Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Maria Elisabeth van Hoof (1822-1883): verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 15: | Regel 15: | ||
Maria Elisabeth was een dochter van | Maria Elisabeth was een dochter van bakker Lambertus van Hoof (Veghel 1783-1848 Veghel) en Elisabeth van Doorn (Veghel 1791-1863 Veghel). Ze was vanaf 8 juni 1843 postulant, werd ingekleed op 23 juli 1843 en legde op 19 september 1844 in Veghel de eeuwige gelofte af. | ||
In een tijd dat de [[spoorweg]] door Deurne nog niet bestond en er nauwelijks verharde wegen waren kwam ze, samen met [[Maria Elisabeth Jonckbloet (1817-1884)|zuster Augustina]], [[Maria van der Linden (1822-1898)|zuster Birgitta]] en [[Adriana van Erp (1822-1877)|zuster Clara]] per huifkar van Veghel naar Deurne. Aangezien [[huize St. Joseph (Visser)|huize Sint-Joseph]] aan de [[Visser (straat)|Visser]], dat toen alleen bestond uit het [[Liefdehuis]], nog in aanbouw was, nam zuster Bernardina haar intrek in de voormalige [[pastorie aan de Korte Steenweg]] op het adres Dorp A.165, het pand dat tegenwoordig nog steeds te vinden is op het adres [[Martinetstraat 32-34]] en waarin destijds zelfs een ''aller eenvoudigste huiskapelletje'' gevestigd was. | In een tijd dat de [[spoorweg]] door Deurne nog niet bestond en er nauwelijks verharde wegen waren kwam ze, samen met [[Maria Elisabeth Jonckbloet (1817-1884)|zuster Augustina]], [[Maria van der Linden (1822-1898)|zuster Birgitta]] en [[Adriana van Erp (1822-1877)|zuster Clara]] per huifkar van Veghel naar Deurne. Aangezien [[huize St. Joseph (Visser)|huize Sint-Joseph]] aan de [[Visser (straat)|Visser]], dat toen alleen bestond uit het [[Liefdehuis]], nog in aanbouw was, nam zuster Bernardina haar intrek in de voormalige [[pastorie aan de Korte Steenweg]] op het adres Dorp A.165, het pand dat tegenwoordig nog steeds te vinden is op het adres [[Martinetstraat 32-34]] en waarin destijds zelfs een ''aller eenvoudigste huiskapelletje'' gevestigd was. |
Versie van 27 jun 2019 15:04
Maria Elisabeth van Hoof (1822-1883), indertijd in Deurne bekend onder de kloosternaam zuster Bernardina, behoorde tot de eerste groep van vier zusters die op 13 mei 1856 van Veghel naar Deurne kwam om naast de Sint-Willibrorduskerk in het centrum van Deurne de eerste nevenvestiging (succursaalhuis) van de congregatie van de zusters Franciscanessen uit Veghel te stichten.
Maria Elisabeth was een dochter van bakker Lambertus van Hoof (Veghel 1783-1848 Veghel) en Elisabeth van Doorn (Veghel 1791-1863 Veghel). Ze was vanaf 8 juni 1843 postulant, werd ingekleed op 23 juli 1843 en legde op 19 september 1844 in Veghel de eeuwige gelofte af.
In een tijd dat de spoorweg door Deurne nog niet bestond en er nauwelijks verharde wegen waren kwam ze, samen met zuster Augustina, zuster Birgitta en zuster Clara per huifkar van Veghel naar Deurne. Aangezien huize Sint-Joseph aan de Visser, dat toen alleen bestond uit het Liefdehuis, nog in aanbouw was, nam zuster Bernardina haar intrek in de voormalige pastorie aan de Korte Steenweg op het adres Dorp A.165, het pand dat tegenwoordig nog steeds te vinden is op het adres Martinetstraat 32-34 en waarin destijds zelfs een aller eenvoudigste huiskapelletje gevestigd was.
Naast hoofdonderwijzeres was ze in 1844 een van de drie novicen die de grondleggers waren voor de stichting van de congregatie van de zusters Franciscanessen van Veghel. Ze was ook de eerste huisoverste van het nieuwe Deurnese Sint-Jozefklooster.
Binnen een week na aankomst, om precies te zijn op 19 mei 1856, werd er onder haar leiding in Deurne gestart met een brei- en naaischool. Ze stuurde, waarschijnlijk onmiddellijk na haar aankomst in Deurne, de volgende ongedateerde brief, gericht aan het gemeentebestuur van Deurne:
- Geeft met gepasten eerbied te kennen, Mejuffrouw Maria Elisabeth van Hoof, woonachtig te Deurne, houderesse der acte van toelating tot het geven van onderwijs in de Nederduitsche taal, welke zij de eer heeft hierbij over te leggen.
Dat zij het voornemen heeft opgevat, van eene bijzondere school der tweede klasse, binnen de Gemeente Deurne op te rigten, bestemd tot het geven van onderwijs, alléén aan meisjes.
Dat suppliante tot dit voornemen is geleid, eensdeels door aanzoeken daartoe van belanghebbenden Uwer Gemeente, van méér dan eene zijde, en anderdeels door overtuiging, dat aan de daarstelling van eene zoodanige school zich eene werkelijke behoefte gevoelen doet. Redenen, waarom Suppliante UEd. Achtbare eerbiediglijk verzoekt, om aan haar, overeenkomstig de bestaande verordeningen en naar aanleiding bepaaldelijk van Art. 1 van het Koninglijk Besluit van 27 mei 1830 de vereischte authorisatie te willen verleenen, tot oprigting van eene lagere, bijzondere school der tweede klasse, binnen uwe Gemeente, bestemd tot het geven van onderwijs aan Meisjes. Nog neemt suppliante eerbiedig de vrijheid UEd. Achtbare uit te nodigen, authorisatie te willen aanvragen, om haar, zonder vergelijkend examen te benoemen als onderwijzeresse der gezegde school. Hetwelk doende enz.
Maria Elisabeth van Hoof.[1]
- Geeft met gepasten eerbied te kennen, Mejuffrouw Maria Elisabeth van Hoof, woonachtig te Deurne, houderesse der acte van toelating tot het geven van onderwijs in de Nederduitsche taal, welke zij de eer heeft hierbij over te leggen.
De gevraagde toestemming werd haar op 21 mei 1856 door het gemeentebestuur verleend, maar dat was voor schoolopziener Schiefbeen iets te kort door de bocht. Er moest ook officieel toestemming gevraagd worden tot het oprichten van een bijzondere school. Schiefbeen adviseerde het gemeentebestuur om die formaliteit snel af te handelen.
Op 12 juni 1856 besloot het gemeentebestuur als volgt:
- Burgemeester en wethouders van Deurne, ontvangen hebbende een adres van mejuffrouw Maria Elisabeth van Hoof, geestelijke zuster, houderesse eener acte van toelating tot het geven van onderwijs in de Nederduitsche taal en rekenkunde, waarbij zij te kennen geeft voornemens te zijn eene lagere bijzondere school der tweede klasse binnen deze gemeente op te rigten bestemd tot het geven van onderwijs aan meisjes, gelet op art 1 van het Kon. Besl. van 27 mei 1830 staatsblad nr 9, besluit om onder goedkeuring van Hun Edelgrootachtb. Heeren G.S. van N.Br. aan Mej. Maria Elisabeth van Hoof voornoemd authorisatie te verleenen eene lagere bijzondere school der tweede klasse binnen deze gemeente op de rigten.[2]
Maar voordat ze officieel haar betrekking als onderwijzeres kon aanvaarden moest ze nog één gelofte afleggen, namelijk dat ze geen kinderen zou toelaten die niet waren gevaccineerd tegen de pokken. Op 1 augustus 1856 deed ze dat.[3]
Op 22 oktober 1858 verhuisde zuster Bernardina en haar medebewoners naar het nieuwe liefdehuis waar reeds enkele vertrekken van het gebouw in gebruik genomen werden. De voltooiing van het gasthuis en de daaraan grenzende kloosterkapel in 1871 maakte ze niet meer mee want in een vergadering in het moederhuis van Veghel op 28 Mei 1860 was de toestand van het huis te Deurne besproken. Daar kwam men tot het besluit, dat moeder Bernardina niet de vereiste hoedanigheden had om als overste op te treden: ze durfde niet te vermanen, zodat de regeltucht er onder leed. Desalniettemin werd ze pas op 7 december 1867, ruim elf jaar na haar komst in Deurne, naar het moederhuis in Veghel teruggeroepen en vervangen door zuster Antonia van de Sande.
Bronnen, noten en/of referenties
|