Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Kapel van Vlierden
De kapel van Vlierden, gesticht rond 1232 door Maria van Brabant en toegewijd aan Onze Lieve Vrouw in Arbeid of in het Kraambed, was een eenvoudig gebouw met tot 1749 een houten toren.
Maria in het Kraambed
Volgens August Wichmans, in 1630 pastoor te Mierlo, was de Vlierdense kapel vroeger een ware bedevaartplaats die in de hele omtrek bekend stond. Hij legt in zijn geschriften een duidelijke relatie met Keizerin Maria van Brabant die volgens hem de stichteres van de kapel was. Wichmans kende natuurlijk zelf de kapel voordat deze in gereformeerde handen overging en was uiteraard op de hoogte van de populariteit van de kapel als bedevaartoord. Dat heeft hem geïnspireerd om het volgende voor het nageslacht vast te leggen:
- Dit heiligdom wordt H. Maria in het Kraambed genoemd en er zijn, door de hulp en voorspraak van die zeer zuivere kraamvrouw, vroeger zeer veel wonderen geschied, getuige de constante overlevering van de voorvaderen en de ter plaatse opgehangen ex-voto's. Maar er zijn daar ook lang, voordat ketters de kerken plunderden, zeer kostbare sieraden bewaard die dezelfde keizerin aan haar zeer geliefde patrones en bevrijdster had toegewijd, zoals men duidelijk kan zien aan de vorm, de kleur en andere kentekenen, die volledig overeenkomen met sieraden van de abdij van Binderen.
Elders wordt er echter op gewezen dat in de oorspronkelijke Latijnse tekst het woord liberatrix stond, wat geïnterpreteerd kan worden als bevrijdster waarmee bedoeld zou kunnen zijn dat de H. Maria de keizerin destijds bevrijdde uit haar netelige positie toen zij wegzonk in het moeras. Maar het Latijnse woord liberare kan ook betekenen verlossen, het bevrijden van een kind uit de moederschoot. Letterlijk stond bij Wichmans te lezen Sancta Maria in Puerperio, waarbij het logischer is te denken aan Maria als helpster voor de moeders bij hun bevallingen. Ook wordt de vertaling O.L.Vrouw in de weeën gegeven. In de volksmond werd het Onze Lieve Vrouw ter Schoot, waarvan sommige zegslieden beweren dat er de naam Schooteind uit ontstaan zou zijn. Naamkundig gezien is deze interpretatie hoogst onwaarschijnlijk.[1]
Wanneer de bedevaarten naar de kapel van Vlierden begonnen zijn vermelden de bronnen niet, maar het feit dat gesproken wordt over de constante overlevering van de voorvaderen doet vermoeden dat Vlierden reeds lang als bedevaartplaats in trek was.
De comme
In 1541 werd Vlierden opgeschrikt door een onverwachte gebeurtenis. Voor de Vlierdense schepenbank speelde destijds een proces tussen ene Jan Schoefs en Aelken Robijns namens de voor- en nakinderen van Gielis Roefs. Aangezien de schepenbankprotocollen uit die periode verloren zijn gegaan kunnen we van dit proces verder niets reconstrueren, noch voor wat betreft de aanleiding noch de afloop. Het zal waarschijnlijk onder de Vlierdense bevolking van die dagen wel het gesprek van de dag geweest zijn. De processtukken berustten uiteraard bij de schepenbank, het toenmalige dorpsbestuur, maar men had de gewoonte om dit soort belangrijke stukken te bewaren in een gesloten kist met ijzeren sloten, ook wel comme genoemd, waarvan slechts enkele sleutels beschikbaar waren. Die kist werd meestal geplaatst in de Vlierdense kapel waar men hem goed bewaard achtte. Op een bepaald moment zijn onbekenden de kapel binnengedrongen en hebben de comme naar buiten gesleept, deze opengebroken en er een kelk, lijnwaad en juwelen uit ontvreemd en de vraag is of ze ook de bedoelde processtukken hebben gezocht om ze te verduisteren. Dat vermeldén de latere stukken niet. Pas anderhalf jaar later werd een akte opgetekend in het schepenbankprotocol van Deurne waar het hele relaas nog eens werd genoteerd. Daaruit blijkt dat toentertijd Heer Jan van der Heze, priester, Willem Ambrosius van der Heze, kerkmeester van de Vlierdense kapel en Jan van den Ravenacker H.Geestmeester te Deurne - de H.Geesttafel van Vlierden viel toen nog onder die van Deurne - en de getuigen Machiel van der Hoeven, Henrick Faes Mauwerts en Bartholomeus Lamberts Swertssoen, door de vorster van Deurne waren uitgenodigd om voor de schepenbank getuigenis der waarheid af te komen leggen over het voorval. En zij verklaarden in hun eigen bewoordingen het volgende:
- dat omtrent geleden anderhalff jaer luttel min oft meer zeker quadoeners zijn geweest inder capellen tot Vlierden ende hebben aldair uter capellen gedragen die comme ende der capellen besloten kiste dair ontvert gebroken dair eenen kelck ut neemende met meer ander lijwaet ende juwelen, inde welcke comme ofte kiste waeren en werden bij de scepenen gereserveert die brieven prothocollen ende processen aldair tot Vlierden gepasseert ende is gebuert tselve ontverren ende openbreken bynnen middelen tijde hangende den processe inder bancke tot Vlierden tusschen Jannen Schoefs ter eenre ende Aelken Robijns inden naeme van den voirkynde ende nakynde wilneer Gielis Roefs saliger.
De genoemde priester Jan van der Heze was op dat moment waarschijnlijk de bedienaar van de kapel. In zijn eigenhandig geschreven testament van 1547, dat door notaris Gerardus Nouts uit Deurne werd openbaar gemaakt, vermaakt hij aan de kapel 4 Karolusguldens om daarmee de beeltenis van O.L.Vrouw te versieren. Dit zou een concrete aanwijzing kunnen zijn voor de Mariaverering ter plaatse. Men gaat er vanuit dat vlak voor de reformatie de toenmalige dienstdoende rector Jan Wouters het Mariabeeld in veiligheid heeft gebracht alsmede de in de kapel aanwezige sieraden en kerkelijke gewaden. De verblijfplaats ervan is echter totaal onbekend gebleven.
De kapel raakt langzaam in verval. Het is bekend dat tijdens de 16de en 17de eeuw diverse oorlogen hebben gewoed, roof- en plundertochten schering en inslag waren en dat de inwoners van de steden en van het platteland daar de tol van moesten betalen. Ook de gebouwen moesten het maar al te vaak ontgelden. Temidden van al dat oorlogsgeweld werd bij de Vlierdenaren de aandacht voor hun kapel overigens niet afgeleid.
Het schepencollege kwam in 1608 tot de conclusie dat een grondige inspectie naar de toestand van de kapel hoogst noodzakelijk was. Misschien is er op dat tijdstip wel iets heel bijzonders gebeurd met het kapelgebouw, omdat men er ineens zo uitgebreid aandacht aan besteedde. De dorpsrekening van 30 juni 1608 laat aan duidelijkheid niets te wensen over als de secretaris schrijft:
- Item noch den selven dach heeft Wylbert Heynen met synen waghen tot Someren ghevaeren gheweest ende heeft daer den land(d)eken gehaelt en den pastoor van Asten om dat (lees:opdat) sy die capelle souden visenteren[2], die daer soo bister[3] lach en heeft den cost ghegeven ende daer 5 of 6 cannen biers gedroncken.
Wilbert Heijnen was een van de Vlierdense schepenen. Dat hij naar Someren moest kwam omdat in die tijd de pastoor van Someren, Gerardus Jacobs, met de aanvaarding van het pastoorsambt aldaar tevens het dekenschap van het district Helmond, opgericht in 1571, toegewezen kreeg. Van deze last verzocht hij al in 1605 door de bisschop ontslagen te worden, maar zijn verzoek werd pas in 1612 ingewilligd.
Wat precies ten aanzien van de vervallen kapel werd besloten staat in de rekening niet opgetekend. Twaalf jaren later blijkt ze in ieder geval nog steeds in gebruik te zijn bij de geloofsgemeenschap en wordt in de rekening van 1620 genoteerd:
- Item alnoch betaelt Heer Jannen Wouters cappellaen tot Vlierden van sekeren dienst per quitantie de somme van viii gl.
en in 1622 schreef men:
- Item verclaeren de borgemeesters noch betaelt te hebben aen Heer Jannen Roeffen cappellaen van twee missen per weecken de somme van viii gl..
Dat tractement voor de dienstdoende priester bleef eeuwenlang ongewijzigd. Vermoedelijk zijn Jan Wouters en Jan Roeffen benamingen voor een en dezelfde persoon! De bedienaren van de kapel werden rectoren genoemd en aan de aartsdiaken van Kempenland door de abdis van Binderen voorgedragen.
Na de Vrede van Münster
- Toen in 1648 de kapel van Vlierden en haar inkomsten overgingen in handen van de protestantse overheid en beheerd gingen worden door de rentmeester van de geestelijke goederen werd een nauwkeurige opsomming gemaakt van alle vaste inkomsten van deze kapel, waarvan Jan Wouters destijds de kapelaan was:
- Het convent van Binderen gaf aan de kapelaan voor zijn diensten jaarlijks 3 mud rogge in natura en een geldbedrag van 28 gulden.
- Bruisten Verhees was jaarlijks 16 vaten rogge schuldig, die betaald mocht worden met een geldbedrag van vier gulden.
- Peter Celen de Kuijper betaalde jaarlijks acht vaten rogge of twee gulden.
- Tonis Hoeben cum suis betaalde vier gulden, daarvan moest Philips IJsbouts, die in Asten aan de Dijk woonde, de helft betalen.
- Joost Hendrik Bakermans betaalde jaarlijks twee gulden.
- De erfgenamen van Simon van den Heitrak en Klaas Bruijstens betaalden 6 vaten rogge of 36 gulden.
- Peter Verschuren te Asten moest een roggepacht van een mud rogge betalen; het derde deel daarvan moest Marieke Verhees aan de Dijk te Asten opbrengen, het andere derde gedeelte kwam voor rekening van IJsbout Verschuren aan de Dijk te Asten en het laatste een derde deel betaalde Aart Peter te Vlierden; in totaal 9 gulden per jaar.
- De gemeente van Vlierden droeg jaarlijks acht gulden bij.
- De broederschap of schutterij van Vlierden, het Sint Willibrordusgilde, gaf 6 gulden als er voor hen een dienst werd gedaan.
- De kapel raakte na 1648 in verval, maar werd eind 17de eeuw gerestaureerd en door het handjevol Vlierdense protestanten incidenteel in gebruik genomen.
- In 1723 ontstond er discussie over de vraag of de hoge overheid (het gemeene land) wel aansprakelijk was voor het onderhoud van de kapel. Omdat bij de Vrede van Münster de kapel met alle inkomsten die daaraan verbonden waren naar het land was gegaan, had die ook de onderhoudsplicht. De kapel en met name de toren waren door regen, wind en ouderdom zodanig aangetast dat onderhoud dringend noodzakelijk was geworden.
- Op 6 april 1724 werd het onderhoud van de kapel na voorafgaande publicatie openbaar aanbesteed. Aannemer werd Hendrik van de Weijer voor een bedrag van 491 gulden en 8 stuivers.
- De rentmeester van de geestelijke goederen Des Tombes meldde op 28 januari 1726 dat bij de laatste storm de kapel van Vlierden met het steenwerk van de achterste gevel was omgewaaid. Daarop werd op 19 juli 1726 een bestek gemaakt voor de reparatie. Op 12 februari 1727 kon meester-timmerman en armmeester Peter Joosten van de Mortel aan predikant Johan Antoni Martinet melden dat meester-timmerman Willem Raijmakers uit Mierlo volgens dat bestek de Vlierdense kapel had gerepareerd.
- In 1736 werd door Jean Petit een grote klok gegoten in in het houten torentje opgehangen. De volgende tekst werd op deze gemeenteklok aangebracht: R. van Heugten - P. Bolle schepi - Smits kerckmr. - Jean Petit me fecit anno 1736. Deze klok verhuisde in 1846 mee naar de nieuwe kerk.
- In juli 1739 rapporteerde de rentmeester van de geestelijke goederen aan de Raad van State in Den Haag dat er een nieuw leien dak boven het koor van de kapel moest komen en dat de kosten daarvan 490 gulden bedroegen.[4]
- In het laatst van december 1748 kwam bij een hevig noodweer vrijwel het hele middenschip van de kapel omlaag.[5] Jan Francis van de Weijer, die het reguliere onderhoudswerk aan de kapel moest verrichten, kon tegen deze overmacht niet op. Er werd druk met Den Haag gecorrespondeerd en door Hendrik de Kempenaar, de rentmeester der geestelijke goederen, een visitatierapport opgemaakt.
- In 1749 werd tegen de kapel een nieuwe stenen gemeentetoren gebouwd. De houten toren werd daarvoor afgebroken. Het werk werd aangenomen door genoemde Jan van de Weijer voor 1650 gulden. De begroting en het bestek van het gebouw werden gemaakt door Jan Schouw, die ook toezicht hield bij de bouwactiviteiten en daarvoor dertig gulden ontving. Daarnaast kreeg hij nog 36 gulden voor reis- en verblijfkosten.
- Toen in 1754 het twaalfjarig onderhoudscontract voor Van de Weijer afliep, kreeg Peter van Bussel een zesjarig onderhoudscontract voor een jaarlijks bedrag van acht en een halve gulden.
- In 1771 kreeg de toren een nieuw slot en sleutel.
- In 1787 werd er een haan op de toren geplaatst, tevens werd toen het torenkruis gerepareerd. Ook kwam er een uurwerk aan de toren hangen, daarvoor moest er wel een houten trap gemaakt worden en de galmgaten aangepast.
- Op 20 oktober 1788 maakt de bekende Boxtelse landmeter Hendrik Verhees een tekening van de kapel.
- Een poging tot naasting van de kapel van Vlierden rond 1798 door de katholieken mislukte en het onderhoud van de kapel kwam voor rekening van de gemeente, die haar liet vervallen tot ruïne. Zie verder het aparte artikel over de naasting van de kapel.
- Op 23 augustus 1801 werd er door de dominee nog een kind gedoopt, dat was Sibilla Cleven, een dochter uit het gemengde huwelijk van Godefridus Cleven en Maria Christina Akkermans. Daarna werd de kapel niet meer gebruikt en verviel deze langzaam tot puin.
- In 1804 werd over de kapel gemeld dat het gebouw dermate defect is aan glas- en dakwerk, dat men in dezelve zeedert twee à drie jaaren geen godsdienst heeft kunnen verrigten.
- In 1817 gaf het Vlierdense gemeentebestuur de volgende verklaring af over de kapel:
In onze gemeente bestaat een kerkenhuis waarin de katholieke godsdienst wordt uitgeoefend en welk gebouw voor 1795 en tot heden toe onderhouden werd door het godsdienstig genootschap en een toren en vacant liggend bouwvallig kerkgebouw wat voor 1795 onderhouden werd door het land en in 1798 bij de staatsregeling ten laste van de gemeente is gekomen, doch ten aanzien van de reparaties aan de toren altijd voor rekening van de burgerlijke gemeente is gekomen.
De Vlierdenaren bleven dus naar de kerk gaan in de voormalige kerkschuur aan de (huidige) Pastoriestraat. - In 1844 deed de protestantse gemeente nog een poging om het kerkgebouw te herstellen. Dat kan worden opgemaakt uit het jaarverslag van de Maatschappij van Welstand van 1844. De Maatschappij had op dat moment twee ondersteunden in Deurne en voegde daar nu twee ondersteunden in Vlierden aan toe. Over die samenvoeging meldt het verslag het volgende:
- Dezelve (de protestantse gemeente van Deurne) is met een andere Gemeente (die van Vlierden) gecombineerd, alwaar slechts zeer weinige leden meer wonen, maar die nog in het bezit van een ruim Kerkgebouw is, waarin wegens den vervallen toestand in eene reeks van jaren geen dienst meer gedaan werd. Het ware wenschelijk dat die Kerk wederom door de Gemeente, onder medewerking van het daartoe bevoegde en invloed hebbende Kerkbestuur, hersteld en op nieuw tot Godsdienstig gebruik konde ingerigt worden - Om van onze zijde daartoe mede te werken, hebben wij gebruik gemaakt van de gelegenheid welke in den afgeloopen winter voorkwam, en aldaar twee bouwhoeven aangekocht, onder onze Eigendommen voorkomende sub No. 93 en 94. (Het betreft de latere adressen Heitveldweg 9 en Heitveldweg 11) Beide deze hoeven digt aan elkander grenzende, zoodat de beide huizen slechts door een karreweg van elkander gescheiden zijn, zijn gelegen omtrent 1 uur van de hoofdplaats der Gemeente, en in gebruik te aanvaarden tegen half April, de landerijen na den oogst van 1845.[6]
- In 1889 trok de kapel de aandacht van de heer Mulder van monumentenzorg, die er een aantal aantekeningen van maakte. Op grond daarvan maakte de architect Herman Strijbosch later een aantal reconstructietekeningen.
- In 1902 werden de restanten van de kapel en de toren afgebroken en met het puin werd de huidige Pastoriestraat verhard.
- In 1926 werd op de plaats van de oude kapel een grafmonumentje van de familie De Maurissens gebouwd, ter gedachtenis aan de overleden familieleden die tot midden 19de eeuw rond de oude toren begraven werden.
- In 1961 werden hier onder leiding van rector Allard opgravingen gedaan, waarbij oude fundamenten tevoorschijn kwamen en graven die in een krans om de kapel heen lagen.
Bronnen, noten en/of referenties
|
Bronnen, noten en/of referenties |