Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Hoeve Ruth

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De hoeve Ruth in 1986.
Foto: Pieter Koolen
De hoeve Ruth in 1986.
Foto: Pieter Koolen

De historie van de hoeve Ruth gaat tenminste terug tot vóór 1252.


In 1325 werden door de hertog van Brabant de definitieve grenzen vastgesteld van de gemeente Vlierden waarbij een van de grenspunten was de moelen geheyten Rieth (dit is de watermolen van Ruth). Deze molen maakte deel uit van de toen al bestaande hoeve Ruth. Deze molen lag op de Astense Aa nabij het bruggetje dat nu vanuit de Ruthsedreef en de Vorstsedreef leidt naar de Berken. Het is een watermolen die, zoals dendrologische onderzoek na een onbedoelde vernieling van de archeologische restanten in 2011 duidelijk maakte, al vóór 1252 moet zijn gebouwd. We mogen dus ook aannemen dat de stichting van deze boerderij ook van vóór die tijd is.

De tienden van Ruth werden in de laat-middeleeuwse bronnen bestempeld als een Echternachs leengoed, hetgeen wil zeggen dat de prelaat van Echternach deze tienden in leen uitgaf aan zijn domeinbeambten. Zij beheerden namens de abt deze veraf gelegen abdijgoederen. Ruth mag daarom misschien wel gezien worden als een exploitatiehoeve van Echternach die een onderdeel vormde van een veel groter ontginningsgebied. Het is niet uitgesloten dat vanuit Ruth ook Vorst en Hazeldonk ontgonnen zijn.

Er is nog iets dat de geschiedeniis van de hoeve Ruth boeiend maakt namelijk de naam zelf. Ruth is een benaming die naamkundig thuishoort bij de zogenaamde rode-namen, een verzamelnaam voor de bosontginningen uit de volle Middeleeuwen rond de 10de en 11de eeuw. De bevolkingstoename in die tijd noodzaakte de bewoners om nieuwe bestaansmogelijkheden te scheppen. Dat gebeurde zowat overal op de zuidelijke zandgronden. Ook het feit dat bij de hoeve een watermolen hoorde geeft de belangrijkheid van dit vermoedelijk oude Echternachse goederencomplex aan. Op welk moment Ruth werd opgenomen in het kloosterbezit van Binderen is niet exact vast te stellen. Het kloosterarchief van de abdij is verloren gegaan of verspreid in het buitenland terecht gekomen. Dat zou ten aanzien van de Binderse hoeven veel detailinformatie opgeleverd kunnen hebben.

De conflictjaren 1530-1534 tussen de abt van het moederklooster te Villers en het convent van Binderen gingen niet geruisloos voorbij. Er werd aan de pachter van de Ruthse hoeve, een zekere Dierik Jan Dierik Thielenszoon, gevraagd om een geldelijke bijdrage in verband met het visitatiebezoek van abt Dyonisius. De abten kwamen bij hun visitaties met een groot gevolg naar de dochterabdijen om die te inspecteren. Niet alleen de bouwkundige en economische toestand was voor hen van belang, maar veel meer nog het toetsen van de nauwkeurige naleving van de kloosterregels. Zijn verblijf te Helmond in het klooster Binderen heeft Binderen 'n paar centen gekost en de hoevenaars moesten dus bijspringen. De administratie van de inkomsten en de opbrengst van de kloostereigendommen leidde soms tot nieuwe beschrijvingen. Van Ruth is een 16de-eeuws overzicht bekend van de pachtcondities. De pachter betaalde het convent 16 mud rogge, 2 mud boekweit, 10 vaten raapzaad en 24 pond boter en op zijn hoeve telde men 3 varkens, 6 kapoenen, 6 ganzen, 4 paarden, 1 veulen, 30 koeien en 80 schapen. dat was een groot bedrijf voor die periode! Overigens hing de vaststelling van de pachtsom sterk samen met de economische bloei van het bedrijf want in opeenvolgende lijsten variëren de pachtprijzen nogal eens.

Toen na de Vrede van Munster de hoeve Ruth ook werd ondergebracht onder de supervisie van de Staten-Generaal verklaarde de toenmalige pachter Mathijs Thomas van Croy dat hij deze hoeve van het convent mocht huren en bewerken tegen een pachtsom die beduidend afweek van die van Dierik Thielens, want hij moest opbrengen: 16 mud rogge, 8 mud boekweit, 1 mud en 6 vaten haver, 8 vaten raapzaad, 1 vat spurriezaad, 3 pond was, 1 steen vlas, een varken van 150 pond, 2 hamels, 10 hoenders, 8 manden eieren, 75 pond boter en 1 pond gember, peper en nootmuskaat of daarvoor in de plaats 1 dukaat. Voorts betaalde hij een bedrag vooraf van 75 gulden. Ook moest hij in het Ruthse bos een hoeveelheid hout kappen en gebundeld afleveren bij het convent. Bovendien moest hij anderhalve last turf steken uit onssen peel en die bezorgen bij de nonnen. Tenslotte moest hij ook nog 16 vimmen dakstro afleveren. Uit een dergelijke verzamelstaat mag men concluderen dat die pachthoeven destijds een rijke bron van inkomsten waren voor het klooster.

De nieuw benoemde rentmeesters van de geestelijke goederen die in 1648 aantraden, maakten vrij snel een goede inventarisatie van al het roerend en onroerend goed en probeerden zo snel mogelijk tot verkoop over te gaan. Landmeters werden ingehuurd om de landerijen op te meten en in kaart te brengen. Zo is een opmeting uit 1659 bekend waaruit blijkt dat de hoeve Ruth op dat moment uit 200 lopensen wei- en grasland en 122 lopensen bouwland bestond, vergelijkbaar dus met een eigentijds bedrijf van rond de 55 hectare! Het gebouwencomplex werd in het ghesworen maetboeck van den dorpe van Vlierden omschreven als bestaande uyt huys, schuer, schaepskooy, backhuys, schop, pertstal, verckenskooy met aengelaech daeraen gheleghen. Het geheel was belast met cijnzen aan de heren van Helmond, Deurne en Vlierden. Tot de landerijen rekende men:

item eenen ecker aent Haseldoncslant aengheleghen aen den Heijtcant 7 lopensen 17 roeijen 11 voet; item noch eenen clamp daer aen gheleghen 5 lopensen 4 roeijen 14 voet; item noch eenen clamp daer aen gheleghen ghenaempt het Willighendael 13 lopensen 7 roeijen; item noch eenen clamp daer neven 9 lopensen 6 roeijen; item noch eenen anderen clamp 14 lopense 44 roeijen; item noch eenen clamp daer aen 14 lopensen 18 roeijen; item noch eenen clamp daer aen gheleghen 14 lopensen 3 roeijen 3 voet; item de Poothoff aen den pertstal 2 lopense 17 roeijen; item den Koolcamp bij 't huys 5 lopensen 30 roeijen; item noch een clampen aen den misten gheleghen 48 roeijen 15 voet; item noch een kleyn plecxken aen den Heesterhoff 11 roeijen; item noch eenen ecker ghenaempt het Neerlant 9 lopensen 35 roeijen 15 voet; item noch eenen anderen clamp daer aen gheleghen xv lopensen iiij roeijen;item tusschen de percelen van tuellant is niemants thusschen beijde gheleghen ende met beijde die eijnde op erffenis van de hoeve Haseldonck ende Vorst, die een seijde die ghemeijnte van Vlierden dander seijde hen selfs erve; item het Koe-eussel is aen het aengelach aengheleghen die een seijde langhs die ghemeijn Aa ende het lant met de hoijvelden dat aen ende op erffenis van den Haseldonck dander eijnde de Vorst; item noch een stuck groesen ghenaempt den Langhenbempt gheleghen tusschen die ghemeijn Aa dander sijde met den eenen eijde het Ruthssebos dander eijnde op erffenis die hoeve de Vorst; item noch een hoeijveltjen op het Astense gheleghen genaempt de Muelenbempt die een seijde die ghemeijnt dander sijde Cornelis Peters met alle andere; item int hoenderboeck van den Heer van Dorne wordt jaerlycx betaelt 1 stuyver 1 duit; item in het boeck van den Heer van Helmont 22 stuijver 2 ort; item in het boeck van mijn Heer van Vlierden 3 stuijver 3 ort.
In de
plantagie staan over de hondert boomen sommige meer als een vadem, sommige minder, eenige een voet ende minder dick.

In 1664 werden Ruth en Vorst samen verkocht aan de gebroeders Jan en Adriaan van der Meijden voor een totaalbedrag van 14.000 gulden. Johan van der Meijden die vroedmeester en secretaris was te Schiedam verkocht in 1681 de hoeve met het recht om de vervallen oliemolen van Ruth opnieuw op te bouwen. Ook het Ruthse bos was bij de verkoop inbegrepen. Theodorus Roefs, de rentmeester van de heer van Helmond, werd toen de nieuwe eigenaar. Roefs verpachtte de hoeve in 1690 aan Thomas Ruth Mathijssen onder de voorwaarde dat hij zorg zou dragen voor de levering van zes karrevrachten, de helft van de fruitopbrengst, in de maand mei 100 pond boter, rond Pasen een zogenaamd paeshuys, jaarlijks een vet varken van 150 pond, 100 gulden voorlijf en met Helmondkermis 130 vaten rogge en 100 vaten boekweit. Tevens nam de pachter de plicht op zich om alle gebouwen correct te onderhouden en de gebruikelijke cijnzen en andere lasten te betalen die op de hoeve rustten. Ook voor Jan Claassen van Neerven, die vanaf 1701 pachter werd voor een periode van acht jaar, golden dezelfde voorwaarden.

Na het overlijden van mr. Theodorus Roefs werd de hoeve Ruth met de oliemolen en het Ruthse bos vermaakt aan mr. Antonie Molemakers, diens vrouw Catharina Roefs en hun minderjarige kinderen Johanna, Gerard en Mattheus. In 1730 machtigde Matheus Josephus Molemakers de advocaat mr. Johan Verbeek om de hoeve te verkopen aan baron Rogier van Leefdael die gehuwd was met Johanna Molemakers. Zijn dochter freule Juliana van Leefdael trad in het huwelijk met mr. Gerard Pieter Diert van Melissant, afkomstig uit een Duits adellijk geslacht, en erfde in 1771 de hoeve Ruth met een totale oppervlakte van 325 lopensen en 37 roeden. Via deze freule gehuwd met Franciscus Adamus Antonius van Heister, kwam het gehele landgoed in handen van de heer Van Heister die bij de kadastrale opmetingen in 1832 nog steeds als eigenaar genoemd werd. Na diens dood in 1833 liet de freule door landmeter Schmitz het totale landgoed nog eens hermeten om problemen met pachters te voorkomen.

In 1837 trad de Helmondse koopman Franciscus Hubertus van Hoek, tevens rentmeester van de familie Diert van Melissant, als zaakgelastigde op en verhuurde de drie hoeven: Vorst 1 aan Hendrik van Bommel, Ruth aan Francis Rooijakkers en Vorst 2 aan Petronella Jacobs, de weduwe van Willem Manders.

jaar eigenaar bewoner
1736 Baron Rogier van Leefdael Jacob van Neerven
1756 Marcelis van Neerven
1766 Baronesse Van Leefdael weduwe Marcelis van Neerven
1771 Gerardus Petrus Diert van Melissant Jan van Hugten
1776 Jan Aart Rooijakkers
1786 Jan van Heugten
1798 Gerrit Canters
1832 Francis Adam Antonie Heister]]
1847 Beelsfundatie