Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Museum Het Dinghuis
De opening van museum Het Dinghuis, gelegen aan het Haageind 39-41 op het kasteeldomein in Deurne, vond plaats in oktober 1965.
Het Dinghuis werd, honderden jaren na de stichting van het gebouw, in 1965 ingericht als museum met expositieruimte. Ook werd er een verblijfplaats voor schilders en kunstenaars ingericht.
In het museum was een permanente tentoonstelling van werken, van „De Wieger" ingericht, aangevuld met kunstwerken uit de particuliere verzameling van dokter Wiegersma van zijn kunstenaarstijdgenoten Van den Berghe, Cantré, Kogan„ Permeke, Van Rees, De Smet en Ossip Zadkine.
De openingsplechtigheid in de tent voor het Dinghuis aan het Haageind 39-41 werd door vele belangstellenden bijgewoond, waaronder zijn kinderen en vele vrienden als de beeldhouwer Ossip Zadkine, deputaties van de zustergemeenten Deurne (Belgie) en Osterode am Harz (Duitsland).
Restauratie
Op 1 februari 1963 begon de firma Breemaat met de restauratie van het gebouw. De fundering was al vernieuwd. Er werden een tweetal binnenmuren weggehaald en hiervoor in de plaats kwamen bogen. Zo verkreeg men een grote tentoonstellingsruimte, waar historische voorwerpen en schilderijen werden getoond. De architect was ir. C.G. Geenen uit Eindhoven.
Ook de zolder werd vernieuwd en verrijkt met vier slaapkamertjes. De buitenmuren bleven staan en er werden diverse ramen en deuren ingezet.
De buitenstenen werden vernieuwd, maar mochten uiterlijk niet van de oorspronkelijke te onderscheiden zijn. Opmerkelijk was dat het geheel werd opgetrokken in de zogenaamde zwarte baksteen, die niet meer werd gebruikt.
De plannen ter restauratie van het Dinghuis waren al tamelijk oud. In de directiekeet hing een tekening, die in 1947 werd gemaakt.
De heer Mertens uit Deurne, uitvoerder in dienst van de aannemersfirma van de Breemaat en Zn. uit Oirschot, zei dat het gebouw de voorafgaande jaren veel had geleden door leegstand en gebrek aan onderhoud.
Na de verbouwing bleef het gebouw zijn oude identiteit behouden. Voor de voordeur werd een ouderwetse stoep van kinderkopjes gelegd.
Het pand werd in 1965 in gebruik genomen als gemeentemuseum onder de naam Museum Het Dinghuis. Daarin werd de kunst, verzameld door Hendrik Wiegersma, tentoongesteld. Zijn zoon Pieter Wiegersma was oprichter en artistiek directeur. Herman Allard werd conservator, een functie die hij tot en met 1974 vervulde.
Vijf jaar museum Dinghuis
In korte tijd kreeg deze culturele instelling een eigen gezicht. In weinig jaren verwierf dit kleine museum zich in een ruime kring heel wat trouwe vrienden. Het museum trok de eerste vijf jaar 36.788 bezoekers. De meeste bezoekers trokken de tentoonstelling van Hendrik Wiegersma's vermaarde volkskunstverzameling en die van werk van Zadkine (telkens ruim 2500).
De Wiegersma-tentoonstellingen Man en Vrouw en Hendrik Wiegersma 1891-1969 trokken allebei ruim 2000 bezoekers. De tentoonstelling Otto van Rees werd minder druk bezocht maar toch nog met ruim 1500 bezoekers. Het museum kreeg veel bezoekers uit het buitenland. In het gastenboek van conservator Herman Allard werden handtekeningen gezet van bezoekers uit alle vijf werelddelen. Vooral afkomstig uit Australië, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten van Amerika zou dit te maken kunnen hebben met de emigratie.
De Nederlandse bezoekers kwamen uit alle delen van ’t land. Kunstvrienden uit Amsterdam, Den Haag en Utrecht kwamen geregeld naar de tentoonstellingen en opvallend veel bezoekers kwamen er uit Nijmegen en omstreken.
De eigen streek begon eveneens wat meer belangstelling te tonen: blijkbaar moest menigeen in Peelland, nog een zekere drempelvrees overwinnen. Er kwamen af en toe wel schoolklassen uit de gemeente Deurne. Groepen die trouw de tentoonstellingen in het Dinghuis bezochten, waren de verpleegstersopleiding van het Sint-Willibrordusziekenhuis, de Deurnese Verkenners, de Jongerencursus en Het Pumpke van de Sint-Jozefparochie.
Van groot belang voor de verdere ontwikkeling van het museum Dinghuis was de stichting van het Hendrik Wiegersma-Fonds. Deze instelling wilde financieel de aankoop van kunstwerken uit de tijd tussen de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog mogelijk maken. Onder de leden van dit fonds werd ieder jaar een kunstwerk verloot. Met de aankopen werd de basiscollectie geregeld uitgebreid. Eind 1969, betrekkelijk kort na het overlijden van Hendrik Wiegersma, werden in deze verzameling de Vlaamse expressionisten door Nederlandse vervangen.
Lustrumtentoonstelling Nederlandse Kunst 1920-1940
De zevende tentoonstelling, waarmee het museum Dinghuis feitelijk zijn eerste lustrum vierde gaf een alleszins boeiend overzicht van de Nederlandse kunst uit de periode 1920-1940, die in hoofdzaak in het teken stond van het expressionisme.
Ze bestonden uit werken uit de eigen collectie en de collectie Wiegersma alsmede uit in bruikleen gegeven kunstwerken. De bruikleengevers waren afkomstig uit de collectie van Pieter Wiegersma en kunsthandel Tjerk Wiegersma.
Vrijwel alle prominenten van het Nederlandse expressionisme waren vertegenwoordigd maar er was ook werk te zien van minder bekenden zoals Harrie Kuijten, Gerard Hordijk, Dirk Filarski en Tinus van Doorn en vele anderen zoals van Mathieu Wiegman een met krijt getekend portret van Hendrik Wiegersma.
Wiegersma’s werk was vertegenwoordigd met onder meer een betrekkelijk vroeg werk De Musicus uit 1936 en een Maaslandschap uit zijn laatste periode. Van Otto van Rees was er, behalve het bekende Stilleven met pijp ook het Klein Kasteel van Deurne.
In een vitrinekast kon men aardewerk, fraaie penningen (de penning van Negus, die Hendrik Wiegersma liet slaan ter ere van Haile Selassie, keizer van Abessinië (Ethiopië) en een bronzen monnikskop van John Rädecker. De expositie werd aangevuld met onder andere Tegelse volkskunst.
In het voorwoord van de cataloog schreef burgemeester Hoebens als voorzitter van de Dinghuiscommissie naar aanleiding van de belangstelling, die voor het museum Dinghuis blijkt te bestaan, onder meer:
- ...Wij geloven (zelfs), dat het onmiskenbaar, behoudende element, blijkend uit doel en wezen van het museum Dinghuis Deurne, voor velen een aantrekkelijkheid was, een onbewuste steun zelfs voor de eigen innerlijke overtuiging van wat mooi en kunstzinnig mag heten. Dit geeft ons moed om door te gaan in dezelfde stijl van klassieke allure, het aan anderen overlatend om ruimte te bieden aan zoveel nieuw, zich bijna overmatig aanbiedend talent, waaronder echter het kaf nog van het koren moet worden gescheiden...
In 1976 verhuisde Pieter Wiegersma zijn Dinghuis-collectie naar de voormalige woning van Hendrik Wiegersma, De Wieger, en ging er verder onder de naam museum De Wieger.