Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Wilbertzangers
Het jongenskoor de Wilbertzangers, ook wel Wilbertzangertjes genoemd, werd in 1939 opgericht en begeleidde voornamelijk kerkdiensten.
De Wilbertzangers werden op 7 november 1939 opgericht door frater Novatus. In 1946 werd hij opgevolgd door frater Supplicius. Rond 1958 nam frater Radboud de leiding over en rond 1964 was Frater Floribertus hun leider. Het koor verzorgde met grote regelmaat zondags de liturgische vieringen, maar werd ook gevraagd ter opluistering van huwelijksmissen. Bij de kerstvieringen bracht het jongenskoor allerlei kerstliederen ten gehore.[1]. Maar ook het moeilijke werk werd niet geschuwd. Tijdens de eerste plechtige H.Mis van Jo Terruwe in 1941 werkten de Wilbert-zangertjes mee aan de uitvoering van de vierstemmige mis van Mieterer.[2] Het jongenskoor werkte dikwijls samen met het (heren)kerkkoor. Zo werd in 1945 gezamenlijk de Missa Pontificalis van L. Perosi, voor driestemmig gemengd koor opgevoerd.[3]
Ook luchtiger werk werd voor het voetlicht gebracht. Bij de eeuwfeestviering van de Orde Fraters van Tilburg in 1945 werd door de Wilbert-zangertjes, tevens als een soort late viering van het gouden kloosterfeest van frater Willibrordo, de operette Hoe de prins genas, in Bio-Vink opgevoerd.[4]
Op zondag 3 juni 1951 brachten de Wilbertzangertjes o.l.v. Bernard van Baars de Missa In Honorem Sanctorum Innocentium van Jan Nieland ten gehore, samen met het Parochieel Zangkoor. Dit was ter gelegenheid van het 25-jarig priesterschap van pastoor Van Dinter.
In 1964 werd het zilveren jubileum nog groots gevierd van het op dat moment ruim honderd leden tellende jongenskoor.
Ter gelegenheid daarvan werd ook een jubileumboekje uitgebracht. [5]
Wanneer een jongenskoor 25 jaar bestaat is dit wel een bijzondere prestatie. In welke vereniging is het verloop van de leden groter als in jeugdbewegingen in het algemeen en wel bijzonder bij jongenskoortjes, die alleen met kinderstemmen mogen werken? Zodra de zangertjes de lagere school verlieten vielen zij af. En zodoende moesten er ieder jaar nieuwe jongens aangetrokken en geschoold worden.
In de 25 jaar van zijn bestaan luisterde dit jongenskoor tal van kerkelijke diensten op. Onder invloed van de meer liturgische bewustwording gingen de werkzaamheden zich meer toespitsen op een doelbewuste viering van de hoogmis op zondag. Iedere veertien dagen verzorgden de jongens daarom samen met het herenkoor de voorzang bij het volkskoor. Op hoogtijdagen werd er doorgaans een meerstemmige mis ten gehore gebracht. Voor dit regelmatig optreden was een goede scholing en voorbereiding nodig. Daarom was er dagelijks repetitie. Om aan de opleiding enige grond te geven besloot de koorleiding om diploma's uit te reiken, namelijk vier in getal, A, B, C en D. De eisen voor 't behalen hiervan waren als volgt.
Eisen voor de verschillende diploma’s[bewerken | brontekst bewerken]
Diploma A:
- De antwoorden uit de mis kunnen zingen.
- Kunnen communiceren met de priester.
- De volgorde van de misgebeden kennen.
- Het muziekschrift verstaan (niet bedoeld, zingen naar noten).
- De maatsoorten kennen en deze kunnen aangeven.
- Vocalises, solfège met goede stemgeving zingen.
- Zelfstandig kunnen zingen: Asperges me, Kyrie XVIII,Gloria XV, Credo III en een vrij gekozen lied.
Diploma B:
- Kennis der tonen en de opbouw van de grote tertstoonladder. Grondtoon en dominant. De nootwaarden kennen, ook in een bepaalde maatsoort. De meest voorkomende vreemde benamingen kennen.
- De grote tertstoonladder van C, G en F.
- De intervallen en hun afstanden.
- Van een zangnummer deze vragen kunnen beantwoorden: a)Hoeveel en welke melodische zinnen zijn er, b) Waar ligt het hoogtepunt, c) Wat is een modulatie.
- Kennis van het Gregoriaans notenschrift. Enkele neumen kunnen benoemen: punctum, virga, ruitnoot quilisma, pes, clivis, bistropha, bivirga, tristropha, tribirga. Iets weten van groot en klein ritme.
- Vocalises en solfège.
- Zelfstandig kunnen zingen: alle gezangen van de gebruikelijke volkszang. De sopraan- of altpartij van een meerstemmige mis. Twee liederen naar eigen keus.
- Liturgie: Kennis van het liturgisch jaar. De vraag kunnen beantwoorden: Wat vieren we tijdens de Eucharistieviering? Hierop een meerledig antwoord.
Diploma C:
- Vijf bestudeerde solfège feilloos kunnen zingen.
- Vijf bestudeerde vocalises feilloos kunnen uitvoeren.
- Uitbreiding intervallenkennis.
- Een eenvoudig lied kunnen tacteren.
- Een eenvoudig zangnummer na korte tijd zelfstandig kunnen zingen.
- Enige moeilijker neumen van 't Gregoriaans kennen Iets over de kerktoonladders.
Diploma D:
- Na korte bespreking een lied kunnen beheersen naar uitspraak, stemgeving, ritme, tempo, voordracht en adembeheersing. De opbouw van het lied doorzien met frazering, stuwing en daling.
- Motu-proprio. Sint-Gregoriusvereniging.
- Verschil tussen kerkzanger en concertzanger. Door welke motieven moet een kerkzanger zich laten leiden?
Het diplomasysteem trad pas in werking van 1964, bij alle diploma’s gold: Trouw repetities bezocht en kerkelijke diensten bijgewoond hebben en steeds op tijd aanwezig te zijn geweest.
Bronnen, noten en/of referenties
|