Intronisatie van het Allerheiligste Hart
De Intronisatie van het Allerheiligste Hart was de plechtige plaatsing door een priester van een Heilig Hartbeeld.
Vroeger zochten ook veel Deurnenaren bescherming van huis en haard en van persoonlijk geluk door een Heilig Hartbeeld in huis te (laten) plaatsen. Het was een beeld van Jezus met op zijn borst een groot hart, met een stralenkrans er omheen. Door zo'n beeld in huis te zetten vroeg men aan Jezus om jou ook een plaatsje in Zijn Hart te geven. Gebeurde dat op plechtige wijze door een priester dan sprak men van intronisatie.
De geestelijke verstrekte dan soms ook een soort getuigschrift. Bij heemkundekring H.N. Ouwerling zijn daarvan meerdere exemplaren bekend, waarvan een tweetal afgegeven door pastoor Piggen uit Zeilberg in 1919. Het eerste op 8 juni 1919 in de woning van Cornelis Raemaekers en het tweede op 28 september 1919 in de woning van Nicolaas van Dam. Ook na de Tweede Wereldoorlog was dit gebruik nog in zwang, zoals blijkt uit de intronisatie-oorkonde uit 1952 bij het gezin van [[Gerardus Wilhelmus Manders (1929-1999)|Wim Manders\\, ook in de Zeilberg.
Het uiterlijk en de tekst van beide getuigschriften uit 1919 is identiek. De volledige tekst luidt:
- Hart van Jezus, Koning en Middelpunt aller harten, Ontferm U onzer.
- Laat toekomen Uw Rijk!
- Wie Mijne geboden heeft en ze onderhoudt, hij is het, die mij bemint. Joan XVI, 21.
- De Intronisatie van het Allerheiligste Hart van Jezus heeft den ... van het jaar ... met de gebruikelijke plechtigheden plaats gehad in de woning van ... te ...
- Door dit getuigenis van liefde en eerherstel bedoelt ons huisgezin, het Goddelijk Hart van Jezus te erkennen en te huldigen als zijn Koning en Opperheer. Het aanvaardt van ganscher harte de geboden Gods en der H. Kerk; het geeft zijn afschuw te kennen voor de heiligschennende miskenning van Jezus' onbeperkte rechten van Opperheer over personen, huisgezinnen en volkeren; het keurt zonder beperking alle overtredingen der heilige huwelijkswetten af; het zal alles vermijden, wat in strijd is met of gevaar oplevert voor geloof en zeden, zooals gevaarlijke lectuur, lichtzinnige kleding, ongepaste gezelschappen en allerlei overdaad. Het zal zich toeleggen op een diepere kennis van Jezus-Christus en Zijn H. Evangelie. Eindelijk beschouwt het den Zaligmaker met het liefdevolle Hart niet alleen als Koning maar ook als Vriend en Vader, Wien het een genot is, te zijn met de kinderen der menschen; het gelooft in zijn matelooze liefde en barmhartigheid en vraagt Hem vertrouwvol de genade, om steeds op de innigste wijze met Hem vereenigd te blijven.
- Tot bevestiging waarvan wij teekenen: ....
- De Priester: ...
