RJ Jansen (streekarchivaris) en LAH Boeije (ambtenaar gemeente Deurne), december 1985.

Standaard type

Het oude raadhuis van de gemeente Mierlo, lijkt qua type en bouwstijl gelijk aan het oude raadhuis van de gemeente Deurne en Liessel en is bewaard gebleven en een rijksmonument geworden.[1]

Bronnen, noten en/of referenties