U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Naasting van de kapel van Vlierden rond 1798

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Kapel van Vlierden, schets die Hendrik Verhees op 20 oktober 1788 maakte en die is gepubliceerd in "Het schetsenboek van Hendrik Verhees" (uitg. Merlijn Den Bosch, 1975).

Een poging tot naasting van de kapel van Vlierden rond 1798 door de katholieken van Vlierden mislukte waarna het onderhoud van de kapel ten laste kwam van de gemeente Vlierden, die haar tot ruïne liet vervallen.


In 1798 werd een staatsregeling van kracht waarmee de mogelijkheid werd geschapen tot teruggave van de kerken en kapellen, die nog in protestantse handen waren, aan het kerkgenootschap dat de meeste leden telde. Op dat moment moet de kapel er hebben uitgezien zoals is aangegeven op de schets uit 1788 van Hendrik Verhees. In het oude koorgedeelte bevonden zich de stoelen, banken en de preekstoel met daar tegenaan de in 1749/1750 gebouwde toren. Voor de teruggave moest de waarde van de kapel geschat worden, waarbij de toren niet werd meegerekend omdat dat een gemeentetoren was.
De teruggave van de Vlierdense kapel had nogal wat voeten in de aarde. Van de 561 inwoners waren er 546 katholiek en slechts 15 hoorden tot de Nederlands-hervormde gemeente. De katholieken waren in de meerderheid en meenden daarom hun rechten te kunnen doen gelden op de kapel.
Het kerkgebouw moest worden getaxeerd en daartoe werden drie taxateurs of schatters benoemd; de twee katholieken, J. van Wanrooij en A. Borrenbergen, en de gereformeerde J. de Waal. Op 17 oktober 1798 werd het kerkgebouw geschat op een totaalbedrag van 764 gulden. De Vlierdense protestanten kwamen in het geweer en vochten de gang van zaken aan, omdat naar hun mening de taxatie zeer partijdig was en ten voordele van de katholieken uitviel. Volgens hen had men vier taxateurs moeten benoemen, twee van iedere belanghebbende partij. Nu was immers de taxatie verricht door twee roomschen en een gereformeerde wiens vrouw echter roomsch was. Bovendien voerde men als argument tegen de naasting aan dat het ging om een kleine kapel, waar nog niet eens plaats was voor de helft van de Vlierdense katholieken. De Vlierdense protestanten zouden een geldsom van slechts twintig guldens acht stuivers en twaalf penningen in handen gestopt worden waarmee hen hun enige kerkgebouw ontnomen werd zodat ze ter plaatse geen godsdienstoefeningen meer konden houden. Samen met het gegeven dat de protestanten het kerkgebouw niet als hun materiële eigendom beschouwden en dus niet voor geld konden verkopen was er voldoende reden voor de protestanten om de ondertekening van een overeenkomst te weigeren.
Er werd door de katholieken gereclameerd bij de hoge overheid in Den Haag, waarmee een beslissing aanmerkelijk werd vertraagd en uiteindelijk zelfs uitbleef en de protestanten hun kerkgebouwtje nog enige jaren konden behouden. Op 23 augustus 1801 werd er nog een protestants kind gedoopt.
De Vlierdense kapel raakte steeds meer in verval. In 1804 meldde de kerkenraad dat het gebouw dermate defect is aan glas- en dakwerk dat men in dezelve zeedert twee of drie jaaren geen godsdienst heeft kunnen verrigten. Uiteindelijk kwam de kapel noch aan de katholieken noch aan de protestanten. Bij de invoering van het kadaster in 1832 was de grond onder de kapel eigendom van de Domeinen. De kerktoren en het kerkhof rondom de kapel waren vanouds eigendom van de gemeente. Bij een opgave over de kerken en kapellen in 1817 gaf het gemeentebestuur van Vlierden de volgende verklaring af:

In onze gemeente bestaat een kerkenhuis[1] waarin de katholieke godsdienst wordt uitgeoefend en welk gebouw voor 1795 en tot heden toe onderhouden werd door het godsdienstig genootschap en een toren en vacant liggend bouwvallig kerkgebouw wat voor 1795 onderhouden werd door het land en in 1798 bij de staatsregeling ten laste van de gemeente is gekomen, doch ten aanzien van de reparaties aan de toren altijd voor rekening van de burgerlijke gemeente is gekomen.

Hieruit mag worden geconcludeerd dat de poging tot naasting van de kapel door de katholieken mislukt was. De katholieke erediensten werden voortgezet in de veel grotere schuurkerk aan de huidige Pastoriestraat terwijl de gemeente Vlierden verantwoordelijk werd voor het onderhoud van de kapel en deze tot ruïne liet vervallen.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Bedoeld is hier de schuurkerk van Vlierden die aan de huidige Pastoriestraat stond.