U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

De tewerkstelling in Duitsland van Jan Steegs tijdens de Tweede Wereldoorlog

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Oorlogsverslag Jan Steegs 1 LR.jpg
Oorlogsverslag Jan Steegs 2 LR.jpg

De tewerkstelling in Duitsland van Jan Steegs tijdens de Tweede Wereldoorlog werd door Jan Steegs, die zich na de oorlog in Deurne vestigde, door hem in een dagboek vastgelegd.[1]

Onderstaand volgt de letterlijke weergave van het typoscript van Jan Steegs.

Westwal-arbeider…

8 october 1944.

BEKENDMAKING
Alle mannen tot werken in staat moeten zich morgen om 8 uur melden om te werken te Eghel. Anders zullen 25 gijzelaars tegen de muur gezet werden.
Hauptman

Omdat de Duitsers opgeplakt hadden, dat alle mannen, tot werken instaat, zich s'morgens 8 uur moesten melden, gingen vele eerst naar de H.Mis van 7 uur, om dan, als allen gingen, te gaan werken. Zo er niemand kwam, zouden 15 gijzelaars doodgeschoten worden.

Toen dan de H. Mis uit was, was alles rond de Kerk reeds afgezet door de "Groene Politie". Velen liepen de Kerk weer binnen en die geluk had ontsnapte. Wij werden in een troep mee naar de St. Franciscusschool gedreven, Mannen boven de 60 jaar mochten naar huis gaan. Aan school waren er al velen, die door de Duitsers aan huis of op straat waren opgepikt.

Er waren mannen die dekens en schoppen bij zich hadden. De meesten waren in de verbeelding, dat we naar Egchel moesten gaan werken, daar was het Hoofdkwartier van de Generaal. Naar men vertelde - zouden we daar moeten gaan werken.

Er tussen uitknijpen was niet meer mogelijk, de school en de omliggende straten waren formeel afgezet. Al gauw kwamen moeders, vrouwen kinderen boterhammen en dekens brengen natuurlijk allen met huilende gezichten.

In school liepen velen met bleek gelaat, men zag het donker in. Al spoedig kwamen de speelkaarten voor de dag, om de moed er in te houden, maar van spelen met aandacht was totaal geen sprake. Om 11 uur moesten we op de speelplaats gezamelijk aantreden. Lange colonnes uit Beringen en Grashoek trokken met bleke treurige blik reeds voorbij; richting Duitsland. Voor een zieke man werd de dokter gehaald, na onderzocht te zijn mocht hij naar huis gaan, de dokter moest echter zelf mee. Het werd stil onder de mensen de straten staan vol met huilende moeders en vrouwen, die al gauw door de Duitsers uit elkaar gejaagd werden. We werden geteld, de oude mannen op auto's geladen en weggebracht, waarheen ? Toch beseften we toen nog niet, wat ons te wachten stond.

Eindelijk werd het teken tot de aftocht gegeven, en de lange stoet van honderden en honderden zette zich in beweging in de richting Kessel. Wenn jemand laufen geht, wird geschossen!” brulde de S.D.-leider Ströbel op een sadistische toon. We vroegen waar het naar toe ging, "das Maul halten" was het antwoord. En daar ging het onder geleiding van 30 "Grünne" het onbekende en bange onzekere te gemoet. Tussen de Kesselse bossen werden er foto's genomen voor de "Zeitung", "Hollandse vrijwilligers op weg naar Duisland" zal waarschijnlijk wel het opschrift zijn geweest. ..

In Kessel was het al precies hetzelfde. Alle mannen, die zich niet verstopt hadden, waren al weg in de richting Duitsland.

-2-

In Kessel ging het met groepen de Maas over. Aan de overkant waren de mannen die met de auto waren weggebracht. De S.A. stond ons reeds op te wachten, mannen van de partij met het geweer op de rug of de revolver in de hand, om de z.g. "Heldense partisanen" in ontvangst te nemen. Wij moesten zowat een uurtje wachten, eer iedereen over de Maas was. In die tijd werden de Jokerkaarten weer voor de dag gehaald, totdat het bevel klonk "Aufstehn und antreten", En voorwaarts ging het in de richting Reuver-Belfeld. In deze plaatsjes stonden de mensen op de straat niet wetende wat er ging gebeuren. We riepen ze toe, dat ze zich verstoppen moesten. In Belfeld ging het rechts-af naar het station. Velen hadden de voeten reeds doorgelopen, 20 K.M. en dan de meesten niets gegeten en het was al 5 uur.

Op het station kwamen al gauw de Belfeldse mensen met brood, tabak en melk, wat natuurlijk welkom, was, alhoewel de meesten nergens zin in hadden. Toen zonk bij de meesten pas de moed in de schoenen. Tot donker moesten we wachten op de trein, er werd nog een afscheidslied gezongen, een laatste groet naar Helden, en daar stapten we de trein in, de donkere toekomst tegemoet, In de veewagens zaten al vele mannen uit de richting Roermond.Toch zijn er in Belfeld nog heel wat tussen uit gegaan, doordat het donker was. Er werd ons verteld, dat we voor 2 dagen naar de Westwal moesten gaan werken. De trein zette zich in beweging, en daar ging het "Das grosze vaterland" in. Voor Venlo sprongen er, terwijl de trein langzaam reed, velen uit de wagens, niet lettende op de schoten van de "Grünne"'. Hoe zal het met hun aflopen en als ze weer gesnapt worden wat dan ?

Het was donker in de trein, en, alhoewel we op elkaar gepakt zaten, was het er bitter koud. De meesten hadden geen deken. Ik had gelukkig mijn overjas aan, maar velen waren in een dun jasje, of zonder. Om de zenuwen te stillen, werd gerookt, gezongen en de rozenkrans gebeden. Wat hadden wij ons mooi laten pikken door de Moffen. En wat nu, de fabrieken in, bommen, honger en nooit meer naar huis ? En thuis dan, hoe was het daar, Moeder 72 jaar, Vader ziek? Zo vlogen,de gedachten door mijn hoofd. Uren en uren hobbelde de trein door de stikdonkere nacht. Waar zouden ze ons naar toe brengen, Berlijn,,Hannover, Düsseldorf ? Slapen ging niet, we konden bijna niet staan, laat 'staan zitten. Altijd maar dezelfde houding en vreselijk koud. We passeerden de Rijn, en om 4 uur in de morgen stopte de trein en moesten we uitstappen. Het was stik donker. Licht kende men in Duitsland niet meer, tenzij dat van brandbommen en overdag van de zon. Een troep soldaten stond om trein, en er werd ons gezegd, om niet te gaan lopen, anders knalden de pistolen!, ......... wie zou er gaan lopen en waar naar toe ? We werden een kamp binnengejaagd en daar de kamers en de hokken in. Het kamp was afgemaakt met prikkeldraad. Daar zaten we in een kamp waarover we al zoveel hadden horen praten. Het stonk er als de pest.

We waren in Wuppertahl. Hoeveel er in de trein zaten weet ik niet, maar het kamp bleef aan het binnenstromen. Helden was het beste vertegenwoordigd, ongeveer 800 man, dan Sevenum, Helenaveen, Beegden, Nederweert, Roggel en nog enkele andere dorpen. Een gevangenbewaarder liep rond met een grote bloedhond, die al gauw enkele gevangenen in de benen beet. Die hond werd later door enkele kampbewoners bijna afgemaakt.

Toen het licht werd moesten we aantreden en werden we in 2 groepen verdeeld en mochten we vrij rond lopen. Er waren ook Russen en Polen in het kamp, maar deze waren zo vettig, dat men de luizen over hun gezichten kon zien lopen. Zij waren al jaren daar en leefden er met hun gezinnen; wat lappen om de benen en het lichaam en je had hun gehele klerenkast gezien. De mannen waren minstens in 2 jaren niet meer geschoren.

-3-

Al gauw stonden ze bij ons, om een sigaret, of het peukje, dat wij weggooiden. We hadden er geen idee van, dat wij later nog eens hetzelfde zouden doen.

In de verte zag men fabrieken. Zouden wij daar naar toe moeten? Wupperthal was al zo dikwijls gebombardeerd !

Als je naar de W.C. moest ….., dat was iets verschrikkelijks !, een grote keet met in het midden een grote kuil. Daar lag het vuil al van minstens 2 jaren uit het kamp, en stinken !... . . ... iets verschrikkelijks. Als men dan zijn behoefte moest doen, moest je op een plank gaan staan. Men kon daar met 20 Man tegelijk terecht; aan iedere kant 10 man. AIs je binnen kwam, viel je bijna om van de stank. Geweldig hygienisch !

Voor Duits geld kon men bier kopen. Er waren er enkele die Marken hadden. Al spoedig werd er geld geleend van hen die dit hadden, zodat,men eens wat kon drinken, want het water in het kamp was veel te vuil, Als we hier lang moeten zijn, zullen we gauw genoeg bij St.Petrus zijn, werd er reeds gezegd. De vakmensen moesten zich melden, en om 3 uur marcheerden er enkele reeds af, de rest ontving om 5 uur een brood, we moesten weer aantreden en het ging weer op het station aan. Het was intussen donker geworden en al spoedig hoorden we de vliegtuigen. Daar gaan we heen dachten we, de eeuwigheid in; enfin, daar zou het beter zijn, dan in het kamp. Boven ons werd een gevecht geleverd en de vliegtuigen lieten de bommen los dat was ons eerste avontuur. Geweldige ontploffingen volgden. We liepen overal naar toe om dekking te zoeken. Dat was een ogenblik, om nooit meer te vergeten. Goddank gebeurden er geen ongelukken. Vele aktes van berouw waren er naar de hemel gestuurd, Toen alles afgelopen was, werden we bij elkaar geschreeuwd, en gingen we op de trein aan. Het kloppend hart, kropen we de veewagens in, die bijna allen kapot waren. De deuren gingen dicht en de trein zette zich in beweging. Waar zouden we nu naar toe moeten..... ? Zouden de Engelsen niet bombarderen.....? Met 60 man zaten we in de wagen tegen elkaar gedrukt. Het gebed was onze troost, en al gauw klonk het weesgegroet door iedere wagen. Liggen en zitten konden we niet, we hingen geleund tegen elkaar. Aan slapen hoefden we niet te denken, alhoewel we reeds de tweede nacht ingingen. De trein stond dikwijls stil, dan meenden we al weer, dat we er uit moesten, dan hoorden we ook vliegtuigen en dachten, daar gaan we het tijdelijke met het eeuwige verwisselen. De wagens waren overal kapot zodoende was geweldig koud in dat kleine gedeelte van het Derde Rijk. Iemand had gehoord, dat we naar Lehrte moesten achter Hannover. Hoelang zouden we nog in de trein moeten zitten? Als de trein zo dikwijls stil staat, dan nog wel drie dagen werd er onder elkaar verteld. Toen het dag werd, konden we buiten kijken en zien waar we overal door kwamen.

In Soest op het station werd weer stil gehouden en moesten we 1½ uur wachten. Daar gingen Dr. Smeets, Notaris Haffmans en Baron Weis de Wenne, die ook bij ons waren, er tussen uit. Er woonde daar n.l. een zuster van de Baron in de buurt. Wij liepen de wachtkamer binnen en bestelden een glas bier. Toen ze hoorden, dat wij Hollanders waren, hadden ze dat niet. Echt broederlijke behandeling, maar enfin. We moesten weer de trein in, en daar ging het weer verder. Zo reisden wij 36 uren lang in dezelfde trein zonder te betalen dwars door Hitlers-rijk. 's Morgens om 6 uur moesten we uitstappen en onder geleide voorwaarts, enkele suikerfabrieken voorbij en weer een groot kamp binnen. "Wat heeft Hitler toch veel kampen, zeiden we, "als hij daar de oorlog mee moet winnen Bij de ingang van het kamp kregen we allemaal een penning "we krijgen hier al gauw loon"; enfin, we bewaarden de penning maar goed. Allen werden verdeeld over de verschillende barakken, waarvan er genoeg lagen. In het kamp waren veel Poolse meisjes, allen van goede huize. Allen spraken Duits en Frans. Spoedig waren we er mee aan het praten. Zij waren ook allen mee genomen zoals wij. Wij dachten "als ze zo bij ons maar niet doen.

-4-

In de barakken was het verschrikkelijk vuil en koud, de wandluizen, zo groot als vliegen, kwamen ons al in de deur tegen. Zeker dachten ze daar komt vet en vlees. Er werd ons gezegd, dat we niet buiten de draad mochten, anders werd er geschoten en als de bel ging moesten we aanrukken. De oudere mensen, zagen in die drie dagen al tien jaar ouder, zo prakkezeerden zij over wat gebeuren ging.

Toen dan de bel klonk moesten we aantreden, twee aan twee, en op een grote barak aan, de z.g.n. keuken. Daar hoorden we onze eigen taal, uit Belgische meisjesmonden, we kregen met twee man een kom en bij inlevering van de ontvangen penning aan den ingang, ontvingen we een soort soep, water met wat hooizaad en als je goed keek met een beetje koolraap.

Met een zuur gezicht ging het. terug naar de barak en dan moest je ieder eens, aan de kom drinken, de meeste soep was al spoedig op, ze werd gewoonweg buiten omgegooid, omdat men ze niet lustte. De meesten zeiden, dat tuig vreet ik niet. Toch zullen ze er aan moeten.

Voordat het avond werd moesten we weer aantreden, en ontvingen we ieder een snede brood, zure beschimmelde kuch met een klein hoopje jam, en in dezelfde kom van smiddags wat koffie., waar je dan met twee man aan moest drinken. De maag jankte flink zodat men nergens geen korst brood overhield. 's Avonds mochten we niet de barakken uit, licht was er niet, kribben zonder bedekking, daar kon men op gaan zitten of liggen.

Al gauw werd in iedere barak een koster benoemd en klonk het rozenkransgebed door het Doorgangslager te Lr. Er werd natuurlijk ook gebeden voor degene die thuis waren en voor de andere mannen die overal in Duitsland verdeeld waren. Wij waren ongeveer met achthonderd man. Er werd al verteld, dat de Engelsen doorgestoten waren tot voor de Maas, en wij precies daarvoren waren weggevoerd, wat werd er veel over gepraat !

Na enkele liedjes gezongen te hebben over Limburg en Aan U 0 Koning der eeuwen, dat door het hele kamp klonk en over thuis en toekomst gepraat, probeerden we te slapen, want het werd stil in het kamp. Veel kijven en op Hitler schelden durfden we niet, want wij zaten rondom in de Nazi's. Op de kribben was het hard, de planken waren tien cm. van elkaar af, en dan de wandluizen, die waren al direct aan het proberen om wat Hollands bloed, natuurlijk gaf je dat niet bij en in heel de barak hoorde men maar krabben en vloeken.

Slapen kon men niet, het was zo hard en koud, menig weesgegroetje werd afgepreveld. De nacht kroop voorbij met bidden; krabben en denken aan thuis en toekomst. Toen dan de schemering kwam, was men al direct op en buiten op zoek of er ergens water was om te wassen., Dat was in Duitsland ook al kostbaar. Nou dan maar zonder wassen.

Na de rozenkrans die we 's morgens ook baden, ging de bel voor het morgenontbijt, alweer twee aan twee in de rij. Jongens en mannen, alle soorten ambachten met en zonder geld. Daar had de S.D. niet naar gekeken, alles meeste mee, als je maar een lange broek aan had.

Het ontbijt bestond uit een snede brood en een klein beetje boter en koffie, voor twee man in de kom, die je wat uitgeveegd had met de zakdoek, die al helemaal vuil was. Veel waard was het, dat het niet hard waaide anders was de boter van het brood gewaaid in de tijd dat je van de keuken naar de woonplaats, "het luizenhol" liep. Het brood was spoedig naar je hongerige maag verhuisd, en men was dan gauw buiten om te zien, of er geen nieuws was. Vliegtuigen hoorden we de eerste dagen niet.

-5-

Na de smakelijke soep zagen we 's middags een hele transport mensen vertrekken van de andere zijde van het kamp en werd ons gezegd, dat we ook naar de andere zijde verhuisd zouden werden.

Wij kropen met enkelen het kamp uit en gingen Lr. waar we ons lieten scheren en haar knippen. Zodoende waren we weer fijne kerels in het kamp, bij de luizen. We kochten ata voor de was, haalden ons koolraap weg op het veld en gingen met een kloppend hart weer op onze kameraden aan. Gelukkig dat de wachten ons niet gezien hadden, anders was ons kerkhof ver van huis geweest.

Toen wij dan in onze barak kwamen was die verlaten en hadden onze medebewoners al kennis gemaakt met het ontluizingsproces, dat wij nu met anderen moesten mee maken. Al gauw kwam men ons roepen, en gingen we een grote zaal binnen, betonvloer, waar meisjes in overal rond liepen. Meisjes van de Nazi partij, twintig, vijfentwintig jaar.

Er werd ons gezegd, dat wij ons uitkleden moesten en de kleren in wagens moesten hangen, die klaar stonden.

De schoenen moesten we meenemen, natuurlijk duwden we het geld in de schoenen. In het bijzijn van die meisjes moest het gebeuren, maar die keken nog niet op ons aan, die zagen dat iederen dag. Vele oudere mensen schaamden zich, ze moesten zich ontkleden in het bijzijn van meisjes en ook bij hun zoons.

We moesten een gang doorlopen, toen een kamer in, waar twee meisjes je behaarde lichaamsdelen bekeken of je geen luizen had, dan moesten we een waslokaal binnen waar verschillende Dauchaus (douches?) waren, na zoiets als zeep ontvangen te hebben konden we ons wassen, met dertig tegelijk, allen naakte mannen, van zeventien tot zestig jaar. Van daaruit naar een volgende kamer waar eer meisje met een emmer smerig wit water stond en je behaarde lichaamsdelen met een borstel inwreef.

Eerst voelden we niks, maar 'na een tijdje begon het te werken en zo'n pijn hebben we nog nooit gehad.

Dit duurde zowat vijf minuten, toen verminderde de pijn, de meesten kronkelden over de grond, vooral degenen die een flinke partij gekregen hadden, er zijn enkele mensen van die pijn flauwgevallen.

Na een uur in een lokaal, waarin warme lucht werd geblazen, gelopen te hebban, ontvingen we onze kleren die in die tijd ontluisd waren met hete stoom. Nooit heb ik meer gelachen als toen, een klein dik meneertje met vooruitstekende buik, van ongeveer vijftig jaar, kon niets vinden dan zijn schoenen, hoed en bretels en heeft daar minstens vijftien minuten mee rondgelopen, onder geweldig lachen van de anderen. Een nieuwe serie mannen waren aar de beurt, daarom moesten wij het gebouw uit en de andere afdeling van het kamp in. Dat was groter dan het eerste en er waren ook veel Polen en Russen. De barakken die ons aangewezen werden zaten vol met wand-luizen, als men onder de kribben keek of men hief een plank op dan krioelde het ervan. Nu waren we ontluisd en kwamen in de luizen, wat een prachtige werkwijze van die Nazi's. Wat toch een stel stomme moffen! Toch zag men in het kamp geen soldaten, alleen burgers en meisjes, die over ons de baas speelden. Het eten bestond hier ook uit precies hetzelfde, 's morgens een sneede brood met jam of boter meteen dun schijfje worst. 's Middags een liter water met hooizaad en koolraap met wat kool, 's avonds weer een snede brood met koffie.

-6-

In onze barak werd afgesproken om zelf wat eten klaar te maken, twee jongens kropen stiekum door de draad om kool en wat er te vinden was te halen, enkelen gingen een ketel zoeken, een oud verroest ding, werd wat opgespoeld met water en uitgeschuurd met ata; weer anderen haalden water, we moesten briketten gaan stelen, in het donker, twee man kropen in de keet en gooiden de briketten over, de derde moest opletten of er geen oppasser kwam, de vierde keer toen we de laatste briketten wilden halen werd op ons geschoten, gelukkig werd niemand geraakt, het was stik donker, daarom kon niemand ons zien.

De twee etenhalers kwamen terug en toen begon het klaar maken, witte kool, roode kool, spruitkool, savoge kool, koolraap, wortelen, prey en aardappelen, alles werd onder het licht van spanen hout, die we van de kribben hadden afgesneden, gewassen gesneden en dan in de pot op de kachel gekookt.

Een mooi gezicht, vijf man snijden, twee man wassen, vier man bijlichten en een stond aan de kachel. Alles ging de pot in, onder toevoeging van een hand vol zout, dat we in Lr. gekocht hadden. Met een stok werd het voortdurend onder mekaar geroerd, tot dat we meenden dat het gaar genoeg was.

Er werd ook nog wat bewaard voor den volgende dag, zoveel hadden die twee mee gebracht. Met een stokje werd eens geproefd en toen volgde de verdeling. Ieder kreeg zijn portie. Enkelen hadden een lepel, de anderen deden het met een stokje. Het smaakte uitstekend, de meesten zelden zo kan moeder de vrouw het niet klaar, en dat voor vijf en twintig man te gelijk.

Al gauw was de ketel lieg, en werd de tweede ketel klaar gemaakt voor de volgende dag, de oppassers. konden eens komen kijken. De barakbewoners die naast ons woonden hadden ons eten geroken en kwamen ook wat halen, daardoor was de tweede ketel ook gauw leeg, maar dit was niet erg. Helpt elkander!

Met voldoening werden na de rozenkrans en wat over thuis gepraat te hebben de kribben opgezocht. Door het koken en doordat we wat meer kolen hadden was de barak warmer. 's Nachts moesten velen de W.C. opzoeken. Het was de W.C. precies als in Wuppertal. Als je binnen kwam zag je velen hun behoeften doen, natuurlijk staande, ook de meisjes, je zag Russen, Duitse en Poolse hopen, al jaren oud.

Het schaamtegevoel ging hier helemaal weg, of er meisjes bezig waken of mannen, je deed je behoeften en ging weg, liefst zo gauw mogelijk, voor papier moest je zelf zorgen, en dit was er bijna niet, zodoende werd je ondergoed heel vuil, en hoelang moesten we dit nog aanhouden.

Onder onze mannen was een bruine Pater en doordat het de volgende dag Zondag was en hij van de kampcommandant verlof had gekregen om de H. Mis op te dragen kon men bij de Pater biechten, waar natuurlijk druk gebruik van gemaakt werd, overdag liep men gewoon met de Pater door het kamp en 's avonds biechtte hij, gewoon op een stoel. Ook gingen Russen en Polen naar de Pater toe. 's Avonds kwamen al enkele jongens afscheid nemen, die 's anderendaags vertrekken gingen, naar een nieuwe heimat. Dat waren jongens die zich opgegeven hadden voor melker (schweitzer). Goede moed werd toegewenst en beloofd zo gauw mogelijk te schrijven.

-7-

Na de rozenkrans werd weer het lied gezongen, "Aan U. 0 Koning der eeuwen", en werd druk gepraat over thuis en over de eersten Zondag in het kamp.

De zevende dag ging in. Zeven dagen niet of heel weinig geslapen. Zeven dagen van huis en hoe dikwijls zeven nog: 's Nachts werden we opgeschrikt door alarm. De bommenwerpers vlogen over en vlogen de richting Brunswijk. Toen we goed buiten waren zagen we een schouwspel dichtbij. Duizend lichtkogels hingen boven Brunswijk en brandbommen kwamen omlaag, een geweldig gezicht. We zeiden al, "hoe dikwijls zullen wij dit nog meemaken ?" Toen we nog thuis waren hadden we dit graag, nu zouden we dit zelf beleven.

Zondag in het kamp. We wasten ons en al vroeg naar de H. Mis, achter de barakken. Gelukkig was het mooi. weer, de Pater had verlof gekregen om naar de Pastoor van Lr. te gaan, zodoende konden we allemaal de H. Communie ontvangen. Het was een mooi gezicht allemaal die mannen, velen op klompen, slechte kleren en de meesten met een baard van de hele week. Een man moest de Pater helpen, met de H. Communie uitreiken, anders duurde het te lang. We knielden op de smerige Duitse bodem en ontvingen allen O.L.H. in ons hart. E waren ook vele Polen en Russen in de H. Mis. Het was voor ons allen een goede troost in ons bannelingenleven.

Konden we maar eens goed koffie drinken. Spek met eieren, werd al gezegd. Het rantsoen bleef hetzelfde, een snede brood met een klein hoopje jam, de hele rij mannen keek je al aan als je het geluk had de korst te krijgen, die doorgaans dikker was.

In de cantine kon men bier kopen, voor een kom bier een gulden Hollands geld. Je begrijpt dat er veel gekocht werd. Weer een beetje buikvulsel. Roken zag men niemand meer, alles was op en dat was een groot kruis. Thuis had men nog kilo's eigen-teelt en hier niets. Wel kon men, als men geluk had, van Poolse meisjes, die zo juist in het kamp kwamen met goed praten een sigaret krijgen, maar het was moeilijk hen te verstaan. 's Middags hoorden we dat er in het andere kamp weer nieuwelingen waren, en wel twee Paters van Helden, al gauw hingen we op de schutting en vernamen we van hen het nieuws van Helden, hoe de Duitsers daar huis hielden en dat de Engelsen nog steeds in Meyel lagen. Den haat tegen de Duitsers werd nog groter.

We moesten ons allemaal melden voor Landbouwer of wat we wilden, dit werd door luidsprekers in het kamp bekend gemaakt. Werken hoefden we niet. Enkelen werden wel eens de stad in gestuurd en kwamen dan met gevulde maag terug, dat waren boffers. Nu wisten we pas wat eten was. De oudere mensen vielen mee de dag af, bleke gezichten en baarden als Russen, als we hier nog een maand moeten blijven zien velen Holland niet terug. Zondagavond werd nog eens extra gebeden en gezongen, en daar ging het weer den donkeren nacht in, geplaagd door de luizen en de kou, als je 's morgens op stond stijf als een lat was je rug precies een harmonica, dat kwam, omdat de planken tien cm. van elkaar lagen, eerst moest men zich masseren voordat men weer een normaal mens was.

Vele luizen moesten het tijdelijke met het eeuwige verwisselen, door de handen van de Hollandse partizanen. Dat dacht de kampcommandant, dat wij Partizanen waren, toen hij dan hoorde dat wij uit de kerk en de huizen waren opgepikt was de soep direct beter, een stukje kool meer erin. Een van de leiding was een Russische N.S.B.-ster.

-8-

Dat was een kreng, die hadden we graag opgehangén, door haar moesten we dikwijls een uur langer in de rij staan of kregen niets. 's Maandags moesten we allemaal foto's laten maken voor de pas. Dus nu zullen we gauw het kamp uit zijn, en ja zo was het ook. Dinsdags alweer naar de barak, we ontvingen, een nummer en na de soep moesten we aantreden en gingen we vertrekken. Wij waren bestemd voor het Hartzgebergte, zeiden ze, hout kappen! Die en andere bestemming hadden gingen vroeger, er werden handen gedrukt, sterkte gewenst, tot thuis werd gezegd.

Gelachen werd er niet meer. Onder commando van een Russische oppasser marcheerden we op het station Lr. aan, onderweg overvielen we verschillende wagens suikerbieten en wortelen, met enkele striemen van de karwats van de voerlui kwamen we er af. We hadden weer wat om te eten. In Lr. een heel mooi stadje dat nog niet veel van den oorlog geleden had stapten we in den trein richting Hannover. Terwijl we druk praatten reed de trein het station Hannover binnen en moesten we weer uitstappen. Het geweldige station was totaal kapot, de stad had ook veel stukken maar ja, dat was "Krieg". Op het station stond geschreven ”Es lebe der Führer, Die Raeder müssen rollen für den Krieg, en zo stond het overal vol. Met afschuw keken wij ernaar. Nergens stond de Hollandse vrijwilligers helpen mee.

We moesten de kelders in, allemaal onder het station, het geleken wel zalen zo groot, alle kelders waren vol vrouwen mannen en kinderen, die daar den nacht doorbrachten. Ook stonden er veel Duitse mannen met schoppen, waar we van hoorden. dat ze naar Holland gingen werken. Een blijde hoop hadden we, dat wij ook naar Holland moesten. Een groot vertrek gingen we in en al spoedig zonk onze laatste hoop in de schoenen Er stonden veel S.A.-mannen in keurig costuum bijeen. We moesten allen stil zijn. Nu zullen we ons lot horen zeiden we al allemaal. Zeshonderd bleke gezichten waren gericht op de S.A.

Een van de Hollanders die Duits kende moet naar voren komen. Onze nummers werden afgeschreeuwd en dan moesten we ons naar de S.A. begeven. Met twaalf man bij één S.A.-man. Wij dachten "en nu de kogel". Goddank verliep alles goed. Wat kunnen die Duitsers schreeuwen als er een nummer afgeroepen wordt en als het nummer niet direct kwam, dan volgde een Donder-wetter.

Nadat we allemaal ingedeeld waren ontvingen we aan de ingang een brood, boter en vlees en onder geleide van de S.A. moesten we weer de kelders uit. Menig akte van berouw was uit de kelder omhoog gestegen ten hemel. We waren er levend af gekomen. Wat zou er nu met ons gebeuren. Op het station stond de trein klaar, direct werd er geluisterd of er geen vliegtuigen waren, we hoorden niets, we stapten de trein tin warempel tweede klas.

Natuurlijk werd het brood met de boter en het vlees aangesproken. Wat was dat lekker en dan zoveel ineens. De Duitsers zijn tóch goed voor ons?!! Maar misschien moesten we daar een week mee doen. Al spoedig waren we al in betere stemming door het brood. Hadden we nu maar sigaretten. Na net eten baden we de rozenkrans, de S.A. keek wel lelijk maar we baden toch. De trein reed de richting grens, zou het waar kunnen zijn, dat wij naar Holland reden ?

-9-

Na enkele uren rijden ging het de Rijn over. Wat een verlichting, zou het toch waar zijn ? Toen het licht werd hield de trein stil en waren we in Erkelenz vlak aan de Hollandse grens. Natuurlijk onder geleide trokken we Erkelenz in, het begon wat te regenen en we schuilden in de schuren bij de boeren. Na een uur weer aantreden en weer naar het station, den trein in en weer voort op Holland aan. Toch waar? Even buiten Erkelenz hield den trein stil, er waren vliegtuigen, tweehonderd meter van de trein af stond afweergeschud. Met bleke gezichten keken we door de ramen en deuren, allen wilden tegelijk den trein uit, de vliegtuigen vlogen al laag, een geloop, geschreeuw, velen vielen uit den trein, enkelen kropen onder de banken, het afweer begon te vuren, wij liepen het land op en lieten ons in het slijk vallen.

Daar gaan we ! Dat was ons aller gedachten. Het hoofd in de grond geduwd, hoorden we schieten en wachtten wij op den dood, met verschrikte gezichten keken allen omhoog, en zagen dat de vliegtuigen allen over waren. Allen sprongen op en liepen op de huizen aan die vijfhonderd meter verder stonden.

Velen liepen door en op de grens aan, bij de mensen gingen we aan de appelen en peren, de schrik was al weg, Op eens begonnen de bruinen te schreeuwen en met de revolver in de hand werden we weer naar den trein gejaagd. Degene die achterbleven moesten zichzelf redden en zouden wel weer opgepikt worden door de S.A. We hoopten allen dat ze thuis zouden komen.

Met schrik gingen we weer den trein in. Na nogmaals drie keer voor de vliegers eruit te zijn geweest hield de trein stil en moesten we uitstappen in Viersen. Een mooie stad waar de bommenwerpers nog niet geweest waren. Als een troep Russen stapten we Viersen in, overal liepen de vrouwen en kinderen naar buiten en we hoorden al zeggen, Russische partizanen. Een mooie naam voor Limburgse mensen. We liepen een schoolplein op en werden in twee groepen verdeeld, de helft ging naar een andere school.

We werden in groepen van dertig man verdeeld per lokaal, kregen enkele pakken stroo en konden ons vertrek inrichten.

De hele dag hoefden we niets te doen. Daarom liepen we de school uit om eens rond te kijken. We lagen dicht bij de kerk. Daar zullen we toch wel niet naar toe mogen. 's Middags kregen we soep, maar niemand had een kom. Dat hoorden de mensen die bij de school woonden en toen ze dan vernamen dat wij Hollanders weren kwamen ze al gauw met kommen, borden en lepels.

De eerste soep was beter als in .. Er werd natuurlijk goed van gegeten, we kregen voldoende. Ook kwamen veel vrouwen met brood. Wij zeiden al: die verwennen ons helemaal, zouden dat ook Nazi's zijn. Enfin we zullen het gauw merken. Een Venlose vrouw die tegenover de school woonde lichtte ons al spoedig in. Viersen was een goede katolieke stad met weinig Nazi's, de S.A. konden ze niet uitstaan. Konden we nu maar naar huis lopen. De school was ook verlicht, zo konden we 's avonds wat gezelliger praten. We gingen de kamers eens af, kijken hoe of de anderen lagen, en na de rozenkrans en wat zingen van Aan U o Koning der eeuwen, maakten we ons bed op (stro). En sliepen spoedig in, na tien dagen niet geslapen te hebben. Wat zal de dag van morgen brengen ?

-10-

De eerste dag in Viersen. 19 Oct.

Om half zeven ging de bel, een van de S.A. nl. de groepenfurher kwam ons vertellen, dat we een uur tijd hadden, om brood te eten, boterhammen klaar te maken en ons te wassen, daarna moesten we ons allemaal opstellen op de speelplaats, 's avonds zouden we brood krijgen.

De eerste nacht in ons nieuw verblijf hadden de anderen goed geslapen op het stro, na tien zware dagen van ontberingen.

We - hadden nog brood, boter en nog een beetje vlees en dat werd goed aangesproken; koffie (tenminste bruin afvalwater) konden we op de gang halen uit grote kannen. Ieder ging met de kom die hij had (er waren er maar enkelen) naar de kannen. Hiervan kon dan ieder eens drinken. We wasten ons zonder zeep, onder de waterkranen, en om half acht stonden we buiten aangetreden. We waren ingedeeld over de westwal (organisatieTodt). We moesten daar loopgraven en tankvallen graven buiten Viersen, we zouden loon ontvangen, per dag 1,30 K.M. (f.1.) en twee sigaretten.

Dat laatste vonden we het beste. Hoeveel dagen hadden we al niet meer gerookt? De zieken en oude mensen konden in school blijven. We waren met ongeveer tweehonderd man, waaronder tachtig van Helden, de rest was van Kessel, Nederweert, Roesem, Heithuizen, Roggel, Beegden en Horn, daarbij hadden we tien S.A.-mannen waarbij een kleine Hern Ley, die was hunderdschafdfurher en Hoheren. Algemeen leider, met een lange ij!

De groep werd geteld, "Heil Hitler" klonk uit de S.A.-monden en we marcheerden af. Bij iedere vijfentwintig man was een leider.

De mensen van Viersen die buiten stonden, hadden medelijden met ons, dat merkten we later, wij hadden geen medelijden met hen.

Dwars door de stad ging het. Op een groot plein moesten we stil houden, daar zouden we schoppen en bikken ontvangen. Het begon te regenen en wij begonnen al te mopperen, dat we met zo'n weer toch niet konden werken. Tegen de S.A. durfden we niets te zeggen, zo'n schreeuwhonden, zo'n Nazibende. De schoppen stonden in een grote feesthal, nu ingericht als loods voor de organisatie 'Todt'. Alles voor de krieg, voor Hitler.

Het begon hou langer hoe harder te regenen en al gauw, waren we doornat. Het water .stond in onze schoenen, waarvan de meesten kapot waren, een paraplu hadden we niet en kregen we niet. Nadat we twee uren in de regen gestaan hadden, tot op de huid nat, en de regen hield niet op. Opeens klonk het bevel oprukken en naar school terug.

Als verzopen katten kwamen we aan school terug en liepen binnen om onze kleren te drogen op de verwarming, maar ze was maar een beetje aan, zodat we lang moesten wachten eer ze droog waren. Heel Duitsland en vooral die Nazi's zijn in die tijd wel honderd keer naar de hel gewenst, natuurlijk heel stil, want de schrik voor de S.A. zat erin.

's Middags weer soep, maar eerst kommen en borden lenen, ook hadden velen ketels van het fornuis, lepels werden ook geleend, wat was dit een mooi leven, terwijl we thuis zo goed gewend waren. Maar enfin, om de oorlog te winnen moet je wat verdragen, en hier moesten we werken voor Adolf. Toen het weer opklaarde hoorden we alarm, een lang gerekt akelig gefluit. Jongens daar gaan we! Toch hoorden we geen vliegtuigen. Al gauw hoorden we van de buren, dat dit vooralarm was, bij gevaar ging het schreeuwding wel tien keer.

-11-

Met een keer hebben we genoeg zeiden we al. 's Avonds hadden we alleen in ons lokaal al zes broden gekregen van de mensen die dicht bij ons woonden, en van anderen die daar extra voor kwamen...terwijl ze ons in de stad gezien hadden. Ook hadden we al sokken en hemden gekregen, die we gebedeld hadden. In Duitsland waren toch geen mannen meer, meenden we, kaput of ln de "Krieg". Daar zorgde Hitler voor, dus maar aan ons geven, en dan, die van jullie halen bij ons toch alles weg.

Alles werd samen gedeeld, met dertig man. Ook ontvingen we 's avonds ieder een kuch per man,voor drie dagen, een beetje boter en een beetje worst. In ieder lokaal werd een man benoemd voor de verdeling, dit was de koster. Aan een baantje was niet genoeg verdiend. Boterhammen smeren en koffie drinken moesten we zittend doen op het stro, er stonden twee banken, die waren voor de oudere mensen. Wat werd er over thuis gepraat. Wisten die maar dat wij zo dichtbij hun waren (± veertig K.M.) konden we maar schrijven! Omdat we met velen waren, liet het kruis zich veel gemakkelijker dragen. 's Avonds hebben we nog plezier gehad. Het stro dat we gekregen hadden was muf en zat vol luizen, dus dat zou wat worden ! Als men er aan dacht, had men al jeuk. In ons lokaal lag een assistent-dokter, die zou proberen om poeiers en verdere benodigdheden te bemachtigen om ons bij eventuele ziekte te helpen: Na de rozenkrans en een liedje gingen we weer ons bed opmaken en gingen de tweede nacht in.

20 October.

Om half zeven "Aufstehen", koffie halen, wassen, naar de W.C., die hier goed was, eten, boterhammen klaar maken en aantreden. Het weer was goed. Toen de zieken apart stonden (de meesten waren maar schijnziek, buikpijn, hoofdpijn, kiespijn enz.) werd geteld, het gebruikelijke, "Heil Hitler", van die stommerikken en we marcheerden af, de stad uit. Het was stil onder de mannen, de gedachten waren thuis bij Vader en Moeder, vrouw en kinderen in stilte werd veel gebeden, want wat stond nog te wachten.

Na anderhalf uur lopen, met de schop in de nek, werd halt gehouden en werden we verdeeld over het veld en in de struiken. Daar was iemand van de Org. Todt die ons uitlegde, hoe wij moesten werken. De schoppen waren prima, schoppen met stelen van wel twee meter lang of maar van een halve meter, Echt iets voor ons ! Wij hadden afgesproken om veel kapot te maken en zowat niets te doen.

Ieder kreeg een stuk opgegeven. Als dit eruit is dan is het Feierabend, zei onze gruppenfurher. Dan zal het laat Feierabend zijn, zeiden wij. De meesten meenden dat het niets betekende, en al gauw liep het goede Hollandse zweet op smerige Duitse grond. "Stommerikken" zeiden we. Omdat wij met enkelen zowat niets deden en dikwijls de schop verkeerd vasthielden, vroeg de groepfuhrer, wat wij voor ambacht hadden. De een was onderwijzer (hij was schilder) de ander klerk (bakker) een derde fotograaf (smid) een vierde dokter (boer). Hierdoor keek hij ons niet zo op de vingers. Nadat wij om twaalf uur gerust en de boterhammen opgegeten hadden, ging het weer beginnen met niks doen. Doordat ik te langzaam was en de hand wat lang achter mij hielt,sloeg degene die achter mij werkte met een bik op mijn hand, het zweet brak mij uit, ik werd wit. Niet flauw vallen Leej, zei ik. Ze trokken me de loopgraaf uit en een ging met me naar een huis waar ik een kop koffie kreeg en zo weer gauw de oude werd.

-12-

Wat een gelukzak, zeiden de anderen, nadat ik verbonden was, door een Sanitäter, die daar toevallig was, en op Viersen aan tippelde, alleen, omdat ik beloofd had niet er tussen uit te gaan.

Onderweg vroeg ik op vele plaatsen om brood, kleren en sokken, maar omdat ik mijn Zondags pak aanhad zagen de mensen mij aan voor een heer ? En zodoende bracht de eerste bedeldag buiten Viersen niet veel op.

Savonds werd alles broederlijk verdeeld. Nu doe ik tenminste veertien dagen niks. Veel pijn had ik niet, maar ik liep als of ik mijn arm gebroken had. Aan school moest ik me melden de Hunderdschafd fuh rer zei "Arm verlekt" ik verstond er niets van, want dat Duits praten viel niet mee. De mensen in Viersen verstonden ons goed, omdat ons dialect op plat Duits lijkt.

Om vijf uur waren we allen weer aan school en gingen we naar de kerk, de rozenkrans bidden, die werd daar iederen avond gebeden, en we vonden er veel troost in. De kerk was vol. De mensen keken allen op toen wij binnen kwamen, en al gauw waren we in goed aanzien bij de mensen, omdat we zoveel naar de kerk gingen.

Na het lof luchtalarm, de meesten gingen de kelder in, van de bruinen bleef er maar eentje boven, de anderen hadden de broek al vol als ze alarm hoorden. Spoedig kenden we het teken van het beginalarm, bij een keer blazen, vooralarm, dat gebeurde als de vliegmachines de kust passeerde en richting Duitsland vlogen, bij vijf tot zes of tien keer, korte stoten, groot alarm, als de vliegmachines bijna boven de stad waren, twee keer.

Vorentwarnung, of voorveilig, als de vliegmachines weer op Engeland aan vlogen, bij een keer veilig, een korte stoos.

Na. een uur alarm, de kelder uit, niets gebeurd! als het maar bij alarm bleef, want eer bombardement zouden we niet graag meemaken.

We hebben in die paar dagen dat we in Duitsland zijn al genoeg te zien, wat bommen kunnen. Munchen-Gladbach is totaal kapot, Dusseldorf en nog vele steden die we gezien hebben ook.

Na ons gebruikelijk gebed wat praten over thuis en nadat ieder nog eens aan een stompje sigaret getrokken had, gaat het licht op klein en spoedig hoor je niets als hier en daar luchtalarm in het klein, stinkbommen. Het brood is te zuur en dat werkt van binnen, en de gassen gaan er zonder geluid niet uit, al gauw is de lucht onzuiver en wordt de deur opengezet door iemand die van het geluid wakker werd.

Eentje zei al, we moeten blazen dat alle Pruisen flauw vallen, dan laten ze ons misschien naar huis gaan. Zonder luchtalarm gaat de nacht rustig voorbij en de meesten zijn goed gemonterd na drie nachten fatsoenkijk slapen.

21 October.

Half zeven de bel. Ons gebruikelijk werk, dan aantreden, groep voor groep. Zieken worden allemaal uitgevraagd, den assistent-dokter moet advies uitbrengen, ik steek mijn hand met verband goed tussen de jas en hoor ook bij de zieken. De meesten hebben kapotte schoenen en klompen en daarom zouden we 's middags een bon krijgen op het Arbeitsamt om dan in de winkel een paar schoenen te halen,

Na Heil Hitler, en "drei und drei gingen de Hollandse "Schansers” met schoppen en bikken weer naar hun werk.

-13-

De zieken en ouden bleven in school, onder de zieken waren er al veel met schurft en die moesten naar het ziekenhuis voor verpleging. Ze kregen bij de zusters goed eten en goede verpleging. Velen zeiden al "ik wil wel ziek blijven". Bij onze buren kreeg ik ondergoed van een man die wel drie maal zo dik was als ik, enfin, beter als dat vuile goed. Dat zouden ze voor me uitwassen, zo kon ik me verschonen. Toch moesten we oppassen bij de buren, want enkelen waren Hitler gezind. Dat zei ons de Venlose vrouw.

's Morgens weer vier maal alarm. Ik ging weer de stad in en de winkels af om voor van alles te zorgen. Ook kocht ik veel tomaten, die goed smaakten bij de boterham. Honger hoefden we niet te lijden dat was een troost, wel geen goed eten, maar we kregen den buik vol.

Enkelen van de ouderen werden uitgezocht, om geregeld eten te halen en op iedere kamer eentje om overdag de kamer schoon te houden. Om vijf uur naar het lof, na het lof ging een van ons naar den Deken om Zondags een H. Mis voor ons, en wel 's middags, omdat. we Zondags tot twaalf uur werken moesten.

De radioberichten zijn nog niet goed, het front is stil. Velen van ons zeiden al, de Engelsen en Amerikanen kunnen niets, en laten ons hier maar zitten. 's Avonds hebben we weer zes kuchjes, vijf paar sokken, een costuum plus overjas en een stel ondergoed te verdelen, dat door enkelen bij mekaar is gebedeld. Dien avond hebben we nog plezier als er eentje is die een steenpuist op zijn achterwerk heeft en onder aller toezicht verbonden wordt door onzen dokter.

De moed bleef er goed in, op alle kamers is het hetzelfde, goede verstandhouding. De andere Hollanders in de andere school hebben het slechter, niet zo'n goede ligging en de bruinen zijn er veel strenger, ook liggen ze in S.A. Strasse en krijgen bijna niets, maar dit kan veranderen. Na twee maal alarm, het bed opmaken en het kameralarm gaat beginnen.

22 October. Eerste Zondag in Viersen

Zes uur H. Mis H. Communie, voor allen, behalve enkele schippers die niet Katholiek waren en natuurlijk de bruinen konden niet. Daar waren wel enkele Katholieken bij maar Hitler was hun God.

Zeven uur aantreden en naar het werk, maar de Engelsen kwamen storen met vliegtuigen, de kogels vlogen over de loopgraven, niet dat ze op de "Schansers" schoten maar op het afweer en op de transporten over de weg, Niemand werd geraakt, maar de schrik werd groter.

Om twaalf uur is het werk af en om half twee zijn we allen in school. We mogen de school niet uit. 's Middags wordt er geschoten, gewassen en gekaart. Een vrouw van Heithuizen die iemand kwam bezoeken vertelde dat ze met soldaten is moeten vluchten voor de Engelsen. Nu wordt er druk gepraat over de toestand, als ze maar doortrekken tot aan de Maas en dan tot Viersen !

Er wordt ook veel gepraat over vluchten, maar eerst de grens, dan de Maas en dan thuis onderduiken, het is gevaarlijk. Met verlangen wordt uitgekeken naar ons dagelijkse twee sigaretten, de rook wordt veel opgegeten zo smakken wij naar rook. Als men een sigaret aan heeft, zijn de gedachten niet zo treurig meer. Als men geluk heeft en men staat aan de muur op de speeIplaats dan kan men wel eens van een vrouw, die daar extra voor komt, sigaretten krijgen. Zo leven de mensen hier met ons mee, en dan de Hollanders kunnen goed bedelen.

-14-

Om vijf uur mogen we naar het lof. Na het lof alarm, de meesten de kelder in, wij gaan gauw de stad in en treffen een man, die ons vraagt of wij Hollanders zijn en wij graag naar huis zouden schrijven, wij vertrouwden hem direct en gingen naar een café, schreven een brief naar Venlose familie, van enkelen vertelden we hoe het ons ging, vroegen om wat ondergoed, tabak en verdere benodigdheden, maakten een lijst van alle Heldensen die hier lagen, we moesten de brief in een ander café bezorgen en Woensdagavond moest er eentje komen in die en die straat.

De man noemde ons geen naam, want de bruinen waren vijanden van hem. Met een opgelucht hart gingen we naar school en vertelden ons bezoek. Allen waren in de wolken, dat ze in Helden nu spoedig ons verblijf zouden weten.

Nu wachten tot Woensdag, wat duurde dat toch lang ! 's Avonds weer een en een half uur alarm. Een er een half uur in een stinkende kelder. Velen namen dekens en wat ze hadden mee de kelder in, en om elf uur werden de benen gestrekt, en daar gaan we de vijfde nacht in.

23 October.

Ben volgens mij zelf nog niet beter, heb den doek goed om de arm bij aantreden en ga dan weer de school in. Het weer is goed. Ik heb tussen de doek suiker gedaan omdat de wond dan niet zo gauw betert, maar ze zeggen, het helpt niets, maar enfin. Zolang ik niet naar den dokter hoef blijf ik invalide. Vandaag waren er drie en zestig zieken, nog een paar dagen en we zijn allemaal ziek en toch heeft niemand koorts, een rare ziekte!

De bruinen kunnen niet begrijpen, dat die Hollanders zo gauw ziek zijn, ze moesten het eens weten die stommerikken. Toch kan het zo niet doorgaan, maar zo lang het gaat zullen we het maar vol houden.

Ik doe mijn dagelijks werk, winkelen, kommen kopen, kleine doosjes om boter in te doen, brood bedelen of bonnen, tomaten kopen enz.

Na de soep kunnen we de stad in om de beloofde houtschoenen. Goddank. Toch waren er nog niet genoeg voor ons allen.

Goede berichten waren er niet, nog steeds liggen de Engelsen in Meyel. Volgens de "Zeitung" hadden de Duitsers de Engelsen overal terug geslagen, maar dat leugenpapier geloofden we niet. We hoorden niets van de jongens die in Lr. er tussenuit geknepen waren.

's Avonds was er weer twee uur groot alarm en kwamen de vliegers met duizenden over, heel laag, ieder ogenblik zagen we ons bij St. Petrus aankloppen. Het was geweldig akelig en dan dat afweer en de Duitse jagers er tussen. Overdag zagen we geen Duitser, alleen 's nachts. Een van ons zei dat de Duitsers overdag niet vliegen konden wegens het licht, natuurlijk werd zoiets niet verteld ale de bruinen het hoorden. De nacht verliep rustig.

24 October

Om half zes ging de bel, maar wij meenden een uur te vroeg, maar dat was mis. Hoeveel Duitsers naar de hel gewenst zijn weet ik niet, maar ze bleven toch hier. Half zeven aantreden. Het weer was goed. Deze dag was rustig, geen alarm, alleen een lange dag door het prakkezeren. 's Avonds werd weer veel gedeeld, en werd er veel gelachen, omdat men in de struiken zo'n geweldige hopen kon maken van die soep en de kuch. Duitse eten wilde niet in het Hollandse lichaam of de Hollandse lichamen wilden het Duitse rantsoen niet, dat wist men niet.

-15-

Ot tien uur ging het kameralarm al, dat was een teken dat ze allemaal op het stro Iagen. 's Nachts ging groot alarm, de meesten gingen de kelder in, de rest bleef op het stro liggen, we meenden dat ze Viersen niet bombardeerden, omdat hier geen soldaten lagen, niet veel Nazi's en duizenden vreemden. Het is mogelijk, we zullen zien !

25 October.

Zou er vandaag een pakje komen van thuis ? Dit was de eerste gedachte, we zeiden de anderen er niets van, als er eens niets kwam.

De dag duurde lang, drie maal alarm, veel bommenwerpers en jagers. Na de soep van vijf uur ging een van ons de stad in, natuurlijk zonder verlof, een paar letten op of alles veilig was, en ja, hij kwam terug met een pak, ons hart klopte van ongeduld, allen van onze kamer waren ook nieuwschierig, want er was bericht uit Helden.

Thuis was alles goed, we kregen ondergoed, scheergerei, zeep, een handdoek en het voornaamste, tabak en nog een paar oude sigaren, alles werd op de kamer broederlijk verdeeld. Thuis waren ze blij, dat ze van ons bericht hadden ontvangen. Nu verlangden de anderen ook erg naar bericht van thuis. De man die ons de pakjes had meegebracht konden we nog een brief meegeven. Veel brieven durfde hij niet mee te nemen. Iemand stelde voor een gezamelijke brief te schrijven. En zo ging de volgende dag een brief naar Helden voor alle Moeders vrouwen en kinderen vergezeld met een lijst met alle namen van de "Hollandse" Schansers.

Den helen avond werd over thuis gepraat en veel werd er op de Engelsen gescholden, omdat ze niet voort maakten. Hitler zat wel duizend keer in de hel, want die kreeg de schuld van onze ellende.

Na een uur groot alarm ging het licht op klein en begon de maag haar gassen te lossen. Als dat lang door zal gaan zal ons gestel hier ook wel van lijden.

26 October. Donderdag.

Half zes de melkboer, die naam kreeg de man met de bel. De andere bruinen hadden ook gauw een naam. Een was Pampus, twee Tinnus, drie kantonnier, vier Geheime zender, die had een bult op de rug, vijf de Eend die liep met kromme benen, zes Dove prengel, die hoorde niet goed, zeven de Joker een smalle vent, acht Jufferke, een opschepper.

Als men door de stad liep of naar het werk ging, en bekeek de aanplakborden, bijna overal waren zinnen aangebracht voor Hitler of de krieg. Er stond b.v. "Es lebe den Furher". Wij antwoorden, zo gauw mogelijk kapot.

Jetzt ist recht. Wij nog nooit zo krom geweest.

was hast du ( ) Duitsland getahn. Veel schoppen en bikken vernield.

Gott erhalte den Furher. Dan bestaat er geen God.

Die Räder mussen rollen voor den Krieg. Dat de Engelsen ze kapot kunnen gooien, .

Die S.A. Marchierd. En wij gaan zo langzaam mogelijk.

Alles fur den Furher. Zoveel mogelijk bommen en granaten, enz., enz.

Mijn dagelijks werk was, inkoper, vooral tomaten. In de winkels konden wij gummieonderleggers kopen, de stadsmensen niet, alleen de Schansers. Om vier uur de soep, eerst kommen lenen bij de buren, tenminste er waren er nog die er nog geen hadden, de buren stonden in den tijd dat het soep uitdelen was al buiten.

-16-

Na de soep naar het lof. De Duitsers in Viersen tenminste bidden ieder een tientje voor en een na. Wij zelden al, hier boven moeten ze toch veel talen kennen, want wij verstonden er eerst niets van, maar dat leren we wel ( ) onder het lof nog alarm, veel mensen vluchten de kerk uit, de Hollanders bleven er in, waar kon men nog veiliger zijn als bij O.L.H. ?

Savonds was weer veel te verdelen, sokken hemden, dassen en een paar oude hoeden, dat kwam goed uit, nu hoefde ik niet meer met mijn beste hoed te lopen. Ook was er weer bericht van Helden, de Duitsers waren nog steeds daar en haalden alles weg en velen moesten evacueren, dus daar haalden de smeerige Moffen alles weg. Na drie dagen kreeg ik mijn ondergoed en sporthemd schoon gewassen terug. Ze hadden het maar drie maal hoeven te koken toen was het al schoon.

27 October. Vrijdag.

Nog steeds liep ik met de hand verbonden, ik wist zelf niet welke hand het was. Ik moest naar de dokter. Bij de dokter waren wel honderd patienten, velen schijnziek. De dokter noemden wij de veearts. Met vijf en vijf moest je bij die varkenskop komen, Duitsers, Russen, Polen en Hollanders. Je moest je uitkleden,hij keek van verre eens naar je, of je moest je tong eens uit steken en dan wist hij het al. Ik moest mijn hand laten zien bij een verpleegster, zij keek eens lelijk naar me, toen de suiker uit het verband viel, en zei, dat ik geen verband hoefde te dragen, dat het beter was. Ik dacht dat hoeft je niet te zeggen, die hand is al acht dagen beter, Van de dokter kreeg ik een briefje, dat ik weer moest werken en zo waren mi jn goede dagen om. Enfin met die anderen werken was ook niet onplezierig, en we moesten toch voor de Furher werken? Na de soep moesten we allemaal ons boeltje bij mekaar zoeken en buiten aantreden en werden we weer verdeeld weer over de lokalen maar nummer bij nummer, zodoende kregen we andere kamer bewoners naast ons, wij verhuisden naar boven, enfin daar was het niet slechter en het waren allemaal Hollanders. Al gauw hadden wij ons ingeburgerd, gingen de andere kamers een af kijken en om negen uur werd er in onze kamer gezongen. Wij hadden als kamerbewoners enkele komieken en zangers. Allarm hoorden we niet en al gauw lagen de kaarten op tafel en werd er met marken gegooid, wij hadden n.l. ons loon ontvangen, of beter gezegd zakgeld. 1,30 K.M. Vanzelf werd. er niet hard gewerkt want wij kregen er niets voor. Na onze gebruikelijke rozenkrans werd het stro wat luchtig gemaakt en werden de benen gerekt.

28 October Zaterdag.

Half zes. Ochtendgymnastiek bestond uit het stro van je afschudden, wassen, afdrogen aan een zakdoek. W.C. waar je niet meer op durfde te gaan zitten, want je kon je eens stoten aan een verdwaalde kuch met soep, die veranderd waren, koffie halen, kuch eten met tomaten, brood voor den dag klaar maken, een paar keer trekken aan een stompje sigaret en dan de schop aan je nek hangen aan een touw.

De bruinen zelden "Heil Hitler" wij "dreej liter" en daar ging het in het donker weer terug. Om half acht hadden we al allarm, dekking zoeken bij de luizen, dan weer verder, weer dekking.

De Engelsen waren ook vroeg.

Op het werk zei ik al tegen tegen de jongen die me met de bik geslagen had, dat hij het nu op de linkse hand moest doen, want aan de rechtse was niet zo gemakkelijk.

-17-

In die acht dagen, dat ik niet mee was geweest hadden ze zowat niets gedaan, er werd met zand gespeeld en op plaatsen stonden ze met tien man. Waar er maar, twee konden werken. Er werd goed gesaboteerd, wij werken nog harder dan de Engelsen zeiden de meesten, want die doen niets en laten ons nar zitten.

Om tien er twaalf uur was schaften bij de Duitse ”Sohoften". Om drie uur schoppen ,,sauber machen en ab marschieren" onderweg weer twee maal dekking zoeken, in die. tijd gingen wij enkele huizen af om 'broodbonnen, op een plaats kregen we boter. Enkelen hadden ook aardappelen, die werden dan aan school geschild en bij de buren gekookt en dan had men savonds weer de buik vol, en de buren merkten daar niets van.De duitsers zeggen wel, domme Hollanders, maar geen stommer volk als het Duitse. Weer veel vliegtuigen, er werd ontzettend geschoten, de meesten zijn erg bang en lijden er veel van, en denken nooit meer thuis te komen. Moed houden zeggen wij. Als we eventjes op het stro liggen grootalarm, tot twaalf uur in de kelder, weer eventjes op het stro liggen om twee uur weer groot alarm duizenden vliegers, het is om gek te worden zeggen de meesten, gelukkig geen bommen, slapen geeft die nacht niet, veel.

-18-

Zondag 29 0ctober.

Omdat snachts alarm geweest is er smorgens geen H. Mis is s’avonds om 5 uur, een van ons wil proberen om een extra H.Mis voor de Hollanders. Half zeven aantreden, onderweg weer alarm voor één jager, dus de Engelsen hebben ook geen vrije Zondag, een troost voor ons. Er, werd. dikwijls op de grens aangekeken of er niet een paar bommenwerpers, kwamen, om te landen en ons in te laten stappen. Dat hadden we al dikwijls besproken, de bruinen.-zouden we de wel in de loopgraven begraven. Maar daar kwam niets van. Omdat het-Zondag was, ging er niemand tussen uit om te bedelen,en om,half twee waren we weer aan School. Wie kon, ging zich scheren of liet zich scheren, wij hadden twee kappers in ons gezelschap. Om drie uur water met wat kool, we aten er een stuk brood bij en om vijf uur was er buiten .aantreden, tellen en onder:geleide naar de kerk.De mensen stonden op straat te kijken, als wij naar de kerk gingen. De lui van de andere school kwamen ook. De atmosfeer in de kerk was gauw bedorven als wij binnen waren, maar daar gaf 0. L H. niets om, wij vonden Veel troost, hier konden we nog eens echt bidden. Zo hadden wij het thuis –zelden gedaan. Het spreekwoord- zegt nood leert bidden. Hier kwam het tot uiting. Wij konden ook ter Communie gaan, dispensatie van de Hoogeerw. Heer Deken. in de kerk waren er velen van ons die van Vlierden waren, een pakje brood en bonnen hadden gekregen. Dat namen de mensen extra mee naar de kerk, zodoende kreeg men veel kennissen : ook hadden enkele. sigaretten gekregen, dat was iets voor s’avonds. Na,de H.Mis werd er met de jongens en  mannen 'uit de Veldschool gepraat. Die hadden het veel slechter als wij, de. bruinen waren echte honden, zo hadden .zij minder moed als wij, velen liepen de tranen langs de wangen, vooral- als men over thuis praatte. We spraker hun wat moed in, gaven hun enkele broodbonnen en dan ging het weer onder geleide naar ons

Duitse verblijf. Eerst tellen om te zien of er niemand tussen uit kneep. Wie zou er lopen gaan eerst moest men de grens over, dar de Maas en dan thuis onderduiker, en als men ,je snapte, dan ging je het concentratiekamp in,dus dat was veel gewaagd. En toch prakkezeerden er over, vooral de getrouwde mannen. Om de moed er wat in te houden werd er s'avonds gezongen en gekaart, ook werden er brieven geschreven naar huis, want er 'waren. al meer adressen bekend waar men brieven kon brengen. toch werd dit nog niet aan allen •gezegd, men kon nooit weten. Om negen uur vlogen velen de trappen weer af en de kelder in, want het alarm had zich weer laten horen, en de meesten hadden geweldige schrik gekregen de laatste dagen. Ook kwamen er 'burgers in de kelder. De kelder was goed gebouwd maar een bom ging er toch doorheen en wat zou dat worden als de kelder inveiI• 'en dan vol mensen. Daarom bleven velen in School al schreeuwden de bruinen ook, dat we de kelder in moesten. En stinken dat het in de kelder deed, bijna niet vol te houden. Enkele vrouwen zijn al. flauw gevallen. Dat is niet erg zeiden wij ze moesten in Duitsland allemaal 2 weken flauw vallen. Na 1 uur. alarm zaten we' weer allen 'in onze lokalen en werd de rozenkrans gebeden voor spoedige thuiskomst en dat het thuis goed zou gaan. De mannen die zich niet verschonen konden hadden al gauw familie bij zich, dat kon men aan hun manieren zien, ze zeiden er niets van, als men er aan dacht had men al jeuk. Goeden nacht klonk door de kamer en daar ging het kameralarm weer beginnen, toch minderde het, de maag werd al gauw gewend aan Hitlers diner.

Maandag 30 October. -19-

Het weer is steeds nog goed. We moesten ver lopen wel 2 uur en midden in het veld werken, het koren werd helemaal vernield, maar ja het was voor de furhar daarvoor moest men wat voor over hebben. De Engelsen en Amerikanen waren er weer, We zagen ze met honderden het Duitserijk binnen vliegen, wat zagen wij ze graag overdag,veel liever dan snachts. Het was precies of ze helemaal baas waren in de lucht, ze vlogen heel laag Duitsers zag men niet.

De bruinen keken kwaad als wij stonden te lachen. Die verdamte Engländer", zeiden ze. Wij vroegen waar de Duitse vliegtuigen waren, ze antwoorden aan de fronten”, een zei ons (dat was een Cormunist) Wir haben kein Sprit mehr. Op de terugweg zagen We veel Duitsers met kransen voor op het kerkhof. Onze gedachten gingen ook naar onze doden in Holland, zouden ze thuis nog allen leven vroegen velen die nog geen bericht van thuis , hadden zich af, medelijden stond op veler gezicht en er werden woorden van troost gesproken. Zouden nog alle mannen leven die met ons gedeporteerd waren en over heel Duitsland verdeeld. Wat zagen we mooie kransen, dit is in Duitsland de mode. De mensen die kransen maken verdienen hier veel geld, wat moet dat op die plaatsen zijn waar een bombardement is geweest. ‘s Avonds werd er een van ons vermist, die was er tussen uit op Holland aan, we hebben een weesgegroetje gebeden, dat hij goed thuis zou komen. De bruinen vroegen ons of wij wisten waar hij was, 200 monden zeiden neen, toch wisten het enkelen. Na het regenwater met hooizaad, kwam weer de brood verdeling en het voornaamste: 2 sigaretten.

De gene die niet rookten gaven ze een ander in ruil voor brood. Zo ging het leven verder van 200 mannen, gevangen, waarom? ver van huis, van Ouders, vrouw en kinderen waarom ? , Mannen van 60 to 16 jaar, vaders met 2 tot 4 zoons bij mekaar, een Vrouw met kleine kinderen in Holland, waar de moffen alles weg haalden waarom ? Niets had dit te maken met oorlog.

Omdat mannen het verkeerde wilden omdat mannen overhoop lagen, mannen, neen een heel klein soort mannen, hebzucht en slechtheid, de gewonen mensen moeten het ontgelden omdat de Grote niet doen kunnen wat ze Willen, en daarom moeten millioenen mensen honger en ellende verduren, 200 Mannen worden gevoed nog slechter als Vee, moesten slechter liggen als vee, worden naar het veld gedreven als Vee, 200 mannen moesten bedelen voor brood en aardappelen rapen of het veld in om wat meer lichaamsvoedsel, en dan die verwenste moffen als baas, die schreeuwen, als honden, bah. Wat is dat Naziregime toch laag. Wat hebben ze te maken met mannen uit andere landen, en waar halen ze het recht vandaan duizenden mannen weg te voeren en om voor hen te werken, zoiets is nog in de geschiedenis nooit voor gekomen enz. enz. Zo werd bijna iederendag gepraat. ‘s Avonds kwam bericht van andere jongens die verder in Duitsland zaten, ze maakten het veel slechter als wij en hadden al 3 bombardementen meegemaakt. De brief werdhardop voorgelezen, en direct werd teruggeschreven, natuurlijk met groeten van allen. 2 Mannen in een klooster geweest en waren buiten gewoon onthaald. Daarom, probeerde wij het ook eens. Moeder Overstehuilde toen wij ons verhaal vertelden gaf ons goed te eten, nog 4 dekens en + kussesen wij moesten iederen dag terug komen als we konden.

- 20 -

Dat beloofde we natuurlijk. We waren echte bedelaars geworden, enfin zoveel te meer bedelden en kragen en zoveel te gauwer was het in Duitsland op en wij hielden het beter uit. Toen wij haar vertelden dat wij iedere avond de rozenkrans baden sloeg zij de handen in mekaar, dat deden de Duitse Mannen niet, vooral nu niet en wij durfen dat, dat konden ze niet begrijpen. enfin wij hadden een reuze thuis gevonden, wij hoefden geen honger meer telijden.

Aan school. keken de jongens ons aan, omdat wij zoveel hadden de dekens en kussens werden verdeeld en zodoende hoefden wij geen kou meer te lijden, morgen vragen we naar meer dekens. Dat klooster is rijk en daar veel ouden van dagen, daar is allicht wat over. Van thuis waren wel verschillende pakjes -gekomen en het nieuws was nog Steeds het zelfde, het was er nog slechter, de Duitsers hadden nog 2 Engelsen uit Heycl verjaagd. We zeiden al, we kunnen hier nog wel 2 jaar zitten.

De bruinen die op de kamer kwam vroegen we of den oorlog nog niet uit was. Hij zei over 2 maanden zijn jullie weer thuis, dan 'hebben we den Amerikaan er uit geslagen” Wij deden precies of wij het geloofden, en dat beloofde die stommeerik ook nog, We wisten wel beter, iederendag duizenden vliegers die bombarderen en dan willen die moffen nog winnen, ook de Rus sloeg hem terug. Den eigenteelt uit de Heldense pakjes, stonk al spoedig tegen muf stro op. met gedachten thuis werd ons slaperig lichaam op stro neergelegd, in de hoop dat we: een rustige nacht zouden hebben.

Dinbdag 31 October, wasdag.

De dag verliep gewoon. De Engelsen en de Amerikanen in de lucht de Duitsers en wij er onder. Om half vijf aan school, groep voor groep werd geteld, of er weer niet een tussen uit was. De soep was al koud, maar toch werd ze met smaak gegeten. Den hele dag in het weer en zo ver lopen, dan. heeft man wel honger. Gelukkig dat men bedelen kon en zodoende brood genoeg, had. Na de- soep zag men ten velen de was doen, dit ging vlugger dan thuis, enkele zeiden, als we weer thuis zijn zullen we dat de vrouwen wel eens leren". Om 5 uur ging het ondergoed met de sokken in een emmer water en na wat omspoelen uitwringen hing ze kwart over 5 al aan een touw op de binnenplaats, om 6 uur was ze binnen en om beurten op de verwarming, half zeven mooi gestreken en droog, wel niet schoon, maar dat ging niet zonder zeep. Met enkelen hadden we het geluk om de vuile was naar het klooster te brengen. Zo waren er ook mannen, die in de stad kennissen hadden en daar de was naar toe brachten, maar de meesten moesten zelf de was doen.

Als men dat zag, mannen. van 40 tot 60 jaar aan de was, dan moet men lachen en dan kwam de haat tegen de Nazi’s weer er uit, verwanst zijn de moffen, maar dat hielp niet, eens zou echter de tijd wel komen. Met ons vieren gingen we om zeven uur stiekum de school uit en naar de zusters, als echte bedelaars wachten wij in de gang totdat een zuster, ons kwam roepen. Onder het eten' dat prima was, nog beter als thuis, kwam alarm, direct grootalarm, alle zieken; ouden van dagen en dienstpersoneel met de zusters, moesten in de kelder, wij aten gewoon door, we zeiden dat zijn die van ons die doen ons toch niets, de zusters konden niet begrijpen, dat wij niet bang waren. Met een goed gevulde, buik en met weer 5 dekens gingen we om half negen weer op ons nacht verblijf aan, het alarm was nog niet veilig, daarom waren er nog veel in de kelder en buiten en zo liep ons uitstapje niet de gaten.

-21-

Na het alarm, werden de dekens weer verdeeld en nog enkele andere hadden sokken, ondergoed en schoenen gekregen. Van thuis was er weer bericht en eigen teelt, we, leefden weer als heren op vacantie. De brieven van thuis werden onder mekaar gelezen, er werd gelachen en gehuild. Natuurlijk weer direct schrijven naar huis. De bruinen zeiden dat we morgen, Allerheiligen werken moesten, de soldaten aan het front moesten ook werken. Wat hadden wij met hun soldaten te maken. Eón van die bruinen schreeuwden, dan zeiden 200 Hollanders niets, wel dachten die 200 het hunnen. Na een liedje gezongen te hebben, gingen we al vroeg naar ons Hitlerbed,matras opschudden, lakens bij elkaar zoeken overtrek opvouwen, het kussen wat gelijk strijken, en daarna ging je, de zoveelste nacht in, hoeveel nog ? Met Kerstmis zijn we thuis zeiden enkele, andere met Pasen nog niet, zolang houden wij het niet uit, was de mening van velen. Enfin, de wil van hierboven geschiede.

Woensdag 1 November, Allerheiligen.

Er viel een motregen, toch aantreden, niet naar de kerk. Dan gaan we vanmiddag.

Stil ging de Stoet gevangenen gewillig achter de

bruinen honden op het werk aan. We hadden' ons voor genomen om niet to werken, vooral niet op Zondag en met Allerheiligen zeker niet. Dikwijls gingen de struiken in, zogenaamd de grote boodschap, maar deden niets. Als een bruine vroeg, waar is die of die, dan zeiden de jongens op z'n Duits,Schsis mach", Het bleef regenen en we werden doornat. De bruinen zeiden; soldaten aan front bleven ook in de regen staan, dus wij moesten ons ook nat laten worden. Door voortdurend in de modder staan kregen we ook nog natten voeten. In de regen aten we ons brood op, te drinken hadden we niet. Wat duurde het lang eer het drie uur was. Nat tot op de huid, kwamen we al mopperend aan school, met honger als een paard. De bruinen werden voor de zoveelste keer naar de hel gewenst. Degenen, die aan school konden blijven hadden het beter dan wij. Na de soep gingen wij ook naar kerk en naar het lof en dan gauw naar het klooster eten. Alarm hoorden we niet veel bij regenweer.S'avonds klaarde het weer op. In de Veldschool was een Hollander zwaar ziek en een dokter mocht er niet bij komen, alleen die assistentdokter die bij ons Was. s’Avonds baden we' een extra tientje voor hem. Van de bruinen moest hij in 'school blijven liggen, gewoon op stro,van de andere kreeg hij dekens.

- 22-

Op de straat hadden enkele stompjes sigaretten gevonden, ‘s avonds werd daar een sigaret van gedraaid met 7 Man konden we eider 2 keer trekken. Echt broedelijk. leefden we daar. Zonder naar kelder te gaan ging AllerheiIigen nacht in. Onze gedachte vlogen naar huis. Zo hadden we Allerheiligen nooit mee gemaakt

Donderdag 2 November, Allerzielen.

s’nachts was er toch alarm geweest, dus geen H. Mis voor s’middags 5 uur. voorat we naar het werk gingen, baden wij de rozenkrans voor de zielen in het vuur. Het was mooi, in alle lokalen de rozenkrans, behalve in die van de bruinen, die hadden

het niet nodig, hun gebed was, ‘Hail Hitler". We konden ook weer briefjes klaar maken voor thuis, dan zouden de bruinen ze meenemen en pakjes meer brengen van daar. Met een vrachtwagen reden ze naar Heiden, niet naar andere dorpen, dat was jammer van andere dorpen. Wat duurde die dag weer lang, met ongeduld, precies als kleine jongens wachten op bericht en een pakje van thuis, als er maar tabak in zit! s’middags hoorden we dat de bruinen, niet naar Helden geweest waren. Er zijn veel vliegers geweest. Ook hebben we bommen in de buurt gehad, de meeste waren ontzettend bang, ze zeidon al we komen nooit meer thuis, dikwijls in portieken geschuild.• Om 5 uur naar de H. Mis en te H. Communie gesterkt en getroost de kerk uit daar vertelden ze dat Helden vrij was, zou het waar zijn? Dan trekken de Engelse misschien door tot Viersen?

Met goede hoop gingen we gauw naar het klooster, maar daar hoorden we van moeder Overste dat het front nog het zelfde was, zij luisterde ook naar de Engelse zender zij was niet nazi- gezind. Een echte moeder voor ons. Zij was zo blij dat ze ons helpen kon, vooral omdat we Katholieken waren. Toen ’s avonds het alarm ging vloog bijna alles de kelder in of wel naar buiten, ze was de schrik er overdag ingekomen, de bruinen het eerst. Wij zeiden al, ,,de soldaten aan het front zitten die ook in de kelder? Schmuhl halten’’, schreeuwden ze dan. Gelukkig vielen er geen bommen, wat was dat een akelig leven als de vliegers laag over kwamen, een uur lang en dan dat afweer, ieder moment dacht je, ,,nu vallen bommen”. Na het alarm naar bed. Van de veldschool was bericht dat de man nog zeer zwaar ziek was, en niets meer at, den assistentdokter moest er morgen vroeg naar toe, uit zich zelf ging hij, de bruinen riepen hem niet. De luizen familie had zich uitgebreid, zodoende was er nog werk voor dat men sliep.

Vrijdag 3 november.

’s morgens al weer regen, veel melden zich ziek, maar die alleen buikpijn of hoofdpijn hadden moesten toch mee, andere hadden we de loopgraven en tankwallen te laat klaar, de Amerikanen konden eens komen. het bleef weer regenen, bijna allen hadden (zeilen) onderleggers op het hoofd, van 2 onderleggers werd een

cape gemaakt, en met een touw of riem vastgebonden, zodoende waren we van boven niet zo nat. Een mooi gezicht 15o manen het zo’n ding op het hoofd, de mannen in Viersen waren jaloers dat zij geen onderleggers konden krijgen en wij wel, maar we werkte ook voor de Fuhrer maar dat begrepen ze niet.

-23-

We kregen een nieuwe opdracht, tankwallen maken 4 m. diep van onder 70 cm en boven 5 meter breed, daar konden onmogelijk de tanks over, dun de Amerikanen konden tot aan de tankvallen komen en moesten dan omdraaien. Wat toch een stel slimme moffen! Tot twee uur regende het, dus kwamen we met flinke natte voeten en koud op school aan, onderweg veel schuilen, in die tijd bedelen en om vijf uur naar het lof. Van de Veldschool kwam bericht dat de man gestorven was, zonder dat een priester er bij was geweest, dat mocht niet van de S.A. als een beest gestorven op het stro, de man was bewusteloos geweest van ‘smorgens af, Hij had veel bloed gespuwd, maagbloeding. Een man dood, ver van huis in Duitse ballingschap, thuis vrouw en 4 kinderen en 5e in verwachting, wat is dat toch een leven voor zo’n vrouw als die dat hoort. Is zo iets Duitsland ooit te vergeven? Als vee van huis gejaagd en als vee sterven, eens zal de tijd van af rekenen komen. Zoiets kunnen ze nooit goed maken, en er sterven er hier nog meer, aan vele gezichten kn men zien dat ze veel lijden, ontzettend lijden, voor al de getrouwde mannen. Wat moet die toch prakkezeren over thuis en als er dan een brief komt van thuis, dan lopen de tranen over hun wangen. Wij als jonge lui voelen die leed niet van die mannen, toch proberen we hun moed in te spreken. Velen zouden er graag tussen uit gaan, maar hoe?

zaterdag 4 november.

-24-

Goddank. geen regen; wegens tandpijn naar den dokter, ik had een dik gezicht van de tand. Bij een veearts een briefje halen en naar een tandarts zoeken: ik klopte aan een huis waar een auto stond, een maakte open en snauwde me aan, dat ze het ook druk

had. Ik dacht aan de soldaten front hebben het ook druk en als je mijn niet helpt, dan kan ik ook niet werken dan duurt de krieg weer een dag langer. Enfin ze liet me binnenste van mijn mond. ,,Darf ich nich an, zei ze. Ze wee me een specialist en ze was m kwijt. Het ene kleine verwensing op mijn lippen liep ik het huis uit en naar het op gegeven adres. De vrouw die open maakte liet me binnen. Na een half uur wachten kon ik bij de tandarts een oud goed gemutst mannetje; hij praatte goed en behandelde mijn tanden, Na twee dagen terug komen en in die tijd niet werken. Ik gaf het briefje van de veearts, dat ik aan de westwal werkte, dat was zoveel als betaling. Het alarm ging en alles vloog de kelder in, de mensen schreeuwden van schrik, juist kwam er een Hollander ook van school. Die zei tegen mij op zijn Limburgs, we en de soldaten aan het front auclsjrieûwe as ter vlégers komen? Er waren maar enkele jagers, dus wij gingen naar school en lagen spoedig het stro, om wat te maffen. Smiddags scheren, wassen en verschonen, de was van de zusters hadden we gehaald en s'avonds brachter'we ze er weer naar toe, als we gingen eten.Om zeven uur groot allarm. 1u. in kelder geweest, 3u. weer akelig, doodsbenouwd leven. Van Helden er weer brieven en pakjes, ook van andere dorpen, wat werd druk over thuis gepraat. De getrouwde mannen zaten stil voor zich uit te staren, hun gedachten waren thuis bij vrouw en kinderen. Enkele brieven heb ik gelezen; als men dan de woorden las, dan kwamen de tranen in je de ogen. En toch was er niets aan te doen. moet houden en troost zoeken bij 0.L.H. In de pakjes zat spek, ham, worst en de zenuwstillers, tabaksbladeren. Smorgens kan men de eigen teelt vermengd met (in gas veranderde) kuch en soep nog ruiken en als men buiten kwam hoorde men de meeste geweldig hoesten.Er werd een collecte gehouden op de kamers voor de overledene van de veldschool„ om de kosten te betalen van de begrafenis, voor de H. Missen en een mooie grafsteen. Hij zou ’s Maandags begraven worden. Om 10 uur bunker weer, jassen aan, dekens pakken en in het donker naar de kelder 11 uur waren we weer boven en het bed opgemaakt.

Zondag 5 Nov.

Omdat 'snachts allarm was geweest geen H. Mis. Degene die in school bleven gingen om 'n uur of 10 naar de kerk. De vliegers zijn voortdurend boven Viersen, het alarm blijft blazen, vooral arm, groot alarm voor veilig, veilig en dan weer vooral arm. Je wordt bijna gek van dat akelig ding. De mensen liepen zenuwachtig op straat. Om vijf uur naar de H. Mis en daar las Deken voor van de begrafenis van den Hollander. De Deken is zeer ingenomen met ons, hij wil voor de begrafenis niets hebben. Den avond wordt opgebracht met kaarten en om tien uur wordt het licht op klein gedraaid.1/212 alweer allarm, direct groot al arm, het stro, dat al haksel is, vliegt door de kamer, zo gauw springt bijna alles op en naar beneden, ½ 1 is het weer veilig. Ik moest van ons zouden graag een verzoek indienen bij Hoogeveld dat de vliegers maar alleen overdag moeten komen,toch in het veld. Enfin we moeten maar aanemen wat komt

Maandag 6 Nov.

-25 -

'Snachts had het geregend, ik wachtte nog een dag met naar dedokter te gaan, ging smorgens naar de kerk, en om 12 uur naar de zusters, eerst baden en toen goed eten. Een echte Zondag ! Om vijf uur gezamelijk naar het lof. Natuurlijk weer dikwijls al arm, alleen maar jagers, voor een jager blazen die moffen al. S' avonds werd de rozenkrans gebeden voor de overledene uit de Veldgcshool. De mannen in de Veldschool hebben het slecht, voor straf moesten ze met negentig op een kamer slapen waar plaats is voor 30. Ze hadden geen of weinig brandstof en mochten hun behoeften snachts, niet beneden gaan doen; smorgens waren de kommen schoenen, of klompen vol. Die leiders waren echte Nazie-honden: ze mochten bij alarm ook niet naar de kelder, en zaten met bleke gezichten te wachten op het sein, veilig. Ook hadden ze veel te weinig brood: velen werden geholpen door mannen van onze school.

Dinsdag 7 Nov.

Vandaag ging ik naar de dokter die me goed behandelde: vandaaruit naar de winkels om tomaten; je kon proeven dat het Hollandse waren. S' middags hoorden we dat de,begrafenis plaats had, we mochten met tien man mee. Ik ging ook mee. Het kerkhof was geweldig mooi en groot. De Hollander werd in een hoek begraven, naast een Engelse piloot en een Franse krijgsgevangene; we moesten ieder een schop aarde op de kist gooien, vijf Onze vaders en vijf weesgegroetjes bidden en toen was de begrafenis afgelopen; een kapelaan was erbij, twee Hollandse vrouwen en een Duitse man. Een mooie krans met naam versierde het graf.

Toen allen aan school waren mocht niemand meer de school uit nog niet op de speelplaats; drie mannen waren er s’nachts vandoor gegaan. een man uit Tegelen had ze gehaald: die man stond in contact met de Venlose vrouw die aan de school woonde. We werden ondervraagd door de bruinen, máár die moeite hadden ze kunnen sparen, uit aller mond klonk; dat weten we niet, Nu konden we ook niet naar de zusters gaan eten, enfin dan maar wat honger lijden. Ik maakte s, avonds een brief klaar voor moeder Overste, die ik dan moest proberen daar te, krijgen, ik vertelde precies hoe het zat. Toen s' avonds het al arm ging was buiten alles afgezet door soldaten, ze meenden dat wij er allemaal tussenuit wilden gaan, tenminste dat leek ons zo. Het licht in de kelder was kapot, zodoende was het akelig in de kelder velen kelen kwam een piepend geluid, zouden er al meer ziek worden. naar twee uur allarm, twee uren die dagen schenen te zijn was het weer bedtijd.

Woendag 8 Nov.

Na 11/2 uur lopen, prakkezeren en bidden, waren we weer op het werk; De tankgraven stonden vol water: een pracht werk was dat, de bruinen ergereden zich, de Hollanders hadden plezier, twee volkeren twee zinnen. Voor drie uur moesten we dïkwijls schuilen in de bossen; dat deden we graag en het was een mooi gezicht als je de jagers omlaag en omhoog zag schieten en dan die bommenwerpers.

-26-

Schrik hoefden wij niet te hebben op het veld. Op mensen hadden wij de jagers nog nooit zien schieten. Wel op auto’s, troepen of afweer; we moesten wel dikwijls in de loopgraven springen, dan konden ze ons niet raken. Dat was nou oorlog, mensen die elkaar nog nooit gezien hadden, schoten als ze konden elkaar dood, wat toch een verstand. Hoge pieten, tenminste zo beschouwen ze zich, hebben met elkaar ruzie, de kleinen moeten het uitvechten. Maar ja, zo is het altijd geweest en zo zal het ook wel blijven.

De brief die ik geschreven had voor de zusters had ik een buurjongen gegeven en nu wachten we op antwoord, S' avonds kwamen twee meisjes uit het klooster met middageten, ze werden door de bruinen uitgescholden, de meisjes waren niet verlegen en wisselden hun de gros. De bruinen zeiden dat we eten genoeg kregen. Zij hadden het dubbele van onze portie en dan nog meest worst en boter. Het middageten werd door een bruine in een ander lokaal gebracht dan waar wij lagen, zodoende kregen we het nog niet. Enfin, die andere mannen hadden ook honger, S' avonds waren er drie die een dik hoofd hadden en vol zweren zaten, dus drie zieken meer. Zonder allarm verliep de avond. Er werd gekaart en gezongen. Een van ons had een liedje gemaakt over het weghalen van ons van huis en dat werd a direct gerepeteerd.

We hadden ook wacht gekregen aan de deur, met het geweer op de nek, dat was 'omdat er tussenuit gegaan waren, dus nu was het oppassen. Van het front was er geen nieuws, wij meenden, dat de Engelse en de Amerikanen de winterslaap begonnen waren, ze moesten eens hoe moe wij het in Viersen waren.

Donderdag 9 Nov.

Om tien uur begon het hard te regenen, we konden niet schuilen. Om twaalf uur. allen door nat, schoenen en klompen vol modder, op school aan om een uur. Eerst tellen aan school en toen naar binnen. Niemand mocht de school uit zonder een Urlaubschein”, van de hunderdshaft Farher, allemaal fuhrers Duidsland. We mochten wel op de speelplaats, maar de wacht stond aan de poort. Een buurjongen haal de voor ons het eten bij zusters, twee keteIs en een kan pap vijf liter. Eerst kijken waar de wacht is, gauw over de muur met het eten en dan vlug naar binnen. Met twaalf man konden wij daar van eten.

Wij met vier kameraden de rest zieken en oudere mensen, nu konden we ook weer brood sparen voor anderen. Doordat het veel regende was er bijna geen al arm. Het moest maar iedere nacht regenen, zeiden we dan konden we rustig slapen. Nu hadden we veel korte nachten. Maar het kruis dat op onze schouders was gelegd moesten we geduldig dragen. Na de rozenkrans en ons lied was het tijd om de luizen naar de eeuwigheid te heIpen.

Vrijdag 10 Nov.

Pakjes uit Helden. Zou het weer gaan regenen? Zouden weer doornat worden? Hadden de S.A. dan geen hard meer om ons met zo’n weer te laten werken in do modder ? En wij, we durfden niets te zeggen.Met die gedachten traden we aan, precies als een troep misdadigers.

-27-

De lucht was bewolkt, maar het regende nog niet. Stil gingen hondervijftig mannen gewillig achter de S.A. Nazi’s, die de baas speelden over. Europa. De haat onder de Hdllanders was groot, maar niets vergeleken met die van de Russen, die ook in grote getale in Viersen waren. Ook mannen vrouwen en meisjes, .die vanuit Rusland precies als wij weggevoerd waren. Jammer dat wij ze niet verstonden, enkelen waren er die een beetje Duits verstonden. Toch kon men aan hen zien dat ze ons goed gezindwaren. Als wij hen s' morgens voorbij gingen, zij waren ook met groepen van.200 of 300, dan werden ze allemaal gegroet met goeden morgen. Het V teken van Churchill ging omhoog en zei begrepen het. De meeste kwamen uit Litouwen, Letland en de Oukraine. Er waren moeders met hunne dochters. Velen waren katholiek. Het weer bleef droog, dat was een. beetje troost voor ons. De Russen konden beter tegen het weer dan wij, ze waren dik gekleed, bijna alles kapot , en geweldig vuile was. De meesten waren al twee jaar bij Hitler op visite, twee jaar dezelfde kleren, twee jaar van huis. De haat was ontzettend als je met hen praatte. Ze zeiden, dat ze alle Duitsers kapot maakten na de oorlog, twee jaar hadden ze niets gehoord van thuis, en bij meesten was al alles kapot toen de Duitser ze weg joegen Duitsland in. Wat moest er in zo'n mensen niet omgaan ? Niets van thuis horen en dan duizenden K.M. van huis af, en wij hadden bericht van thuis en dan nog pakjes, en waren maar 50 K.M. van huis af, zei waren er slechter aan toe. Wij, hadden medelijden met hen, als men ze zag lopen, Moeders en meisjes met schoppen en bikken en dan in de, modder werken. Modern Duidsland! Derde rijk! Naziland!

Om vier uur waren we thuis, vlug soep eten, want er. waren pakjes uit Helden. De soep was slecht, regenwater met koolbladeren. We moesten buiten aantreden, degenen die pakjes gekregen hadden moesten die naar de Veldschool gaan halen, daar was het hoofd van de S.A. van Viersen. Onder geleide ging 't naar de Veldschool. De namen werden afgeroepen en dan kon Men het pakje in ontvangst nemen. Als je dan oude mensen zag, hoe blij ze waren. met een pakje van hun vrouw en kinderen, tranen stónden in hun ogen. S' avonds mocht niemand de school uit, wel op de speelplaats. De loop jongen van ons klooster had het eten al gehaald. Even opletten, vlug over de muur en dan naar binnen, eten verdelen. Ketels en kan uitwassen en weer terug brengen. Wat moest men toch doen voor wat meer eten! Overdag waren er verschillenden van het werk gaan bedelen. Ze vroegen dan verlof aan de bruinen om naar de schoenmaker te gaan, of om de droge was te gaan halen, en gingen in die tijd de deuren af. Nieuws was er nog niet in Helden, thuis waren ze allen bang dat wij onder de bommen zouden omkomen, ze meenden als ze s' avonds de bommenwerpers hoorden, dat ze allen naar Viersen vlogen. Wat is oorlog toch verschrikkelijk, en dan doen dat mensen! Tenminste ze noemen zich mensen. De avond verliep rustig. Na de rozenkrans lagen we al vroeg op het stro. Behalve .drie mannen, die waren op huis aan, onze gedachen waren bij hen, tenminste diegene die wisten dat ze op de vlucht varen.

Zaterdag 11 Nov.

Bij de telling wordende drie gevluchten, natuurlijk gemist. Natuurlijk wist niemand er iets van. De kamers waar de gevluchten gelegen hadden Werden nagezocht, naar wat ze achter gelaten hadden, of er geen brieven waren waar ze iets uit op, konden maken, hoe ze vluchten konden, maar niets kon S. A. vinden.

27 was dubben

-28 -

Alles was verdeeld onder familieleden of, wel onder hen die die iets te kort hadden aan kleren, want die vluchten ging kon niets meer mee nemen des te minder verdacht maakte hij zich. Enfin wij waren de dupe. Nou mochten 'we niet meer de school uit zeiden S.Â. lui en de gevluchten, worden als ze aan de grens kwamen dood geschoten. Als juIlie ze krijgen zeiden wij stil.

Onderweg werden veel over de gevluchte gepraat. Velen wilden het ook proberen als zeker wisten dat ze thuis kwamen, nou dan probeerde het iedereen. We moesten ons maar troosten, dat we het zo slecht nog niet hadden van Watersted, Hanover en meerdere plaatsen uit Duitsland waar Hollanders lagen, was bericht gekomen dat ze een hondenleven hadden, veel te weinig te eten, slechte slaapvertrekken, er waren er al gestorven van armoede. Dus wij moesten niet klagen over ons kruis. De hele dag waren de vliegers weer paraat. De sirenes bleven loeien, dikwijls zagen we de jagers omlaag suizen en hun kogels lossen Een mooi gezicht als je het van verre kon afkijken! Toch zeiden we dikwijls: de pilooten kennen de mensen niet en toch schieten ze.

Wij begrepen de oorlog niet, een Engelse piloot komt een Duitse vrouw doodschieten terwijl ze elkaar nooit gezien hebben. Vandaag hadden we met tweeën uit onze groep die 22 man groot was, kapotte schoenen en mochten naar de schoenmaker als wij beloofden present

te zijn, als de colonne wegging. Natuurlijk S.A. man, dat doen we! De mensen waren goed gezind en daarom hadden we s' avonds weer veel brood Na dé soep, die slecht was, mocht niemand uit school en werden de deuren gesloten. Dus drie man de vrijheid, wij strenger behandeld. Toch hoopten we, dat ze goed thuis kwamen. Het avond eten van ons klooster kregen we niet, en wat we hadden brood. Na de rozenkrans werd het lied gezongen van de deportatie, dat een van ons gemaakt had. Vele van de andere kamers kwamen Luisteren en zongen spoedig mee. Zelf kregen we bezoek van de S. A. die het ook horen 'wilde, goed dat ze het niet begrepen. Om 9 uur ging alarm en moesten we weer 11/2 uur in de kelder, geweldig veel bommenwerpers, schrik op veler gezicht, wat een leven. Beschaafde Wereld, millioenen in doodsangst, millioenen guldens werd weer kapot gegooid. Hitlers Nazidom. Om 11 uur was het tijd om het stro wat op te rafelen, want het was vast, om dat, men er over heen liep als menin school was. Wel te rusten en daar je, vrij Van zorgen vrij van honger vrij van Nazien, gelukkkig, weer een nacht.

Zondag 12 November.

Niemand naar de H. Mis; bevel de bruinen ze waren bang, dat we er allemaal tussen uit gingen en dan kregen ze de loopgraven en tankvallen niet klaar. Het regende al toen wij weg gingen, dus de gummi capes om.

Om 11 uur kwamen. we doornat op school aan. Nog eens tellen en naar binnen. Scheren, wassen en weer kaarten tot dat de soep kwam. Een van ons vroeg of wij naar de H. Mis mochten, na veel schreeuwen over op de vlucht gaan, soldaten aan het front partisanen. Krieg zeker winnen enz., kregen we verlof als er niemand op de loop ging. Bij aantreden tellen, onder geleiden naar de Kerk.

-29-

Het was een extra H. Mis voor ons. De deken en twee kapelaans waren present. Gezamelijk kregen we de absolutie, allen gingen ter H. Tafel.

De H. Mis werd gezongen door de Hollanders. De Veldschool .was ook in de kerk. Vierhonderd Hollanders in de H, Mis, Hollandse kerkmeesters gingen met de open schaal, de marken lagen met hopen op de schalen. De H. Mis was nog niet helemaal uit, toen we gauw naar het klooster liepen. We vertelden Moeder Overste waarom het was, kregen goed eten mee, ieder een stuk zeep, een pakje sigaretten vijftien rozenkransen. Die een verlamde zuster zelf maakte, en gauw weer terug. Aan school werden we weer allemaal geteld en werden weer opgesloten voor een nacht. De berichten waren nog het zelfde niets bijzonders.

Hoe zou het thuis gaan, zouden ze nog allemaal leven, zouden ze veel over ons prakkezeren? Zouden de Duitsers nog meer mensen oppikken? En zouden ze misschien ook vrouwen een meisjes weg jagen voordat de Engelsen komen? En de kinderen dan? Dat was het gesprek van den avond. De jongeren begonnen te zingen om zo er de moed wat in te houden. We zongen ook nog het lied ,,Sterre der Zee” dat in de kerk ook gezongen was. Om half acht kwam controle op de kamer, degene die naar een, andere kamer was gaan kaarten moest terug komen en zich present melden. Die controle was om te zien, of er niet een weg was. Die graag vluchten gaat, gaat toch zeiden wij, dan ,gaat hij overdag. Zonder allarm ging het de nacht in.

Maandag 13 Nov.

Weer regen. Voor de zoveelste keer de Nazi's naar de hel gewenst. Hitler voorop, maar het hielp niets. Wij waren en bleven gevangen. Uit Helden weer pakjes. Dat s’middags een drukte, weer eigen teeld voor een paar dagen. Het was nog steeds in Helden hetzelfde. Op de speelplaats mochten we weer lopen tot zes uur. In die tijd gouw een briefje voor het klooster geschreven, de loopjongen een paar marken en een half uur daarna was het eten over de muur en naar binnen. Vele vrouwen hadden brood gebracht of bonnen en enkele sigaretten. De vrouwen kwam langs de muur, de mannen aan de binnenzijden gauw een hand over de muur en dan het brood naar binnen. Vliegers zag men niet, we zeiden al „den oorlog is zeker uit".

Als het stil was meenden we dat het ook stil was aan het front en als er veel vliegers kwamen dan waren we bang.

Toch hadden we s’avonds om acht uur weer allarm voor een half uur. Maar één jager en dan schreeuwen die dingen al. Tien uur slaaptijd.

Dinsdag 14 Nov.

Weer regen, weer doornat tot op de huid Om een uur al naar huis. Allemaal koud en met natte voeten. Er werd al veel gehoest, maar men was toch niet ziek genoeg om in school te blijven. Doordat het regende waren er geen vliegers. Aan school zag, men weer mannen aan de was.

Ruwe handen wreven de hemden en onderbroeken, witter werd het ondergoed niet maar wel leden de luizen er van en als het dan droog was op de verwarming kon men het, ongedierte beter zien, dat nog leefde. Verschillenden telden al tot tachtig luizen per jacht, ze vermenigvuldigde zich snel. Geen allarm. Na de rozenkrans, kaarten en zingen eigenteelt sigaret, op het stro en onder de dekens ofwel tussen de dekens want wij hadden van de dekens een: zak gemaakt die van onder en boven open was.

-30-

Woensdag 15 Nov.

Mooi weer. Vandaag komen weer, bommenwerpers. Om elf uur mochten we weer met twee man naar de schoenmaker, die natuurlijk, als de S.A. er s’avonds om vroeg niet thuis was geweest, dan konden we s' anderendaags weer gaan. We gingen bedelen en om één uur aten we bij een boer middageten, kregen een kuch ieder drie sigaretten en een paar appelen. Om half vier sloten we ons weer bij de colonne aan, en de anderen lachten al als ze ons zagen, ze zeiden de schoenmaker niet thuis hé!

Wat werden de bruiner voor de gek gehouden, toch moesten we nog blij zijn, dat het zo’n stommerikken waren, daar moesten wij van profiteren.

Toen we bijna in Viersen waren begonnen we het Limburgs volkslied te zingen. Zingen dat hoorden de S.A. graag. Zij meenden dat wij dat voor hen deden. Als wij zongen dan prakkezeerden de ouderen niet, er waren er nog bij die mee zongen of floten. De S.A. liep recht en liep met ons nog een straatje om. Aan school kwamen degene die binnendienst hadden naar buiten gelopen, ze meenden het Hollands leger te horen, wat viel dat tegen ! Er was een nieuwe verordening ingevoerd, als men de school voor een of twee uur uit wilde voor was, schoenmaker of om een bezoek te brengen aan het ziekenhuis,(waar er al enkelen van ons lagen) of aan de Veldschool, dan moesten we een schriftelijk bewijs hebben wande` Hundertschaftfuhrer.

Natuurlijk direkt er een aanvragen, eerst je naam, gevangennummer, doel, hoelang en niet er tussenuit knijpen zei de bruine en anders krijgt er niemand meer een.Wij met twee naar de zusters, goed eten en voor enkele anderen eten mee brengen. Geweldig klagen tegen zuster Overste, Zodoende wat sigaretten ! De zusters kregen ook sigarettenbonnen daarom had Moeder Overste sigaretten genoeg en wij zeiden, die kon ze niemand beter geven als ons, wat ze ook deed. Toch had men maar een dag genoeg met een pakje en de stukjes werden bewaard, vier stukjes en men had weer eer sigaret, waar dan acht man ieder twee keer van konden trekken en men hielt weer een stukje over. Zoiets had men eens thuis moeten vertellen, dat wij nog eens stukjes sigaretten en sigaren zouden oprapen en bewaren. Maar ja, Adolf Hitler de schilder. kon alles, de voorzienigheid was met hem. (zei hij).

Donderdag 16 Nov.

Toen de bel ging lagen allen nog in diepe rust, omdat we ‘snachts om half vier in de kelder geweest waren, Vanwege het allarm. Met een slaperig hoofd namen we Onze schoppen op de nek en marcheerden de straten door op het werk aan. Onze groep, met een half dove leider moest een stelling maken midden tussen de loop graven en tankvallen in, midden in een stuk bietenveld. De leider, een boekhouder, was de. architect. De bieten moesten we een voor een uit trekken en op eer hoop leggen, de zwarte aarde weer apart en als dan het gat klaar was, weer de zwarte aarde er rondom en de bieten poten. Dat zullen wij eens fijn doen, schreeuwden wij tegen hem en dan zeiden we stil, we vernielen alles daar zal geen enkele biet meer aanslaan. en het gat valt in. Maar daar hoorde de dove leider niets van.

Met elf man gingen we op een rij staan, de eerste trok de biet uit en gaf hem door aan de tweede en zo verder.

- 31 -

Eer hij dan bij de laatste was, waren er geen bladeren meer aan. Een stukje onkruid werd voorzichtig uitgetrokken en ook doorgegeven, onderweg gebroken en als het dan bij de laatste was, gaf die het weer terug omdat het kapot was. De bruine zag het niet omdat hij bij de anderen aan het meten was en hij voelde' zich al een hele piet, omdat hij dat werk opgedragen kreeg. De hele dag hoorden we gerommel van het front en we dachten, dat het nu beginnen ging. De bruine zei, dat het werk in twee dagen klaar moest zijn. Wij zeiden in twee weken. Om half drie stapten we op en namen bloemkool en rodekool mee. In onze buurt was een boer aan het bieten rooien met twee Russische vrouwen een van twee en tachtig en een van vijf en zestig jaar. Wij hebben de boer gevraagd of wij dat werk niet konden doen, toen vroeg hij wat wij daarvoor hebber, moesten, wij zeiden een vet varken, niet zo'n varken als hij was, want anders liet hij zo'n oude vrouwen niet werken. Met een Donner-Wetter joeg hij ons weg.

De kool die wij meegenomen hadden gaven wij aan de buren. S’avonds weer twee keer in de kelder geweest.

Vrijdag 17 Nov.

De bruinen zijn geweldig gejaagd, wat zou bet zijn, zou er iets op komst, zijn ? Het gerommel van het front bleef aanhouden. Zou het kunnen dat de Engelsen op komst waren ? Eindelijk eens vrij? S'morgens was het stil onder de mannen, maar nu was het anders iedereen had het over het front, velen meenden dat de granaten al dichter bij kwamen, Wat zou het worden als de Engelsen op komst waren en de bruinen, er tussenuit gingen?

Overal waren de soldaten druk in d weer, vele auto's en moteren trokken op de grens aan. Op het werk ging het gesprek verder. De bruinen gaven niet veel acht op het werken. De jagers waren hun dagelijks werk aan het verrichten. 0p vele plaatsen zagen we hoe ze bommen gooien. Zo gauw als zij ze loslieten kon men ze zien. Om elf uur moesten ‘n dertig man met een bruine mee naar Dülken ijzer lossen op het station. Met schrik ,gingen ze er naar toe want op de stations werd dikwijls geschoten. Ook zagen we eerste bommenwerper vallen, die bij toeval door het afweer geschoten werd.

De meeste tijd brachten we door in de bosschen of struiken. Het gerommel bleef aanhouden. Op aller gezichten was hoop te zien. Op de terugweg naar School werd er extra gezongen. Wie anders niet meezong deden het vandaag wel. Wij zongen het lied ,,Wij gaan naar Rome" maar wij dachten, wij gaan naar huis binnenkort! Zou het waar zijn? Zouden we uit onze gevangenschap verlost worden? Naar huis naar Vader en Moeder, vrouw en kinderen?

Toen wij aan school kwamen waren de mannen die in Dülken gewerkt hadden al thuis. Ze hadden een bombardement mee gemaakt. Tien meter van hen af was een bom gevallen. De dertig Hollanders hadden niets mee gekregen. Alleen de bruine had zijn linker hand kapot. De voorzienigheid was zeker niet voor de S.A. alleen met Hitler!

Jammer zeiden enkelen dat hij niet onder een bom gekomen is. S' avonds werd er druk gepraat, de berichten waren goed, de Engelsen en Amerikanen waren opgerukt, op de' grens aan konden ais Ze door gingen Zondag in Vieren zijn, tenminste zo rekende wij het uit.' Met goeden moed gingen we s' avonds te rusten, er werd gebeden voor een goed afloop van de oorlog.

32

Zaterdag 18 Nov.

Het weer was goed 'en de vliegers waren er ook weer. Sommigen vroegen. al nog geen Engelsen gezien ??” De bruinen schreeuwden geweldig, ze waren snachts niet op bet' geweest. Het Heil Hitler klonk niet meer zo hard, wij riepen hun goeden morgen toe en zeiden stil, vandaag gaan jullie de loopgraven in. Zo optimistis waren we. Als het maar uit kwam zoals wij ons voorstelden. Van de jongeren waren er die zich al op een Engelse tank zagen zitten, of in een bommenwerper, de ouderen gingen in een auto zitten en direkt op moeder de vrouw aan, zeiden ze. Op ons schreeuwen een bruine, dat we stil moesten zijn, hij verlangde dat we vandaag hard zouden werken. Toen had men de gezichten van de Hollanders moeten zien. Haat en nog eens haat, op aller gezichten, wij dachten dat de Engelsen op komst waren, en dan wij nog werken om ze tegen te houden! Enfin we lieten ze schreeuwen. Ook de mensen op straat waren gejaagd, en lachten tegen ons, zij verlangden ook naar het einde van de oorlog. Op onze gezichten konden ze zien dat wij beter gestemd waren. Op het werk weer hetzelfde als gisteren, veel praten niet veel doen en wat we deden was slecht. Een man van de Org. Todt, kwam ons nog eens de les lezen. Wij: deden allen of wij van schop of blik geen verstand hadden. Wel honderd keer zei hij ,,domme Hollander", jammer dat wij in Duitsland waren, wij zouden hen nog eens domme Hollander laten zeggen enfin de vuisten uit de zak en maar wat aarde vergooien, dan ging die vent tenminste. Na de middag gingen wij met twee man naar de z.g.n. schoenmaker de schoenen halen. In die tijd bedelden we brood of bonnen probeerde we' van het front. te horen. Een Pools soldaat, die bij een boer woonde, vertelde ons dat` de Engelse bijna aan de Maas waren bij Roermond en Venlo.

- 33-

ook troffen we een Fransman die bij een boer woonde en die vertelde hetzelfde. Van drie verschillende landen bij mekaar en allen bij de mof gevangen, alle drie de zelfde gedachten ,de oorlog uit en naar huis! Met veel brood en bonen naar school. Enkelen hadden een zak aardappelen opgeraapt op het veld die dan geschild werden en bij: de buren gekookt, de nacht van achttien Nov. gingen in. aan huis waren ze vrij, hoe zou het zijn?

Zondag 19 Nov.

Bijna waren we zonder leiders geweest, ze waren snachts om twee uur allen gepakt de deur uitgegaan, en om drie uur weer terug gekomen, ze meenden dat de Engelsen bijna in Viersen waren. En het was ook zo, vijf en twintig K.M. van ons af waren de Engelsen bij de Maas, maar ze waren er nog niet over. Dat vertelde ons de Venlose vrouw die tegenover ons woonde. Zij was nog harder tegen de S.A. dan wij. Wat zou dat geweest zijn als zij weg waren gegaan zonder iets te zeggen, als de leiding weg was wat moest er dan met de rest gebeuren. Op huis aan! zeiden allen. We moesten gewoon aantreden, er werd niet geteld, en wij trokken op het front aan. Die van de binnendienst wilden ook wel mee gaan, want zij meenden dat wij eerder bevrijd zouden zijn als zij. Zou het waar kunnen zijn. Wat leefden We in spanning. Boven ons waren de bevrijders al nu moesten ze nog over de weg komen. Als een jager laag vloog zwaaiden wij met de armen. Als wilden we zeggen ,,kom ons maar halen". Twee bommenwerpers zou genoeg zijn. Om elf uur kwamen een dertig bommenwerpers laag over en gooiden bommen op Viersen, wij zagen dat van verre. Aller gedachten vlogen naar onze mannen in de scholen want wij konden niet precies zien waar de bommen juist vielen.Toen wij dan aan school kwamen was er niets gebeurd in dat gedeelte van de stad, wel waren er een paar van ons in de stad geweest, maar ze hadden niets opgelopen. Ze spraken van tachtig doden.

Allemaal Hitlers onderdanen, dus geen buitenlanders. Nu werd Schrik nog groter. De bruinen werden soepeler met verlof geven, ze zeiden „Nu kan er toch niemand meer de Maas over".

Om vier, uur gezamenlijk naar de kerk, de H. Communie werd opgedragen voor de overledene van de veldschool. De Veldschool was er ook. Na de H. Mis werd er druk gepraat over spoedige bevrijding. Als het maar uitkomt ! In Viersen was s’morgens bijeenkomst geweest van de Volksturm. Alle oude mannen, die de Engelsen tegen moesten houden als de weermacht er tussenuit kneep. Bij de bijeenkomst, toen ze oefenen wilden hadden de Engelsen bommen gegooid. Wat was de spanning In Duitsland toch sterk, De vorige zondag was het in Dülken te doen geweest, tweehonderd doden, en nu in Viersen tachtig De zondag avond verliep rustig, een maal een uur in de kelder geweest.

Maandag 20 Nov.

Het waait geweldig, en het begint te regenen, toch vliegers. Ook het front hoort men steeds dichter bij menen we wat een zenuwachtige tijd. Velen zien zich al bij moeder, en kinderen, hun lotgevallen. We denken ook aan de mannen die verder in Duitsland zijn. Alleen van ons dorp zijn er nog 700 verder in Duitsland. Het dorp van bijna 8000 inwoners, waarvan 800 tot 900 in Duitsland.

-34-

Hoeveel zouden er nog leven ? Bij ons waren vele zieken en wij hadden het nog niet zo slecht. Een kilo brood per dag en een liter water met wat koolbladeren, en dan konden we nog bedelen. Met meeste werd geleden van de schrik en het prakkezeren en van het dikwijls nat worden. Maar enfin die anderen die in de fabrieken moesten werken hadden het slechter. Savonds werden er enkele brieven geschreven. Velen gestorven waren, geen Hollanders tot nog toe, wel waren er enkele zwaar ziek. Bij de rozenkrans werd voor de zieken gebeden, en voor hen die het zwaarder hadden dan wij. Al weer een dag ouder, wat zou de dag van morgen brengen ?

Dinsdag 21 Nov.:

Snachts was er geweldig licht geweest van het front, de gehele werd geschoten. Zouden ze de maas overtrekken, zou het toch ?Hoe zou het thuis zijn, geen doden, veel stukken en wat zullen ze prakkezeren over ons ? Van een kant duwt Rusland terug en van den aderen kant Amerika en Engeland. Maar neen hij heeft .gezegd, dat Duitsland nooit zou kapituleren, dus liever nog milioenen mensen dood en duizende huizen en fabrieken kapot, dan overgeven. Hoe is het mogelijk dat enkele mensen over miljoenen de baas spelen en dan ook nog over 12 millioen buitenlanders. Zou de Baas over de hele wereld, dat toelaten? het gerammel aan het front bleef, en in de lucht was het druk. Op hetwerk werd een vuurtje gemaakt, in de assen aardappelen gelegd en toen die gaar waren, ging een, man van 55 jaar er mee rond, precies als op de markt. Er werd veel gelachen de aardappelen smaakten goed, zodoende kregen we wat Warms raar. binnen.

Woensdag 22 Nov.

nachts twee maal in de kelder geweest, twee maal in doodsangst. In de buurt werd gebombardeerd. Bij regenweer vlogen de bommenwerpers laag en dan was het akelig. Met regen van boven naar het werk. We waren al nat toen we er aan kwamen. Op het werk moest een van ons een paal slaan, een zgn. Duitse W.C. Als je dan een boodschap moest doen, moest je op die paal gaan zitten met je................. . er over. Nog niet één deed dat. Een van bruinen was uitgegleden over een Duitse kuch vermengd met soep, verteerd in een Hollands lichaam en daaruit verdwenen, en nu moest er zo’ n ding gemaakt worden. Om 11 uur gingen we doornat op school aan, het water stond in onze schoenen en daar meesten we nog een uur in lopen. De soep kwam pas om half zes. Vertraging omdat de Engelsen ergens een soeplager kapot gegooid hadden. Wij zeiden al, op het veld staat kool genoeg, het regent volop, dus dan hebben ze de soep zo klaar, daar hoeven we niet voor naar Dusseldorf te gaan. S’ avonds moesten we de persoonsbewijzen .afgeven, natuurlijk hadden de meesten er geen. Dat was, voor als de Amerikanen kwamen, dan konden ze niet zien dat wij Hollanders waren, tenminste dat meenden de bruinen. Dat zullen wij de bevrijders wel duidelijk maken“ zeiden we. Savonds kwam de leider op onze kamer en hield een redevoering over den oorlog, we konden merken dat het hun slecht ging. Hij zei ook. Als Duitsland onderging dan gingen wij met hen ook ten onder", Enkelen lachten hem uit, maar degene die al pessimistis gestemd waren werden bleek.

-35-

Toen hij weg was begonnen we te zingen, om de moed er weer wat in te brengen. Ook kwamen s’avonds zes jongens uit Dusseldorf, die al twee jaar in Duitsland waren en nu daar geen werk meer hadden vanwege tekort aan materiaal een goed teken dus voor ons. Ze zagen er uit als lijken. Ze werden bij ons goed opgenomen en konden eten zoveel als ze wilden wij zouden het wel weer bedelen.Het al arm ging en aller vlogen de kelder in, waar we weer twee uur doorbrachten. Na ons gebruikelijk gebed werd de luizenfamille wat gedund.

Donderdag 23 Nov.

alweer regen, dus vandaag weer doornat. Aan het front is het kalmer. Zouden ze Voor de Maas blijven liggen. Om elf uur weer naar huis. Het weer werkte niet mee want als het zo doorging dan waren de loopgraven misschien. , laat klaar. S'middags hielt, de regen op. Wij gingen naar lof en ons gebruikelijk eten halen bij Moeder Overste. Daar hoorden we de Radio en vernamen, dat de Engelsen en Amerikanen in drie dagen vijf en twintig K.M. opgerukt waren en dat in Blerick en Venlo veel kapot was, in Helden en die andere dorpen niet. De Blerickse mensen moesten evacueren. S’avond verliep gewoon, zingen, kaarten, sokken stoppen Iuizen vangen een paar trekken aan een sigaret.

Vrijdag 24 Nov.

Steeds geen regen. Nat tot op de huid. Tot twee uur naar school, alles uittrekken en op de verwarming. Men was ijskoud, al drie dagen achter elkaar. Dat houd niemand vol, een zal het er uit komen, velen klaagde al van reumatiek in benen en armen.

zaterdag 25 Nov.

Goddank geen regen. Biddend gewillig op het werk aan. Velen hoorden men zwaar hoesten. Aan school waren er een paar die geen, of wel kappotte klompen hadden. De bruinen zeiden, dat zij die twee paar hadden aan de andere een paar moesten lenen, natuurlijk had niemand twee paar. Ze werden onder het stro of de kast verborgen. Zodoende hoefde die jongens niet te werken. Wij zeiden, jullie hebben ons uit Holland gehaald, dan moeten jullie ook maar voor schoenen zorgen. Maar dat kwam scheef uit. Om elf uur kwamen allen die in scool bleven op het werk. Een van bruinen van de Veldschool was aan school geweest bij ons en had hun gevraagd waarom ze niet werkten. Natuurlijk geen schoenen! Als een wilde, vloekende en tierende was hij de kamers binnen gelopen en schoenen die hij vond werden door het raam naar buiten gegooid. Ieder moeste een paar uitzoeken en gauw naar het werk, degenen die zijn schoenen verborgen had zou s’avonds straf krijgen of ‘’ N schossen weden’! Wat dacht die stommerik toch? Natuurlijk had niemand een twee paar schoenen, want aan de schoenen kon hij niet zien waar ze van waren, van de jongens of mannen kreeg men ze wel terug. Toen s'avonds gevraagd werd wie twee paar schoenen had, was er niemand die iets zei. Met een Donnerwetter en een dag geen brood gingen de bruine lopen, Hij was nog niet de kamers allemaal af geweest of er werd weer gezongen. Toen kwam hij terug en verbood ons het zingen een half uur later was hij naar de Veldschool terug en klonk een Hollands liedje door de school. De moed kregen ze er bij ons niet uit want de haat werd steeds groter. Enkele jongens zeiden "die bruinen die spannen we later bij ons voor de ploeg". De oudere mannen leden veel als zoiets gebeurde, daar zat meer schrik in, zij dachten direkt aan vrouw en kinderen, het was goed dat er veel jongeren tussen waren, die hielden er de moed nog in. S' avonds hoorden we veel berichten en we leefden op een spoedige bevrijding, een Engelse patroille was de Maas zover geweest in Tegelen, dat vertelde een man uit Tegelen, die de Hollanders de grens over bracht. Nu was het niet meer te riskeren, de Maas

-36-

Zondag 26 Nov.

Helden al een week bevrijd. Bij grijze lucht trokken we weg, en al gauw viel er een motregen. We Zagen enkele vliegers die in de buurt van het station bommen gooiden. Om twaalf uur waren we aan school. We gingen ons wassen en scheren en waren nog niet klaar of de leider van de troep bruinen kwam schreeuwend de kamers af, we moesten direkt onze schoppen nemen en naar het station. We hadden nog geen tijd om een boterham te eten of mee te nemen. Met honger moesten we weg. Er waren bommen gevallen op het station en nu moesten wij de gaten dicht maken en die rails herstellen. Met vierhonderd man, ook van de Veld-school stonden we daar. Vijftig man Was genoeg geweest. Het regende niet meer en weer hoorde we al arm. Met bleke gezichten keken we omhoog. Zouden ze weer bombarderen, nu wij hier zijn? Vier jagers vlogen door de lucht. Het afweer begon weer te schieten. Een lazarettrein hield twee-honderd meter voor het station stil. De jagers kwamen omlaag, wij vlogen allen op de grond, zonder dekking, het hoofd op de grond en de handen op het hoofd. Een akte van berouw Steeg ten hemel op en daar hoorde we de kogels. De' jagers vlogen nog geen tien meter boven ons we dachten, nu vallen de bommen Toen wij met bleke gezichten op keken was de locomotief van de' trein kapot, geweldig stoomde hij.

Wij waren aan de dood ontsnapt, vijftig meter van ons zagen we de kogels liggen er waren gaten in de rails, zo'n kracht zat erachter. Gelukkig kwamen de jagers niet terug. Wat een schrik hadden we allen S'avonds konden we niet naar de H. Mis de binnendienst was alleen naar de kerk geweest, ze hadden voor ons mee gebeden. Om half acht kwam pas de soep, we hadden honger als een paard. Het brood was bij allen op. Dus morgen extra bedelen. S' avonds baden wij een extra tientje uit dankbaarheid, en dat we van bombardement gespaard zouden blijven. We zaten zonder licht, het electrisch net was kapot gegooid, daarom ging het al arm ook niet, ontzettend akelig, geen leven meer, voortdurend vliegers, uren in. kelder of buiten.

Maandag 27. Nov.

Nog geen licht. Bij een lucifer moest men de boterhammen klaar maken en wat eten. Druk pratend, over het station traden we aan, zouden we er weer naar toe moeten ? nee de reis ging op het veld aan. Als ze maar niet meer het station bombardeerden, dan moesten we er weer naar toe. Aan het front was het druk, we konden de vliegmachienes zien boven het front  de hoop op redding was er nog, raar hoelang zou het nog duren ! De bommenwerpers en jagers kwamen weer met groepen over, gelukkig bombardeerden ze niet op het station. Van een boer waar we om siroop vroegen hoorden- we dat in de buurt er een siroopfabriek was. Wij er met twee man naar toe. Het waren goede mensen, het was een heel ouderwets  fabriek, gezellig vettig, maar de stroop smaakte goed. We kregen ieder zeven Kg in een bus, en als we zorgden voor suikerbieten konden we meer krijgen. Al weer eens redder in den nood. gevonden, nu konden we wat meer op het brood smeren en hoefden niet, zo dikwijls droge kuch te eten. Onderweg kochten 'we koekjes op de broodbonnen en gingen  toen op een hoek van de straat op de bussen zitten en wachten op de colonne. We waren. precies schooiers, een grote hoed, houtschoenen, een smerige broek dito jas, die nog kapot was bovendien, en toch hadden  we plezier. Toen er Russische meisjes langs kwamen riepen wij hun, gaven hun ieder een handvol koekjes lachten eens tegen hun en zij gingen lachend verder.

-37-

Achter de meisjes kwam een groep Italianen, weer hetzelfde, een hand vol koekjes en zij gingen verder, Daar kwamen een stuk of zes Duitse kinderen die gezien hadden dat wij koekjes hadden. De haat kwam omhoog, wij praatten Limburgs en gaven hun niks. Spoedig kwam de colonne, onze Karnaraden lachten toen ze ons zagen, vooral die van onze kamer, die kregen nu ook hun deel siroop, want s'avonds werd alles samen gedeeld.

Voordat we aan school waren moesten we nog eens dekking zoeken. Doordat de electriciteit nog kapot was hoorden we geen allarm en moesten we in het donker zitten. Om half acht kwam pas de soep. Zo gauw een vliegmachiene gehoord werd vlogen de meesten al de kelder in. Een akelige avond. Om elf uur ging het licht weer aan.

Dinsdag 28 Nov.

Snachts was het geweldig druk geweest van de vliegers en het trekken van troepen. Ook tanks waren er gekomen. zouden de Duitsers terug trekken of op het front aan ? Toen we op het werk waren, kwam een bruine zeggen, dat honderd man naar het station moesten Vele gingen en gauw hun behoeften doen om zodoende niet mee te hoeven. Nadat we 1/12 uur gelopen hadden waren we aan de spoorlijn waar twee bommen vlak langs de rails gevalt waren en welke verzakt was en scheef lag. lk trof nog een N.S.B. die nu vroeg hoe wij daar kwamen. Ik riep hem toe, dat hij de schult er van was. Met een rode kleur ging hij door. In de lucht was het geweldig druk en we waren blij toen de bruine zei dat het in orde was. Toen we aan school kwamen waren de mannen van de binnendienst in hun schik, dat ze ons allemaal terug zagen. Tot zeven uur weer zonder licht. Het begon hard te regenen, en als het maar den helen nacht flink regent, dan komen er geen vliegers. Zonder alarm gingen we naar net stro.

Woensdag 29 Nov,

S'morgens om vijf uur groot allarm, de kelder in tot zes uur. Veel vliegers, gauw kuch met stroop en een beetje bruin water, een paar sneetjes voor overdag en om zeven uur aantreden. Honderd man weer naar het station. Als we dan het al arm hoorden of vliegers zagen dachten we, dit zal wel de laatste dag zijn, dan zeiden al enkelen die erg pessimistisch waren, dan zijn we van de ellende af, want wij komen toch nooit meer aan huis. We praatten hun dan moet in en zeiden, dat we spoedig thuis. We praatten hun dan moet in en zeiden, dat we spoedig thuis konden zijn. Hadden we maar meer te roken, toen er geen pakjes meer van thuis kwamen, hadden we niets meer als een enkele keer een sigaar, die we van de bruinen kregen ofwel van de mensen. veel werd er gebeden voor een spoedige redding en dertig Nov. zouden we aan de gezamelijke noveen beginnen voorgeschreven door Z. H. de Paus. Het was goed dat ze thuis niet wisten, hoe wij het hadden. In de brieven hadden we geschreven dat we het goed hadden. 'Hoe zou het thuis zijn? Zonder ongeluk en verliep de dag. Er werd ontzettend onder de ouderen geleden. Toch leefden ze nu weer op hoop, van wegen de Noveen.

Donderdag 30 Nov.

S’morgens om zes uur de rozenkrans voor de vrede, Weer honderd man naar het station. Met twee man gingen we stiekum naar het klooster, werkten daar en wat en aten goed.

-38-

Wat hebben die, Duitsers een schrik voor de vliegers, voor een jager gingen ze alleen de kelder in, wij bleven buiten' staan en zeiden ,,dat zijn de onzen”.Tegen de zusters durfde we dat te zeggen, tegen de bruinen niet. Toch was het niet erg druk in de lucht, gelukkig voor die op het station waren. We namen bij de zusters de schone was mee en kregen ook nog een pakje sigaretten, dat was meer waard als de schone was. We aten de rook wel op, zo was dat roken een genot. Ik zei tegen mijn vriend, ik ging tevoet naar huis voor een pakje sigaretten. Hij ging voor niets naar huis, als hij maar kon. S’avonds konden weer velen eens trekken of kregen een sigaret. Die van

den binnen. dienst hadden ook sigaretten en zo was den avond niet zo treurig van stemming. Om half tien kwam pas de soep. Het avondwerk, kaarten, sokken stoppen, wassen en luizen vangen. Om elf uur naar bed.

Vrijdag 1 December.

Drie groepen naar het station. Zouden we s’avonds nog allen bij mekaar zijn ? Nooit meer oudere vrouwen en kinderen terug zien? Maar we had-vertrouwen in de noveen. Moeder overste en Viersenaren ook. S’middags gooide een jager een bom dicht bij ons, precies op het electrisch net. Alweer zonder licht. Met de schrik kwamen wij er af.

Zaterdag 2 December.

Weer regen, dus nat worden. Tot een uur in modder en regen, koud en nat. Bij de kuch wat siroop, dat door het papier heen was gelopen met wat koude koffie. Hadden we maar wat warm te drinken! Om half drie aan school, kleren uit en op de verwarming. Om drie uur soep halen, maar een halve liter, er werd ontzettend gemopperd. Het weer klaarde op en al gauw waren de vliegers present. Het al arm hoorden we weer, dus het electrisch net was weer gemaakt. Wij met twee man gingen onze was weg brengen en eten halen bij de Zusters. In de stad waren verschillende Hollanders uit de school die maar zgn. familie waren om te eten of wel voor andere levensbehoeften. S’avonds kwam er een, die twee glazen inmaak gekregen had. We hadden nooit geweten wat dat was, honger lijden en dan bij de Duitsers moest gaan bedelen. Maar als er anders niets gebeurd moesten we nog niet klagen. Toen we eventjes op het stro lagen hoorden we direkt groot al larm, dekens weg, jassen aan, (schoenen of andere kleren hoefden we niet aan te doen, die hielden we altijd aan) en naar de kelder. Tot een uur in de kelder gebibberd van de schrik, zo ontzettend druk was het in de lucht van afweer en van bommenwerpers.

Zondag 3 December

Met slaperige ogen opgestaan. Het was zondag, niet zoals thuis. Thuis eerst naarde H. Mis dan koffie drinken en dan rustdag. Hier een paar sneden kuch zet een klein beetje boter of siroop, buiten aantreden met de schop de op de nek, het akelig geschreeuw uit zo'n stomme monden van Heil Hitler, die Duitsland voor Honderd jaar kapot maakte en over de hele wereld schande bracht over het Duitse volk, dan in mars achter bruine Honden naar het veld en tankvallen graven. De Zondag was in Duitsland afgeschafdl zo gauw de "Krieg” gewonnen was.

-39-

In de lucht was het weer druk, het al arm bleef, en aan het front was het. ontzettend druk, zou het, nog iets kunnen worden? Als de noveen afgelopen is, dan gebeurd er wat meenden enkelen. Dus zou er Zaterdag iets gebeuren. Ze moeten Hitler maar kapot schieten dan is het zo afgelopen, zei er eentje, als wij hem hier hadden was het gauw Hitler nagedachtenis, zeiden weer anderen. Het was goed, dat de Hitlerianen dat niet hoorden. Om twaalf uur naar School terug, onderweg weer schuilen, enkele bommen in, de buurt gevallen. Aan school wassen, scheren, sokken stoppen schoenen, poetsen, als men er heeft en om drie uur de soep. De soep was tamelijk, marcaronisoep. Om vier uur naar de H. Mis, extra voor ons. Gezamelijk te biechten en te communie. Wat toch een troost in de kerk. Gesterkt gingen we weer naar onze gevangenis. S'avonds was het rustig en de tijd werd doorgebracht met kaarten en zingen en moppen vertellen. We hadden nog een tamelijke Zondag gehad, tenminste smiddags.

Maandag 4 December.

Eerst de rozenkrans voor de noveen, want we leefden op hoop. Het was koud en de lucht grijsje, om negen uur begon het te hagelen en om elf uur gingen we al naar huis. Zondag Zijn de Dülken bommen gevallen en zeventig doden, dat moest hier eens gebeuren, wat zou dat ontzettend zijn, als er eens vele Hollenders in Duitsland bleven, maar daar moest: men nu niet aan denken.

S'middags klaarde het op, maar dan kwamen de bommenwerpers, dan stonden we vele uren buiten te kijken of zaten in de kelder. Wat toch een leven. We hoorden van thuis niets meer en aan het front was het stil. Zouden ze niet komen? Zouden ze niet klaar zijn om door te trekken? Of zouden ze wachten tot naar de winter en zo laten zitten? Achter de school Zag men er ook enkelen aan de was, er werd mee gelachen, maar ook dacht men, wat toch arme tobbers. De hele avond al arm, veilig groot al arm enz. tot een uur 'snachts, slapen deden we niet veel, dat kan niet lang meer duren, en toch hadden we het later als onze makkers in- Hannover, Watersted of. Wuperthal.

Dinsdag 5 December.

7Het werd koud, zou het gaan vriezen? Den helen dag werd over St. Nicolaas gepraat, zou hij hier ook wat brengen? Bracht hij maar een bommenwerper, dan waren we gauw thuis. S' avonds was het stil onder de getrouwde mannen andere 'jaren maakten ze voor de kinderen pakjes klaar, het mooiste werk dat ze deden, en nu niets. Wat leden die mannen veel ook enkele jongens die verkering hadden dachten hieraan, en nu was hun meisje bij een geallieerde soldaat misschien. Daar werden ze door de anderen ook mee geplaagd. Zonder kelder ver liep den avond en gingen allen Van slaap raar net stro.

woensdag 6. December. St. Nicolaas

Andere jaren kregen we op 6 Dec. smorgens bij het opstaan een St. Nic. cadeau vandaag niets. gewoon werk, nog niet een Sigaret. Dat zou al veel geweest zijn, want nu de pakjes uit Holland niet meer kwamen, hadden we niets meer te roken. De stompjes op straat werden nog opgeraapt, van een sigaret of van een sigaar, op de verwarming gedroogd, en dan opgerookt. Als er maar geen zieken door komen!

-40-

Wegens regen waren we 'vroeg aan school er was toch een verrassing, met vijf man kreeg men een klein pakje waspoeder niet nodig, zodoende hadden de anderen meer. S’ middags waren er honderd man buiten de was aan het nat maken, mooi kon men ze niet krijgen, want met een beetje waspoeder, dat zowat het zelfde was als cement werd het ondergoed niet witter, maar effin het hielp toch wat. Den dag verliep kalm, maar een maal een uur in de kelder geweest.

Donderdag 7 December.

Daar er op twee kamers de luizenplaag geweldig vermeerderd was, om dat vele zich slecht of niet verschoonden werd ons s’ morgens gezegd, dat allen naar het bad moesten kamer voor kamer. Het eerst was de kamer waar het vermeerderingsstation was aan de beurt. Er waren mannen met tweehonderd tot drie-honderd luizen. Bij de luizen jacht s’ avonds waren er die er honderdtwintig tot honderddertig grepen (geweldigdig familie was er te krijgen). Bij het naar het werk gaan begon er een motregen te vallen en het bleef aanhouden toch moesten we werken in modder en regen tot drie uur weer doornat kwamen we aan huis. Van het front geen nieuws, we hoorden de kanonnen wel maar niets wees erop, dat het dichter kwam. Doch hadden we hoop op spoedige verlossing. Morgen was het acht December. Feest van de "Onbevlekte Ontvangenis". Toen mijn vriend en ik s' avonds bij de zusters kwamen hoorden we, dat de zusters en de meisjes daar, het puin moesten ruimen van het bombardement op negentien November, wij presenteerden ons voor dit werk, en vroegen Moeder Overste om een schrijven voor onze hoofdleider, dan zouden wij proberen om 's'middags verlof te krijgen of wel hele dagen, dan konden wij hen helpen en kregen ook misschien nog wat te roken.

Den avond was gewijd aan zingen, kaarten en luizen vangen. Met goede hoop op de laatste dag, van de noveen gingen we slapen, maar om half een was het weer keldertijd, alweer 1 1/2 uur met honderdvijftig tot tweehonderd man in de stinkende donkere kelder waar velen, in slaap vielen, voordat veilig geblazen werd.

Vrijdag 8 December.

De laatste dag de laatste rozenkrans, s’ morgens om half zes. Zou er vandaag iets gebeuren, zou het kunnen, naar Vader, Moeder, Vrouwen en kinderen terug. Zou onze L.Vr. ons helpen? Met deze gedachten stonden we op. Traden we aan en gingen naar het werk. Het front hoorden we maar niets wees er op dat het er heviger toe ging wel zagen we veel soldaten, hier en daar waren ze aan het oefenen, en in de lucht was het druk, overal hoorden we al arm. Als we op het veld of in de struiken waren hoorden we dat graag, maar niet als we aan school waren. Om half een gingen degene die naar het badhuis moesten naar school. Op weg naar het badhuis kwam er een formatie bommenwerpers en en lieten enkele bommen vallen. Wij allen op de grond, maar niemand geraakt. Dat was weer een benauwd ogenblik. Het baden ging niet door, de bruinen hadden de broek al vol als ze een jager zagen, vooral als ze midden in de stad' waren

- 41 -

Op het station- hadden ze bommen gegooid en toen we aan school kwamen moesten we weer direkt terug en naar het station. Op het station waren er al enkelen van de andere school, wij weer direkt terug. Alles voor de Fuhrer” stond op een huis, en wij mochten niet werken. Dat was een organisatie. Eerst schelden en schreeuwen, allemaal naar het station, en toen we er waren, weer allemaal terug. Toen werd ons gezegd, morgenvroeg om half acht terug. We hebben de Engelsen ook verwend, omdat ze het station kapot gooiden moesten wij dat weer maken en dan de kans op een bombardement of wel beschieting, dus iedere dag had men hier kans op een spoedige verwisseling van het tijdelijke net het eeuwige. Om half tien kwam s'avonds pas de soep. De spoorlijn was op verschillende plaatsen kapot gegooid ' en de soep moest van Dusseldorf komen. Dus moesten velen met een hongerige maag uren lopen. Na de soep eerst verschillende kamers af of er geen nieuws was over het front. Niets bijzonders. Wel was er een schrijven van enkele Hollanders Verder uit Duitsland er die hadden het veel slechter dan wij,

konden we hun maar heIpen. In de Veldschool was er een soort concentratiekamp ingericht, Ze mochten niet de kelder in bij al arm, niet de school uit, dus veel armoede. Dan hadden wij het nog goed. We hoopten dat het morgen den helen dag zou regenen, omdat we naar het station moesten, dan kwamen er geen vliegtuigen, Want we waren liever nat dan dat we bommen of kogels kregen. Met die gedachten sliepen we in.

Zaterdag 9 December

Met kloppend hart naar het station, het weer was goed, en al gauw ging het alarm. Er werd meer naar de lucht gekeken of er geen vliegtuigen kwamen, dan gewerkt. We moesten de bomtrechters dicht maken. Het waren er twee, dus we waren gauw klaar. Om een uur waren we al aan school. De middag werd omgebracht met wassen, scheren, sokken stoppen en slapen. Om vijf uur naar het lof en toen naar het 'klooster, we hadden een bewijs voor twee man, om er te werken. De zusters vonden het fijn dat ze kwamen helpen. Zuster Overste wilde proberen om ons voorgoed in het klooster te krijgen, dan konden we het mannenwerk doen, maar veel hoop had ze niet, om dat de burgemeester een echte nazie was, dus anti-clericaal. Wij leefden op hoop, wet ons de kop, boven water hield. Met goed gevulde maag en nog eten en nog eten voor een man of tien gingen we naar school terug.

Zondag 10 December.

Met twee man gingen. we stiekun uit de collonne en naar het klooster, werken hoefden we daar niet. We gingen naar de H. Mis. in het klooster, haalden onze schone was en gingen baden. Om twaalf uur lekker eten. In een hoekje aan de zijde van het altaar in de kerk zaten we in ons ,,schans” tenu met de Italianen. Vier mannen uit hun huizen weggehaald door de Nazi’s en nu bij de Duitse zusters in de kerk. Een Duits priester bracht ons de H. Communie. Alles was zo mooi. Een zuster. deed een witte doek over de bank waarin we zaten en wij ontvingen de Maker en Baas van het heelal. Dat was een troost.

Na de H. Heilige Mis spraken wij met de Italianen, die ook precies als wij, een beetje Duits konden spreken.

-42-

Zij waren al twee jaren van huis af en nog nooit hadden ze iets gehoord, dus hun kruis was zwaarder als het onze. En ze hadden niet veel hoop op redding ze meenden, dat de Duitser ons allemaal zouden neer schieten als de Engelsen op komst waren. We spraken hun moed in en gingen samen eten. De soep was echt Italiaans, zelden ze, veel macoroni. Wij lusten alles, dat hadden wij aan Hitler te danken. Na de middag gingen op school aan, eerst opletten of onze kamerleider ons niet zag. Met een benauwd hart naar binnen. Van de anderen hoorden we dat ze ons niet gemist hadden, Wel had hij gevraagd naar ons, maar toen ze geantwoord, dat we bij een ander aan het werkenwaren. De bruine stommeriken lieten zich al tien jaar wat wijs maken, dus dit ging er nog wel bij. Om vier gezamelijk naar de H. Mis. Ook de Veldschool was er, na de H. Mis werd hen gepraat en door velen van ons werden ze geholpen aan broodbonnen en brood Wij lagen vlak bij de kerk, dus we liepen eventjes de school in. De mannen van de Veldschool leden veel, Slechte School, niet veel naar buiten, dus geen kans om te bedelen allemaal omdat er een akelige bruine bij was die de baas speelde. S’avonds gaven we in een, lokaal cabaret we waren met vijf man, er werd gezongen, voordrachten gegeven en, moppen verteld. Het lokaal was stampvol. Er werd gelachen, en zo vergaten we allen dat we in ballingschap zaten. De Engelsen kwamen ons niet storen en de bruinen vonden het fijn, ze meenden dat wij graag bij hen waren, er waren twee van die stommeriken die ook luisteren kwamen en zeiden, dat we dit vaker moesten doen. Toch waren er enkelen van de getrouwden die stil in hun lokaal bleven, leden veel: arme mannen! Na afloop ging alles naar bed.

Maandag 11 December.

Regen, dus gummie kappen op. Aan het front is het rumoerig. De jagers kwamen toch met de regen en we zagen ze wel honderd. keer duiken en schieten or treinen en auto’ s dikwijls: moesten we schuilen als we ze omlaag zagen komen, niet dat ze op ons schoten maar wel op de en dan konden ze ons ook wel eens raken. Dus weer een zenuwachtige dag. In de buurt waar we werkten lag een boerderij, daar aten. we onze boterhammen op in de schuur, maar liepen er weer gauw uit toen vlak naast ons in een ander huis een man en een kind dood geschoten werd,toen de jagers op het afweer vuurden. Vandaag stonk de fabriek Waar de kapotte beestenverbrand werden geweldig, je meende dat je ieder ogenblik overgeven moest. Dit was altijd het geval als het regende, stonk het verschrikkelijk. Velen van ons zeiden: als de Engelsen hier zijn dan smijten we die Nazi’s daarin en de rest gaat dan van het stinken om zeep, want die Nazi's stinken harder als die rotte'. beesten. Zo werd ook nog gelachen met de ellende. Veel nieuws van het front, niet Van het front, in Holland. Maar op België aan, dat hoorden : ,van enkele Duitsers. Snaehts werd bijna niet geslapen, voordurend al arm, zou er iets op komst zijn, goed of slecht, den helen nacht transporten, ook van tanks, C bommen gevallen en enkele, doden,

-43-

Dinsdag 12 Dec.

S' morgens eerst rozenkrans voor de Limburgse gezinnen die evacueren moeten aan de zijde van de Maas waar de Duitsers zijn. Duizende gezinnen, oude mannen, vrouwen en kinderen, werden zonder pardon uit huizen gejaagd, moeten alles achter laten, alleen wat ze dragen kunnen mogen ze meenemen, dus de rest is voor de mof. Arme mensen, wat moesten ze nog meemaken' en dan als ze terug komen bezitten ze niets meer. Bij ons thuis was het dus nog veel beter. Zo ziet men dat er nog altijd zijn die het erger hebben. We spraken af om iedere morgen een rozenkrans extra voor hen te bidden. Bij het naar het werk gaan zagen we elf zware tanks, die in de richting Aken reden, zouden dit de laatste zijn die ze hebben ? zeiden we, en wat zou er nu gebeuren. Enkelen meenden dat het oefeningen waren, weer anderen zeiden „tegen aanval' enfin we zouden zien, er lagen ook veel meer soldaten dan anders en, voortdurend kwamen militaire wagens en paarden met Poolse en Hollandse karren, enkele uit onze buurt, wat toch een dievenbende ! De haat kon men op de Hollandse gezichten lezen, maar wat konden we meer doen, dan genoeg, bedelen en zo min mogelijk Werken. S’ middags gingen velen van ons op den bedel, de bruinen waren wat soepeler, want ze meenden, dat ze iedere dag weg moesten, ook naar het front en daar waren ze bang voor. Wij met twee man gingen op den bietenhandel voor siroop, want die was weer op. 'Druk pratend over de toestand ging de avond rustig om.

Woensdag 13 December.

Geen licht. De schuld, van de Amerikanen, ze hebben het hele Rijnland in 't donker gelegd. Om acht uur pas weg, tien uur met tweeën naar de siroopfabriek om de siroop. Onderweg weer bedelen om brood en broodbonnen, precies schooiers, maar enfin we werden er aan gewend en we moesten eten en daar deed men wat voor. Het ergste was het voor de getrouwden, thuis een zaak of grote boerderij, onderwijzer of leraar, en hier bij de vijand om broed vragen. Bij de siroop perserij, waar ze ook een grote boerderij hadden goed gegeten, erwten soep, zuurkool met spek. Als suiker ging het naar binnen, zo lekker en thuis aten we het niet eens graag. De lucht was mistig, toch vliegers, aan het front was het kalm, wel weer veel vervoer naar het front bij Aken. Op een plaats waar we appelen vroegen om met kerstmis aan de kerstboom en om een pakje te maken voor iedereen, zei een vrouw dat ze geen appelen meer had voor de auslanders, ze zei „Met Kerstmis krijgt de Fuhrer Aken terug en met Nieuwjaar Luik". Mijn kameraad vroeg haar of ze die steden dan in een pakje deden, ze antwoorde met „verdamte Hollander" en gooide de deur dicht. Zou er dan iets gaan gebeuren in Aken en België, zouden de Duitsers een tegen aanval doen? We zouden het wel horen. Aan school siroop verdelen, gezamelijk betalen. Om acht uur gezamelijk in de kelder, de kamaraden kwamen over, als ze niets in Viersen lieten vallen.

donderdag 14 December.

De bruinen zouden we kwijt worden en dan nieuwe. krijgen, de meesten ons hielden deze liever, die kenden we, we konden dikwijls den boer op en als er nieuwen kwamen dan kon, dat wel eens afgelopen zijn, maar ja, daar hadden wij niets aan te zeggen.

- 44 -

Om een uur konden we al van het werk naar huis, omdat de Nazi’ s nummer een meenden dat ze af moesten reizen, ze waren 'zenuwachtig, want ze dachten, dat ze naar het front moesten. Dat waren kerels, als ze voor kun fuhrer, moesten vechten- hadden ze schrik, de mooie meneer spelen dat wilden ze wel. Mijn kameraad en ik gingen al vroeg naar het klooster opruimen, de Italianen waren er ook. Samen werkten we aan het maken van een varkenshok. Een student van Sicilie, een boer uit Florence een schilder en een bakker uit Helden aan een varkenshok in Duitsland. Allemaal door de fuhrer meegenomen terwijl het varkenshok kapot gegooid was door Amerikaanse vliegeniers. Wat een wereld. Toen we S’avonds aan school kwamen waren de bruinen nog niet weg, misschien morgen.

Vrijdag 15 December.

Het Was rommelig aan het front bij Aken, zouden de Engelsen optrekken of de Duitsers? Overdag geen vliegers, toch iets loos?Toen we aan school terug kwamen, was onze kamer geruimd en ingenomen door dertig Russen. zij konden ons boeltje bij elkaar zoeken en werden op verschillende kamers verdeeld. De Russen waren al twee jaar in Duitsland, hadden veel in fabrieken gewerkt. Die waren kapot gegooid en nu moesten ze bij ons komen werken, want de zgn. Westwal moest klaar. Het waren echte schooiers die in twee jaar tijd geen andere kleren hadden gehad, als die ze van thuis hadden toen ze naar Duitsland gejaagd werden. De vlooien en luizen liepen over hun gezicht. Ze leken op mensen van zeventig jaar en ze waren er Veertig. Mooi gezelschap. Enkelen spraken Duits, wat die mensen hadden meegemaakt, verschrikkelijk! Arm Duitsland als Rusland er iets over te zeggen krijgt. Als je bij hen op de kamer kwam, en S’avonds al, stonk het ontzettend. Toen s'avends onze hoofdleider op de kamer kwam en vroeg met hoeveel dat ze waren zei niemand iet, hij vroeg voor de tweeden keer, met hoeveel Russen zijn jullie, weer zei niemand niets, een van ons zei teken hem , dat zijn Oekrainers, toen vroeg hij met hoeveel Oekrainers zijn jullie, ze schreeuwden ,,met dertig" geen Russen zeiden ze. Ik vroeg aan een die Duits sprak, waarom ze geen Russen waren ,,Oekraine ligt toch in Rusland". Nee zei hij, wij willen geen Russen zijn. Velen waren katholiek en hadden een kruisje om. Zij waren duizenden K.M. van huis en hadden in twee jaar niets gehoord, maar meen den dat ze niet lang hoefden te wachten, ze verwachten ook spoedige bevrijding. Hoop doet leven.

De leider van onze kamer werd nu leider van de Russen, wat hij niet graag Was. wij zeiden tegen hem, dat wij daar spijt van hadden en die stommerik geloofde dat, aan vier man gaf hij een pakje sigaretten, dat hadden wij met huichelen weer verdiend. DEN AVOND verliep rustig, geen al arm. Doordat het licht weer brandde konden we kaarten, schrijven en luizen vangen. De meesten lagen vroeg op het stro om de schade in te halen.

Zaterdag 16 December.

De krantenbesteller was er al voordat we weggingen, veel nieuw zei hij.

- 45 -

En ja, volgens de courant hadden de Duitsers een offensief ingezet in België. Natuurlijk met succes, papier is doodmateriaal dus geduldig.

Toch geloofden de meesten dat leugenpapier. De Duitsers wilden de Amerikanen en Engelsen van het vaste land slaan. Daar hadden ze groot gelijk in, want anders hadden ze geen kans meer om te winnen en ze geloofden het ook nog. Arm Duitsland, dit zal nooit gebeuren. Er werd nergens, meer over gepraat als over het front. Enkelen zeiden al, we komen nooit meer thuis. De bruinen waren opgelucht. We vroeger hun wat er gaande was. "Over een paar weken zijn jullie thuis zeiden ze" we slaan de Engelsen in zee en we hebben gewonnen en jullie kunnen naar huis. En als dat niet gebeurd vroeg een van ons. Dan schieten we jullie allemaal kapot, zei eer bruine. Bij velen van ons werden de gezichten spierwit, zo'n schrik hadden We. Die meenden werkelijk dat de bruinen dat zouden doen. Op het werk hadden de bruinen het druk met lezen. Allemaal over het front. Bij een man waar we s’middags om brood vroegen, en die nazi dat we eerst niet wisten noesten we mee koffiedrinken, kregen sigaretten en nog een zak koekjes mee.

Hij was zo blij met de berichten. Mijn kamaraad zei tegen mij, je moet eens zien wat hij spijt krijgt van wat hij ons gegeven heefd. Enkelen van ons hadden de berichten gehoord aan de Radio van den Engelse zender en vernomen dat de Duitsers een offensief had ingezet. Het was een treurige avond, de moed zonk in de schoenen, vooral bij die mannen die pessimistisch gestemd waren, die geloofden de Duitse courant ook. 0m de moed er wat in te houden begonnen de jongeren te zingen Vliegmachienes hoorden we s’avonds niet, zou het dan toch erg zijn, hadden de Engelsen en Amerikanen dan gen vliegtuigen meer ever nu de Duitsers een aanval deden? Alweer afwachten.

Zondag 17 december.

Om twaalf uur al thuis, om twee uur heel slechte soep. We dachten nu de Duitsers toch binnenkort gewonnen hadden. moeten zo ons maar goede soep geven, of zouden ze die bewaren op het succes, over veertien dagen? Zo werd er met velen gelachen. Hoe konden de Duitsers nog winnen, aan een kant de Rusch en aan de anderen kant de Amerikaan? Om vier uur gingen we naar onze H. Mis. Apart voor de Hollanders, enkele Russen waren er ook bij. In de kerk voelde men zich echt thuis. Allemaal Hollanders. Hollandse zangers de organist de kerkmeesters, de voorbidders en de Hoogeerw. deken las het evangelie in het Hollands. In de kerk werden vele tranen gehuild om thuis, gehuild om troost. Wat is ons geloof toch mooi, wat een sterkte haalden we niet in de kerk, nooit werd er met zoveel aandacht gebeden als in de kerk nu we gevangen waren. Bleef dit maar ! Bij de H. Communie voelde men, dat iemand bij je kwam en die je troost, die je kracht gaf, dan was je een ander mens, je kon bidden zoals je nooit gebeden had, als andere de H. Mis ook lang duurde, hier was ze gauw uit, in de kerk was de tijd zo om. Wat bracht ons H. Geloof ons troost, de mensen waren allen opgelucht als de H. Mis uit was, en we weer terug naar school terug moesten.

Maandag 18 December.

Mett drie man vroegen we aan onze leider of we een kerstboom mochten halen inde bossen. Natuurlijk Zei hij, dit jaar moesten we extra kerst feest vieren, Voor hen moesten we ook eentje meebrengen.

-46-

Met Kerstmis hoefden we twee dagen niet te werken en konden dan de stad in naar onze familie. echte familie hadden we niet, alleen eetfamilie, dus toch familie. Daar zouden we van profiteren, velen waren al uitgenodigd op het middageten. In de bossen braken we de mooiste toppen uit de bomen, bonden ze bij mekaar acht stuks en met drie man gingen we proberen om ze te ruilen tegen sigaretten of brood. Om twee, uur waren we ze al kwijt, een paar duizend broodbonnen en veel sigaretten, tegen de bruinen zeiden we dat we heel ver moesten lopen voor kerstbomen, en of we smorgens vroeg weg mochten sanderendaags. Hij geloofde ons en zodoende konden we morgen weer gaan halen, dat beviel ons goed. We deden precies of we er nog geen hadden gehad, maar er waren er ons nog enkele besteld.

Volgens de courant trok de Duitser België in, en de Engelse berichten melden het ook. Op plaatsen hadden We landkaarten gekregen, zo konden we het front goed volgen. Aan het front bij de Maas was het stil, en bommenwerpers zagen we niet, 'dus ook niet in kelder, wat een troost was dat.

Dinsdag 19 December.

De courant was er weer, nog steeds gaan de Engelsen terug. De bruinen menen dat ze niet meer weg hoeven. Savonds hebben velen aardappelen, op het veld opgeraapt of wel gebedeld. Emmers lenen, de aardappelen schillen en dan naar de buren ze koken. De buren hebben wat saus gemaakt, en dan gaat middageten aardappelen met saus beginnen. Bij een paardenslager is worst en balkenbrij zonder bon te koop, velen kopen ze, maar smaak zit er niet aan, toch is het goed voor buikvulsel. Het is niets als meel en water. De Russen eten het of het karbonade’s. Maar die .krijgen bij de mensen niets als ze om brood vragen, die toen niet in tel als de Hollanders.

Woensdag 20 December.

Nog steeds hetzelfde, de Duitsers rukker op. Kunnen de Amerikanen dan niets meer. Een echte optimist zei, dit is het laatste wat hij doet, nog een paar dagen en dan is met hem afgelopen, hij heeft toch niets meer als slechte auto's, gestolen wagens en paarden, per kruiwagen en per mand moet hij de wapens naar het front brengen. Het was goed dat er zo’n optimisten onder ons waren, die hielden de moed er in. Duitse vliegtuigen hadden ze nog maar vijf gezien, geen benzine, auto's, met twee aan mekaar, magere paarden met slechte wagens, in negentienveertig in Poolen weggehaald maar de Fuhrer aller germanen had gezegd, hij capitaleerde, nooit, dus hoelang nog eer ze in Berlijn zijn, waar dat zwijn zit en zich zelf kapot schiet.

Goed dat de bruinen niet konden lezen wat hier staat, anders was dit het laatste. Vandaag gingen we mos halen, hout voor het stalletje. Het mos en het hout in het bos, maar voor stro moesten we den boer op.

Bij de derde boer kregen we wat stro met veel praten. Alle boeren moesten het stro in Duitsland aan de Wehrmacht leveren, we vroegen of dit voor het geheimen wapen was en dan begonnen ze te schelden op ons, zo hoorden we direkt of Hitlergezind waren, en daar vroegen we niets meer. Een architect in de school maakte de kerstalletjes.

-47-

Bij een boer kregen we hulstakken, op het veld raapten we het zilverpapier op, dat de vliegeniers uitgooiden en daar konden we dan de boom mee. versieren. Dij de zusters konden We de beelden lenen. Dus een echte kerstboom zoals: we dat thuis gewend waren. Toen we aan school kwamen was de hoofdleider op verlof. Er kwam een andere, maar die was goed, eentje die bij een jonge vrouw in de buurt dikwijls op bezoek ging, waar wij wel eens een brood kregen. Zodende kregen we van hem direkt een Urlaubschein en gingen naar de zusters werken en natuurlijk goed eten, waar bet eigenlijk om ging. De Duitsers sloegen in België de Tommie terug, dat melde de Engelse zender, volgens een Duitser wilde Hitler tot Antwerpen trekken, en zo het leger dat in Nederland zat afsluiten, maar dat moest eerst gebeuren, plannen alleen zijn niet goed. Wij meenden dat als dit Hitler niet gelukte, het met hem, helemaal afgelopen was want de geallieerden zullen daar wel alles op ales zetten. Afwachten! De meesten onder ons prakkezeerden veel werden met de dag ouder, nou meenden ze dat de. Engelsen niets konden. De rozenkrans werd met meer aandacht gebeden.

Donderdag 21 December.

Het weer was fris. Overdag niets bijzonders. De dag verliep kalm. In de lucht niet druk. Verschillenden gingen dicht bij de school in een café eten. Zuurkool, haring en drie aardappelen, maar er was geen smaak aan, enfin de buik werd toch er mee gevuld. Savonds praatten we met de Sanita ter, die in Meijel geweest was omdat de Duitser de Amerikaan had terug geslagen in October. Van hem hoorden

we dat er koffiebonen, chocolade, sigaretten en wittebrood genoeg was geweest bij de Meijelse mensen. Dus nu wisten we ook dat in Helden genoeg was, Het ergste was dat wij er niet waren, maar een troost was dat ze thuis nu genoeg hadden. Savonds waren de berichten steeds goed voor de Duitser. Aan zingen werd niet gedacht, maar een keer al arm voor een paar jagers.

Vrijdag 22 December.

Nog drie dagen en dan is het Kerstmis. Dan. word er gezongen, vrede op aarde de mensen van goeden wil. Zijn er dan geen mensen van goeden wil. ja de meeste mensen wenste vrede, maar de grote:heren willen niet, liever alles kapot dan vrede geven. De courant was al vroeg in school, dus de Duitser siegt. nog, Duitsland siegt Uber alle fronten. Met grote letters in courant, hoelang nog, akelige mof siegen' jullie nog. De bruinen waren opgelucht, wel hadden niet zo graag dat ze weg moesten, met Nieuwjaar zouden we andere leiders krijgen. Waren het maar Engelse of Amerikanen. Nu kon het nog lang duren met de oorlog. De Duitser siegt nog iedere dag. De moet zonk in de schoenen bij velen.Van Hannover en Watenstedt kwam bericht dat er al verschillende gestorven waren allemaal ondervoeding, hard werken van smorgens vroeg tot savonds laat en bijna niets te eten.

48 -

Het waren treurige brieven, zij hadden geen moed meer, aan vrede dachten ze niet meer, veel over thuis schreven ze, maar ze meenden dat ze, nooit meer thuis kwamen, wat een ellende, zoveel getrouwde mensen en dan in zo’n toestand. Wat moet dat zijn als de vrouw in Holland hoort dat haar man, de vader van haar kinderen in Duitsland van honger en ellende is gestorven, precies als een hond, op wat vodden. Wat toch een verantwoording voor leiders van het volk. Duizenden in Duitsland gestorven, Duizende weduwen, duizenden vaderloze kinderen en dan waarom?

Wat is het toch mooi als de mensen vrede met elkaar hebben. Smiddags hadden we van het veld kool meegebracht, we lieten hem bij de buren klaar maken om hem dan bij de aardappelen te gebruiken, een beetje boter was gespaard en daar werd hij nu gekookt. Honger hoefden we niet te lijden, den buik werd nog dikwijls goed rond gevuld, wel geen bruiloftsmaal, maar het smaakte toch. Eentje had een konijn gevangen, natuurlijk ging hij de Hollandse magen in. Den avond verliep zenuwachtig.

-49-

Zaterdag 23 December.

Vandaag moesten we nog bedelen om appelen, en koekjes kopen in Raiser-Kaffe-Geschaf' tot het kerstpakket. Van de bruinen zouden we ook een kerstpakket krijgen, als er maar sigaretten bij zijn! want de stompjes op de straat werden zeldzaam, de Duitss hadden ook riet veel meer te roken. werken werd niet veel gedaan en om 2 uur gingen we al naar school. Om half vier waren we al op de speelplaats en werd ons gezegd, dat we morgen nog tot 12 uur moesten werken en dan 2 dagen vrij. De soep was betrekkelijk goed, erwtensoep, wel veel steentjes er in en niet goed gaar maar ze was veel beter dan anders. De meesten gingen na hun eerste kom nog eens proberen om 'n tweede maar dat viel tegen, enfin zuur brood met stroop smaakt ook. S'middags werd flink gewassen, geschoren en verschoond. Morgenmiddag zou om 1 uur de Kerstmis zijn omdat het Kerstdag s'morgens niet ging wegens vermoedelijk alarm. Zouden ze met Kerstmis dan niet vrij hebben aan het front. Van de zusters uit het ziekenhuis hadden we allemaal Hollandse Kerstliedjes gekregen, mooi getypt op een vel papier voor ieder een. S'avonds werd in ieder lokaal gerepeteerd, de mensen van bij de school kwamen luisteren en zelfs de bruinen kwamen kijken. De Kerstboom met 't stalletje werd klaar gemaakt, de muren groen versierd en zo hadden we een mooi versierde kamer. Eet kerstkindje lag bij ons in de kamer op stro, wij ook op stro. Bij vele getrouwde mannen liepen de tranen over de wangen, zij dachten aan thuis, wat zal dat met Kerstfeest zijn

Zondag 24 December.

Het was koud, het begon te vriezen. Op het werk werd druk over Kerstmis gepraat, 2 dagen vrij maar toch gevangen. Hoe zou het thuis zijn, wat zal het thuis een stille Kerstmis zijn, wel van de Duitsers verlost, maar de mannen en jongens bijna allen in Duitsland. Van de jongens van de Veldschool hoorden we dat hen allemaal de haren van het hoofd geknipt werden, 40 waren er al onder het machientje geweest vanwege de luizen. Als ze maar de kop er niet afsnijden zei een optimist. En wat hielp dat haarknippen het stroo en de hele school zat vol luizen. Wij zouden ook aan de beurt komen, enfin dat is het ergste niet. De grond was hard bevroren, daarom konden we niet veel doen, In de struiken werd een vuurtje gemaakt en daar gingen we rondom zitten. Als er iemand van de Todt-organiesatie kwam, dan liepen we gauw werken, want dat waren echte Nazi’s. meestal S.Sers. In vele loopgraven stond water. Dus nu moeten de Amerikanen nog wachten want daar kunnen geen Duitse soldaten in, zei iemand tegen een bruinen. Nog 14 d. en we hebben de krieg, gewonnen antwoorde de bruine, dan moeten we ook maar niet meer werken zeiden we. Om 1 uur waren we thuis. Wassen scheren schoenen poetsen en verschonen. Want om 4 uur was de Kerstmis. Om 3 uur de soep en toen NAAR DE KERK. In de kerk was het prachtig. Rondom het hoofdaltaar wel 20 kerstbomen aan de rechter kant, aan een klein altaar de kerststal met kribbe, levensgrote beelden. Het kindje jezus lag met een doekje om op stro, de armpjes gespreid met een lachend gezichtje keek het ons aan, precies of het zeggen wilde, kom Ik zal U troosten. Wat een sterkte kwam daar van uit, we konden niet dicht hij het stalletje komen onder de H.Mis, de kerk was stampvol, zoveel volk had ik nog nooit in een kerk gezien.

- 51

De Hollandse gastheer zei ons, wanneer wij graag naar de radio kwamen luisteren moesten we maar komen. Om half acht waren we weer aan school, allen hadden het goed gehad, die gene die niet buiten school gegeten hadden, kregen een dubbele portie soep en de soep was goed geweest„ zeker op het succes van in België. De hele avond hoorde men kerstliedjes, ook kwam vele buren kijken en luisteren.

Dinsdag 26 December.

Het had hard al gevroren dus was er geen water. Om 10 uur weer een Hoogmis weer gingen vele bij anderen eten. Wij met vieren naar het klooster. Moeder Overste had ons gezegd, dat met vieren konden komen. Onderweg kregen we nog 10 Sigaretten van een vrouw, omdat het Kerstmis was en omdat we haar een kerstboom gebracht hadden. Zij was zo blij mee, dat ze ons 2 doosjes Sigaretten gaf, dus weer een dag genoeg roken en bij de zusters zullen we er nog wel krijgen, hopen we.

Eerst Moeder Overste en de Zusters en meisjes Zalig Kerstfeest. wensen en dan naar de kapel naar de Kerststal. Mooie beweeg bare beelden, levensgroot. St. Jozef en H.Maria met echte kleren aan. Het Kindje Jezus Met een echte witte doek en om en op stro werkelijk prachtig. Na wat gebeden te lebben gingen we de kamer in, en wachten op het eten, want de maag begon te spreken. Het werd nog beter als den de eerste, dag. Eerst een pakje sigaretten, toen een fles wijn en de rest, om te watertanden. Zuster Overste zei ons, dat ze s’ avonds ook zeker heeten moesten halen daar was nog een kerstgeschenk voor ons om dat we altijd bij haar kwamen werken. Wij zeiden haar, dat ze meer gaf dan wij verdienden, maar dat wilde zij niet hebben. S' avonds. kregen we van haar ieder een grote zak koekjes, een doosje sigaratten 5 dikke appelen en een fles limonade siroop. Den tweeden avond werd weer door gebracht met de rozenkrans en Kerstliedjes. Russische colega’s hadden ook een kerstboom, maar de onze vonden ze mooier, ze waren ook den hele avond op onze kamers. Het was koud en toch moesten we de deuren open zetten voor de rook. Iedereen rookte of het niet op te krijgen was. En morgen weer stompjes rapen werd al gezegd. Van de Veldschool. waren bijna allen hier geweest, zij hadden niet zoveel bedel familie dan wij, maar bij ons hoefden ze geen honger hoefde te lijden, de meesten namen nog een kuch mee. Als de hoge heren elkaar zo goed hielpen als wij, kwam er nooit geen oorlog meer, maar als wij thuis zijn is dit misschien ook niet meer zo.

woensdag 27 December.

Volgens de berichten gaat het de Duitsers slecht. De krantenman is er nog niet geweest, een goed teken voor ons, s’avonds moesten we proberen om de berichten te horen. we moesten gaten maken naast de loopgraven, en daar moest het water inlopen, dat in de loopgraven stond. Op een plaats hadden de Duitse Schansers al een gat gemaakt en nu moesten we met vieren het water uit het gat halen. We vroegen de bruinen om een pomp te mogen halen bij een boer, dan ging het vlugger. Hij vond dat goed, met vieren gingen we de boeren of, want die pomp kon eens zwaar zijn. Ze vroegen nergens om een pomp, alleen om brood en suikerbieten, waarvan we ook 3CC Kg. kochten. Om 2 uur gingen we terug naar het werk en zeiden dat er nergens een pomp was. Dan moesten we het morgen maar met een emmer doen, zei de Bruine.

52 -

Met tweeën kregen we opdracht om morgen een emmer mee te brengen. Wat wordt dat duur water, enfin de leider beveelt, wij gehoorzamen. Veel mannen van de Veldschool en ook Duitsers zag men met hout op de rug, omdat ze anders niets te stoken hadden, wij hadden centrale verwarming en de conciërge stookte goed. Met het Kerstgeschenk van de Zusters gingen we naar het ziekenhuis waar enkele Hollanders lagen die in de trein beschoten weren, eentje met een been af en een met een gat in zijn been. De jongens waren in de wolken, zij hadden geen kennissen hier, arme jongens, ver van huis en voor levenslang ongelukkig. Zo lagen er veel in het ziekenhuis, wij beloofden nog d dikwijls terug te komen. S' avonds moesten we 2 uur in de kelder. De vrije dagen waren om, nu ging het weer beginnen, in België aan het front werd de Duitser teruggeslagen, volgens de Engelse berichten, het gevaar is geweken. Von Rundstedt verliest het offensief, en toch staat hier nog "Duitsland wint over alle fronten". Mochten of beter gezegd durfden de mensen maar eens spreken. Nu hoort men de bruinen ook weer schelden onder mekaar, ze zijn bang dat ze naar het front moeten, dat zijn nu Hitlers volgelingen. Wij hebben weer hoop, hoop op spoedige bevrijding.

Donderdag 28 December.

Zieken zijn er nog ‘n 40, zwaar zieken Goddank niet, de meesten doen als of ze ziek zijn. Volgens opdracht gingen wij met tweeën de colonne uit om emmer te vragen. Eerst moesten we koffiedrinken bij een vrouw uit Weert. Om 10 uur kwamen we op het werk, maar konden met den emmer alleen niets doen we Moesten een touw hebben. De andere zaten in het bos om het vuur. In de schafttijd werd dan het brood in het vuur geroosterd, een mooi gezicht, 10 stokken met een snede kuch boven het vuur totdat ze bruin en droog was, dan smaakte ze lekker. Met tweeën gingen wij om een touw, om 1 uur waren we terug met een papieren touw, die was al gauw kapot. De Gruppenfurrher zei dat we maar niet Moesten beginnen voor morgen, want het was bijna 2 uur en dan hadden we gedaan met niets doen. Voor de Hündertschaftfurher, moesten we leder n beetje hout meenemen, dat was voor zijn vriendin anders bleef ze te koud, het noeste hout verdween bij onze buren in de kachel, want die moesten voor ons ook koken. Vandaag niet veel alarm en van het front ook niets geen geluid, zou het met de mof afgelopen zijn? Vanavond naar de radio. Op de terugweg liepen vele gauw vooruit en een bakkerswinkel binnen. De vrouw in de winkel zei nooit neen, een goede vrouw, die zorgde dat wij geen honger leden. S' avonds hoorden we aan de radio, dat het met de mof bijna afgelopen was, tenminste in België was het maar overal met hem gedaan. Toen we van de radio naar school gingen was de deur gesloten en wij hadden geen ,,Schein’’, dus door de kelder, met de handen vooruit voelend naar de nooduitgang, die op de binnenplaats Uitkwam, voorzichtig in het gat, ‘t deksel omhoog en dan eerst luisteren en kijken of er iemand was, wij tweeën gauw uit het gat den deksel weer er op en de school in, wij hadden geluk, 15 min. voor ons Was er een binnen gekomen zonder Urlaubschein en hij had flink slaag gekregen van de wacht. Enfin de nooduitgang van de kelder kennen we nu precies en anders door het raam, waar er meer doorkomen. Al doende leert men en verraders zitten niet tussen ons. Het nieuws was gauw door de kamers en met goede moed dingen we vroeg slapen.

-53-

Vrijdag 29 December.

Dus vandaag zal het water uit de loopgraven moeten zeiden we tot mekaar, dat zal wat worden. Met vieren moesten we aan het groot gat. We hadden een groepenfurher die overal lak aan had. Een moest dan met emmer met touw in het water laten vallen, een ander moet met een stok de emmer onder duwen, de man aan het touw trok de emmer omhoog, en voor dat hij boven was, was hij half leeg, hij zette hem op de kant en een derde duwde de emmer met de voet om, het water liep in een slootje dat 50 meter verder in de loopgraaf uit kwam, dat was pas werken, allemaal voor Hitler. De vierde van onze ploeg was voor aflossing, als er eentje moe was en dat waren we gauw. Na de middag moesten wij den emmer terug brengen want het touw was al kapot, en kregen we vrij om de gekochte suikerbieten naar de pers te brengen. Bij een Hollander leenden wij een kar we trokken de suikerbieten naar de pers, waar we dan de volgende week stroop konden halen. Een bruine kreeg dan ook ‘n klein potje stroop en zodoend hadden wij weer 2 dagen om te bedelen, want we moesten ook nieuw stro hebben en dan moesten we minstens aan 10 boeren vragen. Goddank dat we een Hollander kende die niet Duits gezind was.

De soep aan school was beroerd, water met halfgare koolbladeren, een optimist zei, dat Hitler de erwten en bonen moest hebben om op de Engelse te schieten. Als hij het water maar niet hoeft te hebben voor in de vliegmachines, want benzine heeft hij ook niet meer. Zo werd Hitler beledigd en dan zo’n man, die Duitsland in 3 jaren weer opbouwd met de mond.

S’avonds deed de kelder nooduitgang weer dienst en er was weer hoop, want met den Duitser ging het slecht, dus voor ons goed. Met Nieuwjaar zijn wij thuis zei er een, welk jaar vroeg een ander. Om 11 uur weer de kelder in, de Tommys waren in de lucht.

Zaterdag 30 December.

Het had gevroren, zodoende zag men al velen met orenwarmers lopen, Goddank dat het kaalhoofdsysteem was afgelopen. Vele mensen uit Viersen hadden klachten ingediend bij de bruinen, dat ze de Hollanders de kop kaal schoren. Dat hielp en ook was het afgelopen, om dat de bruinen er zelf ook aan moesten, zij zaten even hard onder het kleine volk, zoals wij de luizen noemde. De luizen keken niet of het Hollanders waren of Nazi’s waren, och democratisch die waren tenminste ook niet Hitler gezind. Onze Gruppenfurher, die als baas bij de Russen was, vroeg ons of wij hem niet wegbrachten naar het station, Hij meenden dat hij Uberlaub ging, dat beloofden we hem en dachten daar bij stik maar Nazi hond, je moet maar zien hoe je aan het station komt met je koffers met onze boter, worst en sigaretten die jullie van ons terug houden, de sukkel meende dat we hem goed gezind waren. Op het werk kregen 3 bruinen ruzie. Dat kwam zo, de loopgraven waren half vol water, van onze leider moesten we een dijk in het water maken en aan de andere kant de loopgraven dieper maken. Bij 2 andere leiders stond geen of weinig water in de loopgraaf. Toen wij de loopgraaf wat dieper hadden haalde een van ons de dijk weg en zodoende liep het water ook naar de andere loopgraaf toe. De jongens deden of dat ze kwaad waren, inwendig hadden ze dat graag. De bruinen begonnen te schelden onder mekaar, tot dat onze leider tegen ons zei, "schei er maar over uit en ga maar bij het vuur zitten”

-54-

Dat hadden we weer verdiend. Velen van ons vroegen verlof, de een om naar de schoenmaker, de ander om naar fam. te gaan om de was, een derde om siroop te halen, en zo konden gaan, en toch hadden ze het zelfde doel, bedelen. Mannen van 30- 40- 50 jaar, die huizen af gingen voor brood. Maar ja, je moest om genoeg buikvoedsel te krijgen. En als dan s’ avonds daar over werd gepraat en iemand had een boterham gekregen met spek of worst, dan had men kermiskorst gehad. Ook hadden wel eens enkele bij een boer zuurkool met spek en karnemelk gegeten, het deed je goed, als ze er over praatten. S’ avonds konden wij met enkelen repeteren in de kelder verlof van de bruinen, morgen was uitvoering, dat was een mooie gelegenheid om naar de radio te gaan luisteren, de berichten waren goed, veel hoop.

Zondag 31 December.

Een half uur vroeger aantreden, met een nieuwe leider, wat zal dat voor een vent zijn. Hij begon al met Heil Hitler, hun morgen gebed. Het was een zure kerel, hij zal wel zoet worden. Dus dan gaan de bruinen toch, bleven ze maar, die konden we tenminste en daar krijgen we veel verlof van om met die nieuwe gaat het misschien niet, enfin afwachten. Om 12 uur waren we weer aan school, we hadden 3 uur gelopen en 21/2 uur in het bos gezeten of zowat met grond gooid, dat was nou ,,Westwallerbeiden”. Daar hoefden we geen cursus voor te volgen. In de lucht was het ontzettend druk, De Engelse en Amerikanen exporteerden veel naar Duitsland, maar slecht matriaal, bij ’t afladen sprong alles kapot. De soep was weer slecht, gisteren hadden velen bij de paardenslager worst gehaald en die werd met een stuk kuch bij de soep opgegeten. de worst stonk precies als het kadaverhuis in het veld, toch verhuisde ze naar binnen, als je maar honger hebt. Om 4 uur naar onze H. Mis gezamenlijk biechten en H. Communie. Met meer vertrouwen op en spoedige bevrijding werd er gebeden. We zongen nog enkele kerstliedjes en ,,Aan U O koning der eeuwen”. Na de H. Mis met tweeën gauw naar het klooster eten halen en berichten luisteren. Het was gedaan met de mof in België. Als de Rus nu begint en dan Amerikaan wat harder dan kan het gauw afgelopen zijn. S’avonds konden wij de schijn werpers zien van het front aan de maas al zien. We leefde weer op hoop, toch waren er nog die geen hoop hadden. Die mensen leden veel, dat kon men zien. Bij de cabaretavond waren vele weldoeners en ook de bruinen, die waren noch niet weg. Een fijne avond, we vergaten onze ellende. Voordat het afgelopen was moesten we de kelder in, de Tommys waren weer talrijk, ver af hoorden we de bommen inslaan, als ze maar niet op het station gooien ze alles plat. Vliersen was nog gespaard gebleven, de enigste stad in het Rijnland. Als wij er dan maar niet bij zijn Om 11.00 uur kwamen wij uit de kelder en om half 12 er weer in tot 1 uur. Dat zijn lange uren, maar morgen kunnen we lager slapen. Dan hoeven we niet te werken.

Maandag 1 Januari 1945

Z. N. klonk overal. We hoeven niet te werken. De kranen zitten natuurlijk nog dicht gevroren, vele wasten zich niet, enkele met koffie of gingen naar de buren. Om tien uur naar de H. Mis en te communie.

-55-

S' middags stiekum naar de radio en eten bij de Zusters. We hadden beloofd om naar het Kerstkindje te komen kijken omdat ze beweegbare beelden hadden. H. Maria het kindje Jezus op de schoot met een doekje om, echt levend. Nadat we goed gegeten hadden gingen we de stad in en dronken in een café een potje bier. Het café zat vol schansers, die allen verlof hadden van de bruinen omdat. het Nieuwjaar was. Konden we ze naar huis maar Nieuwjaar wensen. Met Pasen zijn we thuis, zei er een, dan zijn we, al lang dood zei een ander. Zo hoorde we iedere dag praten, de kop omhoog houden zolang hij er nog staat. Om 5 uur gingen we weer naar kerk de daarna op enkele plaatsen een borrel drinken bij de buren omdat het Nieuwjaar was. Nieuws was er niet veel. De avond werd doorgebracht met kaarten, luizen grijpen en oorlog.

Dinsdag 2 Januari.

Niets bizonders. De bruinen zijn nog niet weg. Na de middag siroop gehaald 40 pond, dus ieder zo wat 1 1/2 pond ,,2 dagen genoeg" zei er een. Als het zo door gaat eten we alle suikerbieten op. S' avonds geen nieuws, 2 x 1 uur in de kelder geweest.

Woensdag 3 Januari.

Half zeven aantreden. Nog steeds bidden we s' morgens de rozenkrans extra voor de mensen aan de Maas die evacueren moesten. Om 11 uur al naar huis. De bruinen gaan toch weg zeggen ze. We mochten de school niet uit want er kwamen nieuwe leiders, burgers. S' middags werd gekaart, geworsteld, gezongen, sokken gestopt, enkele konden dat goed, die de den dat voor anderen in ruil voor brood, de een hielp de ander. Om 4 uur kon degene die graag paarden worst of balkenbrij had naar de slager. Velen gingen mee, vooral die-gene die altijd honger hadden en niet durfden te bedelen, dat had men vroeger thuis moet zeggen.

Donderdag 4 Januari.

De leiders zijn nog niet weg. Vandaag bedeldag voor ons, het brood en de bonnen zijn op misschien zijn de nieuwe bonnen uit. Bij een boer, waar wij altijd veel bonnen kregen was een Poolse krijgsgevangenen, die ook de berichten weet, hij heeft veel hoop, hij haalde voor ons wat appelen en met handdruk precies of we echte vrienden waren gaan we 'n paar huizen verder waar een Franse krijgsgevangene (een kelner van de Frans Duitse grens) een bietenkuil open aan het maken was. We kenden hem en natuurlijk geen nieuws, ook hij was vol goede hoop. Wat een stel vrienden, Polen, Fransen', Italianen, Russen allen vol haat tegen Hitler en zijn aan hangers. Op een plaats 'kochten we voor 3 mark een sigarettenbonnetje, dat was een rijkdom, direct en winkel binnen, niets alles uitverkocht, In de tweede ook, bij de vierde konden we terecht. Wat een feest, we liepen precies of heel Duitsland van ons was. Toen de sigaret half op was, werd voorzichtig het vuur er afgedaan, anders ging er teveel tabak verloren de helft werd bewaard tot straks. Met een goede voorraad gingen we op school aan, onderweg bij onze bakkersvrouw werd brood meegenomen. Het was een goede vrouw, zij gaf altijd ook aan de Russen, ze had medelijden met ons.

-56-

Aan school hoorden wel, dat velen uit Roermond geëvacueerd waren, of beter gezegd, weggevoerd, nadat er enkele dood geschoten waren. De Bisschop had 2 paters Duitsland ingestuurd voor de geestelijke verzorging en de 2 Paters waren vandaag Viersen, hoelang ze hier bleven wist, men niet, misschien kwamen ze morgen in school. Wat zou dat fijn zijn. Limburgse priesters bij ons, toch hadden we een goede geestelijke verzorging aan de Deken en de 2 Kaplaans, het waren precies Limburgers. Arme mensen in Roermond, allemaal weg in zo’n koude, treinen kapot, vrouwen, kinderen oude mensen.

Vrijdag 5 Januari.

Gisteren gehoord, dat het mogelijk was om naar huis te schrijven over 't Rode Kruis. Vandaag zou iemand naar huis schrijven, maar hoelang kan het duren. Om 11 uur weer school, de leiders moesten misschien weg. Gingen ze maar iederen dag ,,misschien" weg, dan hoefden wij niet veel te doen. S' middags naar de Zusters werken met 2 man. Daar werkten we met plezier, maar daar wisten we ook, waar wij voor werkte. s' avonds met de oude van dagen samen eten, en dan nog de 2 ketels met middageter en een kan met 5 1. pap mee naar school. Daar werd dat zo goed mogelijk onder ouden en zwakke verdeeld. Natuurlijk waren er ook die jaloers waren, maar ja. voor iedereen kan men het niet goed doen. De radio melde niet veel bijzonders, nergens hevige gevechten, alleen s’ avonds s’nachts in de lucht.

Zaterdag 6 Januari Driekoningen.

Heel stille dag, bruinen zijn nog niet weg de burgerleiding is al hier. Niets bijzonders, arme schooiers, precies kerels uit een woonwagen, behalve een, die gelijkt op mens, misschien geen nazi. Dat zijn nou Hitlers, zijn nou die noemen zich Duitsland -hervormers,

oeh wat een loer ! Enfin we moesten ons maar niet ergeren het was toch erg genoeg en we hopen dat er een 1 ander tijd spoedig komt. Om 5 uur naar de H. Mis 5 bier halen en en de rest van de avond kaarten

Zondag 7 Januari

Om 7 uur aantreden stil en langzaam naar het werk, het heeft hard gevroren. onze voeten Werden ijskoud. De handen niet, want die zaten in de zakken en op het werk kwamen ze er niet uit dan bij ‘t brood eten. Om te werken zijn we niet naar Duitsland gekomen. Het is Zondag, dus om 12 uur naar huis. Een ploeg naar het Station en zal daar iedere dag naar toe moeten. Ze krijgen daar extra eten en als er alarm is mogen ze in een bunker waar geen bom doorgaat, dus die voelen zich veilig. S’ middags om 4 uur hadden we een Hollandse mis. De Hollandse Paters deden de H. Mis predicatie en biecht horen. Onder de predicatie werden veel tranen gelaten. De pater zei ook dat ze hier niet hoefden te blijven. Ze hadden gehoord, dat de geestelijke leiding goed was. Ze spraken ons nog moed in en na de H. Mis praatten ze buiten de kerk nog met ons. Met 4000 mannen, die van Roermond werden weggevoerd gingen zij vrijwillig mee om te helpen. Wij waren ‘t alleen niet die weg gevoerd waren, dat hoorde we wel.

-57-

Maandag 8 Januari.

Het was ontzettend koud met jaagsneeuw, dus nu begon het slecht te worden. Toch weg, alleen burgerleiding mee, de bruinen dingen vandaag zeker weg. dat viel niet mee met de wind en sneeuw van voor, de schoenen of klompen zaten van onder vol blokken sneeuw, en men moest den stampen om hem er af te krijgen, zo liepen wij, Hitler en de nazi’s verwensend, 1 ½ uur door. Op eens stop, wachten, na 2 uur kou lijden kwam een Todt-man en konden we weer op school aan, 3 uur gelopen 2 uur kou lijden, dat was Nazi's werk. Allen waren koud, we zeiden al lag de sneeuw maar 1 meter dik, dan hoefden weg of misschien niet weg. Om 1 uur lagen we al op het stro, en gingen de meesten slapen, dat deden we anders niet veel en vandaag lieten de Tommys ons misschien rustig slapen. Om 4 uur kwamen de bruinen ons allemaal goede dag zeggen en ze meenden dat wij hun koffers zouden dragen, wij deden of we sliepen en zodoende moesten enigen die niet op het stro lagen mee, door de sneeuw. De helen middag geslapen.

Dinsdag 9 Januari.

Veel sneeuw lag er, het weer werkte mee. Toch aantreden, om sneeuw te ruimen op de straat. Ook voor de kerk ruimde we de sneeuw op en al gauw kwam de zuster en de Deken met ieder 3 appelen en bonnen voor een kuch. Om 12 uur konden we ophouden. Bijna allen hadden brood of bonnen en nog sigaretten want de meesten gingen als de leider het niet zag bij een huis de stoep ruimen en daar kregen ze den iets voor, wat die bedelfamilie, die schansers. Bij een buurman waar wij de sneeuw s’middags ruimden kregen we met 3 man goed middageten, zuurkool met spek. De Duitser houdt van zuurkool. Op de speelplaats hebben we precies als kleine jongens sneeuwballen gegooid. Er werd een grote sneeuwpop gemaakt, een oude hoed kreeg hij op en dan op gooien. De berichten waren niet bijzonder, nog steeds geen offensief van Rus of Amerikanen, met dit weer zal het toch nog wel wat duren en wij zitten er mee. In de school werd het ook kouder, de kleren hielden we aan zoals altijd en de overjas werd nog over de deken gelegd,

Woensdag 10 Januari.

Om half acht ging de lijdensweg weer beginnen, weer 1 1/2 uur lopen door de sneeuw, waar op de straat gewacht op een Todt-man en zonder iets te doen dan schelden en koude voeten lijden, om 1 uur aan school. Begon het maar weer te sneeuwen da konden we weer sneeuw ruimen, daar was nog iets mee te verdienen. Met twee man naar de Zusters, daar konden we wat binnenwerk doen. De 2 Italianen waren er ook en toen een van de meisjes ons met een sneeuwbal gooiden toen we buiten kwamen begon een gevecht tussen. Italië en Holland contra het zwakke geslacht uit Duitsland. Met vier tegen 15 meisjes. Nog nooit waren ze zo ingewreven, ze zaten van onder tot boven vol sneeuw, de Zusters stonden aan de ramen te kijken en hadden er plezier van. Na afloop kregen we nog sigaretten cadeau, dat pas vechten, beter als aan het front. Vliegmachines zagen of hoorden we niet, den hele dag geen alarm. Stilte voor de storm. We leefde iedere dag op hoop. We lagen vroeg op het stro en hoopten dat het s' nachts zou sneeuwen.

-58-

Donderdag 11 Januari.

We liepen een andere straat in, midden door de stad waar nu naar toe? De grote weg op Munchen-Gladbach aan. Het was slecht lopen, toen we 2 uur gelopen hadden rechts af, we waren al moe, maar toch verder 2 1/2 uur lopen halt, midden in het veld, sneeuw weg doen 15 m. breed en dan bikken, en nieuwe loopgraven maken. De eerste waren nog niet klaar, of er moesten alweer nieuwe komen, dus hier verwachtte ze zeker de Amerikaan. Dan zullen we hier wel goede maken zeiden we tot elkaar, die zeker invallen als de winter om is. Veel Russische meisjes waren al bezig, allen lachten tegen ons, konden we daar maar een mee praten, maar dat Russisch konden we niet verstaan. Alleen goedemorgen of goede dag en hoe gaat het, dat konden we, dan waren we al weer uitgepraat. De burgerleiding was streng en ze konden goed Schreeuwen, maar we waren niets bang. Aan onze leider vroegen we of we inde buurt onze familie eventjes mochten op zoeken, die we natuurlijk niet hadden. Maar we Moesten nieuwe brood leveranciers zien te krijgen als we hier voortaan 'moesten werken. We kregen uur vrij. Met 2 man op fam. af, maar niets gekregen, allen arme mensen en echte Nazi's, dus proberen als we naar school gaan, dat we die andere weg mochten nemen, dat lukte, zodoende hadden we s' avonds brood bij ons. Allen waren ontzettend moe, 5 uur gelopen met een schop aan je nek of blik. Sneeuwde het maar een maand aan een stuk. Van Vermoeidheid lagen we vroeg op Stro, tot 6 uur moesten We op de soep wachten en de meesten hadden honger als een paard, het brood werd daarom aangesproken. De soep was ook nog koud en dun, je kon ze gewoon drinken water met hooizaad, tenminste zo zag het.

Vrijdag 12 Januari.

'Zouden we weer 5 uur moeten lopen. Wie kon nam wat meer brood mee, gesmoord met klein beetje boter, rest de rest siroop, drinken kon den we niet meenemen, dat. was bevroren eer we op het .werk kwamen. We liepen weer dezelfde weg op, dus weer zo ver. Het Waaide koud, de meesten hadden alles aan wat ze hadden en leden toch nog kou. Het laatste uur werd langzaam gelopen. Do Russische meisjes zagen we ook vertrekken, zij hadden zij hadden rog zoveel moed, dat ze zongen, prachtig klonk dat, 500 meisjesstemmen. Op het veld stonden veel kool, rode en in witte kool, wel bevroren maar toch had iedereen kool bij zich als weer naar huis gingen, die werd dan aan de buurvrouwen gegeven die daar blij mee waren, want met dit weer was er weinig .vervoer en zodoende kwamen levensmiddelen slechter door. Ook zal het zelf gescheeld hebben nu de Amerikanen in Holland zaten, en de Duitsers niet meer konden stelen. De Veldschool. Was ook op het veld waar wij werken moesten en dan 5 uur lopen zij hadden het beter. Een van hen had bij een tabaksgrossier waar hij veel kwam, om de sigaretten natuurlijk, 60 pakjes sigaretten gekocht die beschimmeld waren. De merken werden bij elkaar gegooid en de sigaretten gehaald. Wel geen goeie waren het, maar we konden toch weer enkele dagen roken en dat was wat waard. S’avonds was de atmosfeer weer slecht voor de luizen. Toen we s’avonds de radio hoorden klopte ons hart van vreugde. De Russen hadden een offensief ingezet en waren. 30 K.M. opgedrongen, en de Amerikanen waren in zuid-Limburg ook begonnen.

-59-

“Eindelïjk" klonk het in de school toen wij het nieuws overbrachten. Toch moesten we oppassen met het nieuws te vertellen, de Nazi’s konden eens wat merken, onder ons waren geen verkeerde Russische collega's in de School waren ook nieuwsgierig. Nu hoorden we niets meer als gepraat over de oorlog, allen leefden weer op.

Zaterdag 13 Januari.

Je Kon het aan de mannen zien, er zat meer moed in, als gisteren. Vanavond moeten we maar weer door de nooduitgang en dan naar de radio. Ook enkele van de binnendienst gingen luisteren. Dus als we van het werk komen, is er weer nieuws. Sommigen waren zo slim en reden met de leiders dat niet zien. Vandaag weer jaagsneeuw, men kon er bijna niet tegen in, meer vloeken als schietgebedjes hoorden men, maar het hielp niets.

OP het veld werden grote hopen sneeuw gemaakt, daar konden mooi achter schuilen voor de wind. Het was niet te begrijpen dat ze ons niet aan school lieten, werken deden we toch niet en dan zo’n kou lijden voeten zo koud als ijs, we liepen op neer om ze wat warm te krijgen, als er maar niet meer ziek worden, begrijp ik het niet zo'n kou lijden, zonder vet, alleen wat buikvoedsel. En toch hoorde men niemand klagen dat hij ziek was, misschien komt dat er later uit. Om 4 uur kwamen we moe en hongerig aan school, en al gauw hoorde we de berichten, weer was de Rus 30 K.M. opgetrokken, deed de Engelsman dat maar eens een dag, dan waren we vrij, we zaten maar 25 K.M. van het front bij Venlo. In Zuid Limburg was de Amerikaan ook opgerukt, toch maar 1 een K.M. enfin er was toch kans, ook bij Goch werd gevochten. De landkaart werd te voorschijn gehaald en de namen aangetekend, dat had een van de leiders gezien, zou hij er iets van zeggen? We waren al bang„ doch hij zei niets. Het was Zaterdag, dus wassen met water dat we bij buren haalden, de kranen zaten nog dicht, scheren schoon ondergoed aan, en teven luizen vangen. Een mooi gezicht als je sommige zag zitten, met een bril op en dan op luizenjacht. Met tweeën hadden we onze was nog bij de Zusters, we spraken af om al s' morgensvroeg de rij uit te lopen en dan naar de Zusters te gaan. Enfin maar riskeren, Zondag hoefden we toch niet lang te werken en misschien mist leider ons niet en anders konden de andere zeggen dat we ziek waren,

Zondag 14 Januari.

Wij met 2 stiekum een andere straat in, eerst uitkijken en dan gauw achter een huis, het lukte. Bij de Zusters naar de kerk ter H. Communie. Na de H. Mis wat praten met de Italianen en om 11 uur schoon ondergoed halen en lekker naar het bad. Ieder een aparte bad kamer. Toen we eventjes. in bad lagen groot alarm, de zusters en meisjes hoorden we overal lopen, want de zieken moesten naar de kelder. Bij ons klopte ze op de deur en riepen dat er bommenwerpers waren, we dachten die moeten toch precies gooien om ons te raken. Wij bleven in het bad totdat we het moe waren. Dat konden de zusters niet begrijpen zeiden ze later, och, zo bang waren we niet Om half 1 gingen we fijn eten fijne soep, aardappelen met groenten, vlees en pudding, maar goed dat de anderen het niet zagen.

-60-

Die waren nu op de terug weg door de sneeuw kregen straks Slechte Soep, enfin als je het hebben kunt moet je niet staan laten. de leider had niets had niets gemerkt, dus dat proberen we Zondag alweer als de Amerikaan er nog niet is. Om 4 uur weer naar de H. Mis. S' avonds hielden weer een cabaretavond op het goede offensief van Rus en Amerikaan ik hoop dat ze spoedig in Viersen zouden zijn.

Maandag 15 januari.

Al vroeg ging de bel van de melkboer, de man van de belman, die ons wakker maakte. De hoofdleider, met een bult ( weer de naam van geheime zender no. 2, omdat bij de vorige bruinen ook een geheime zender no1was ) met de sanitäter kwamen de kamers af, wie ziek waren hoefde dan niet aan treden. Veel zieken waren er niet de luizen hielden ons wel gezond, hoogstens 30. In het begin 70, vandaag moeten verder als eerst, tot achter een kerk. We kwamen langs een prachtige grot van Lourdes, het dorpje was een bedevaartplaats. Vele liepen de grot binnen om wat te bidden maar werden door leiders er uitgejaagd. Daar was de oorlog niet mee te winnen, zeiden ze, maar met ons toch ook niet, zeiden wij stil. Met. drie man vroegen we vrij om hout te halen voor de z. g. n. wasvrouw, wij mochten, zodoende weer oude klanten af, waar we allang niet meer geweest waren. Toch namen we ook hout mee en droegen dat 2 ½ uur door het veld en door de sneeuw. Voor brood moest men wat doen. De Rus was weer opgetrokken en de Amerikaan ook, hij wel heel langzaam.

-61-

Donderdag 16 Januuari.

Weer zo ver. Weer vragen om de rest hout naar school te brengen, met twee mogen we gaan. Velen grijpen niet, dat sommigen altijd mogen, maar zij durven niet zo dikwijls te vragen. Vandaag een zak meegenomen om hout in te doen. We maken allemaal kleine stukjes, en dan in de zak, de zak aan twee kanten een touw dan een stok, de stok tussen ons in en op de schouders en zo zijn kant op Viersen aan, want er is hoop op sigaretten, tenminste ze zijn beloofd. Onderweg eventjes bij de goede bakkersvrouw binnen om brood en lucifers, want die laatste zijn ook in Duitsland ook bijna niet. We kregen Ieder drie doosjes, een doosje gaven we de leider, dan mogen we weer drie dagen er uit om brood en siroop, want die is ook weer bijna op, en droog brood is niet lekker.

Aan school waren brieven van ver uit Duitsland, er waren weer twee getrouwde mannen dood, zo op het stro gestorven. Wat toch een toestand, een man met zoveel kinderen, de vrouw weet er nog niets van en hoort het natuurlijk pas als we allemaal bevrijd zijn. Nu dacht men ook weer veel aan huis. De hoofdleider kwam in de kamers en zei, dat er niemand meer uit mocht zonder bewijs van hem. Ha-ha de vijanden zijn te dicht bij en zij worden terug geslagen, nu moeten wij dat ontgelden, wat toch een stel boeven, maar zei mijn kameraad tegen me, we hebben nog lucifers en de siroop is op, dus morgen om siroop uit. S’ avonds kwamen er van de S.S. in het lokaal naast ons en vertelden dat daar een landkaart was, dus toch had de leider iets gezegd, maar de verkeerde kamer aangewezen. Natuurlijk werd niets gevonden, maar ze zeiden dat ze morgen alle kamers zouden afzoeken. Met bange harten zochten we een schuilplaats, en vonden die in de gordijnen, de kaart werd opgerold en precies in de plooien van de gordijnen vastgemaakt met spelden van de kleermaker, ook de dagboeken werden zo verstopt. Nu laat ze maar zoeken als ze de dagboeken vonden dan gingen ze velen het straflager in of kregen de kogel. Om acht uur de kelder in, geweldig veel vliegers, benauwd ogenblik, savonds is het akeliger dan overdag, om negen uur er uit, om tien uur weer erin, en om twaalf uur pas eruit. We mochten van deze leiders er niet uit of er moest veilig geblazen worden. Om twee uur weer in kelder, men werd er gek van, ze lieten je nog niet gerust slapen, maar misschien was het een goed teken. Volgens de radio trok de Rus iedere dag dertig K.M. op en de Amerikanen bombardeerden voortdurent Berlijn, dus mof je gaat er aan, maar hoe overleven wij dat, als de Amerikaan eens Viersen binnenrukt.

Zouden de bruinen ons allemaal dood schieten, dat bestaat niet, dan gebeurd er meer. Maar de Duitser is tot alles in staat, hoevelen hebben ze al niet doodgeschoten? Toch moeten we daar niet over prakkezeren, het, is zo al erg genoeg, het hoofd omhoog, hierboven is ook nog iemand. We hadden een korte nacht en dan morgen weer zoveel lopen, het ergste was dat voor de oudere mannen van vijftig tot zestig jaar.

Woensdag 17 Januari

Smorgens vroeg met twee man naar de leider van de hele troep, of we siroop mochten halen, we zeiden hem dat we lucifers hadden, hij vond goed maar dan moesten we hem ook wat siroop meebrengen, dat beloofde we hem.

-62-

Het schuim er bovenaf dachten we, schuim bij schuim. De lucht was klaar, dus Tommy’s. Met honderden kwamen ze over, de Duitsers keken met afschuw om hoog, wij met een lachend gezicht. Overdag zagen we ze graag, als we maar buiten de stad waren. Den helen dag zag men Duitse transporten, in de lucht allemaal 'Engelsen of Amerikanen. de mof had zeker geen vliegtuigen meer. Dan helen dag gebedeld maar niet veel gekregen, wel siroop. Toen we terug kwamen moesten We goed oppassen, dat ons geen leiders zagen, dat had de groepsleider ons gezegd. Ook de Gestapo was in Vliersen, kenden we al, daar hadden ze ons al eerder voor gewaarschuwd. Het lukte weer goed en in ons lokaal zag men weer blijde gezichten vanwege de siroop.

vandaag kreeg niemand een Urlaubschein, dat stond op het bord in de gang en na tier uur mochten we niet meer zingen, allemaal de schuld van de Rus en de Amerikaan. Savonds gingen er toch een door de nooduitgang van de kelder. Met kloppend hart werd gewacht. En goddank de berichten waren nog steeds goed, de mof trok nog steeds terug. Alleen aan het front in Holland gebeurde niet veel, enfin dat komt ook nog wel. De beloofde raszia op de landkaart was er niet geweest en savonds hoefden we maar een maal in de kelder, dus een rustige avond, van kaarten, zingen en luizen grijpen,

Donderdag 18 Januari.

Nog steeds twee en een half uur in de sneeuw, dat valt niet mee en wat toch belachelijk, Vijf uur lopen en zowat een en een half uur wat staan kijken naar de vliegmachienes, werken gaat niet, want de grond is veel hard. Nieuwe heren, nieuwe wetten. Doordat er dikwijls veel niet meegaan werken en omdat er dikwijls zijn die twee maal soep halen, Hebben de nieuwe heren kaartjes ingevoerd ieder heelt zijn nummer en die moet je dan bij de soep halen afgeven. De zieken tellen niet mee, en als men dan zegt als een nummer word afgeroepen dat die ziek is kan een ander de soep meenemen. Wordt het nummer afgeroepen van diegene die op de bedel is. Dan zegt een ander, die is eventjes naar de W.C. Er zijn er ook die twee nummer aannemen. Dat ging al drie dagen goed. Wat toch een stel slimme moffen ! Vandaag en gisteren is er is honger geleden door de meesten. Ook het eten van de zusters hadden we al twee keer niet kunnen halen, daar moet wat op verzonnen worden, savonds lukte het. De menagemeester was vijf en twintig jaar getrouwd, dat vertelde hij aan de kleermaker. Ik wenste hem proficiat en dacht daarbij, daar meen je niets van, dat wist hij. Ik een Urlaubschein en natuurlijk naar de zuster het eten halen, daar vroegen ze al waarom we niet gekomen waren. Ik vertelde de situatie klaagde wat en kreeg ook een pakje sigaretten. Met kloppend hart door de stad, oplettend of er geen Gestapo was.

-63-

Door de kelder en toen door de nooduitgang, ook wel noodingang voor ons, en gauw de school in. Eerst het eten naar binnen brengen, toen naar de menagemeester, ik vertelde hem, dat er in de eerste winkel niets was en de rest gesloten, maar morgen wilde ik nog eens proberen. Die stommerik geloofde me dus morgen weer eten halen. Savonds natuurlijk naar de radio, weer trok de Rus geweldig op. Ook de binnen dienst had de berichten gehoord, de schoenmaker en de kleermaker luisterde overdag, waar zij werken gingen. Met het hete brood werd het hopeloos nu wij er niet meer uit mochten, veel was het waard dat er goede buren waren, die haalden op hun bonnen die we hadden brood en dan bracht de kleermaker onder een kapotte jas en broek het brood mee binnen.

Vrijdag 19 Januari.

Weer jaagsneeuw, geweldig koud, de meesten hebben geen brood om mee te nemen. Toen een die bijna altijd zong, ook nu nog begon te zingen kwam een bruine langs de rij en riep de mond houden, propaganda voor de Rus. Inwendig hadden wij allemaal plezier. Na twee en een half uur gelopen te hebben konden we ons weer omdraaien. Bah wat kerels, lieten ons vijf uur in de voor niets door de sneeuw lopen. Wij al vroeg om fimpjes uit, maar nergens waren er, wel eten, dat hadden we manegemester verteld, dat de filmpjes overal uitverkocht waren. Met zo iemand moeten we geen ruzie zoeken. Met zo’n iemand moeten wij geen ruzie zoeken, misschien komen er weer uit, een klein visje uitgooien om den groten te vangen. Bij de Zusters hadden we kleine stukjes zeep gekregen en nu vroegen we aan de manegepik of hij tekort had aan zeep, hij had niets zei hij. Ja maar een Urlambschein. In orde. dus morgen brood voor de kamaraden. Savonds niet in de kelder, en vroeg het stro op.

zaterdag 20 Januari.

Vandaag waren de leiders soepeler. Veleen gingen op den bedel. De meesten lopen den ouden weg terug, maar de bakkersvrouw op de hoek en die gaf altijd brood zonder bon, dus Savonds weer veel brood extra, weer aan goede troost. De dag en den avond verliepen rustig, de berichten waren nog steeds goed, de Rus zat al diep in Duitsland, maar de Amerikanen vorderden slecht, als het zo doorgaat duurt het nog lang. Savonds waren er weer brieven van over de Rijn, slecht nieuws, ook daar geweldige kou en honger, wij stuurde hun nog bonnen, wij kunnen bedelen maar zij niet. Want over de Rijn, daar deugde de Duitsers niet.

Zaterdag 21 Januari.

Onder weg vertelde er een, dat hij gehoord had, dat ze ons de Rijn over wilde brengen. Dat was niet te hopen, dan zijn we nog verder van huis. Zou den Amerikaan dan toch iets van plan zijn binnenkort? Het bleef het gesprek van de dag. Om half twee thuis. Scheren enz. en om vier uur verlof om naar de kerk te gaan. Er werd extra gebeden om spoedige bevrijding en dat ze ons niet over de Rijn zouden brengen. Nog steeds optrekken van de Rus. Als dat zo doorgaat is hij over twee weken in Berlijn, het schijnt dat de mof niets meer kan. De meeste Duitse mannen. die nog in Viersen waren hadden ook een oproeping, dat ze zich gereed moesten houden.

-64 -

De toestand was zenuwachtig, van alles werd er gepraat, maar niet veel goeds. Gelukkig dat er ook nog optimisten waren, die er de moed in hielden en aan het zingen gingen, 2en man had snachts gedroomd, dat hij thuis was gekomen, de vrouw was grijs geworden en de kinderen konden hem niet meer, zolang was hij in Duitsland geweest. Laten we hopen dat het niet uitkomt ! snachts, weer in de kelder om een uur bommen, in de buurt

Maandag 22 Januari.

Er was sneeuw bijgekomen, daarom gaan we niet naar het werk, maar sneeuw ruimen. Velen hadden de schoppen op het werk die hoefden niet te werken tot de middag en moesten dan de anderen aflossen. Wij gingen ons stro wat' luchtig maken en kwamen tot de ontdekking, dat het van onder helemaal nat was,de damp sloeg er uit. Dat kwam omdat we langs het raam lagen dat was kapot en als de sneeuw dooide liep het water door de raam langs de muur onder het stro. Geen wonder dat we met twee man al last van reumathiek hadden. Wij gingen naar de hoofdleider en lieten hem dat zien.'Zo kregen we een Urlaubschein om stro te kopen. De sneeuw ruimers zag meetal op de stoepen bij de mensen, daar was weer wat mee te verdienen. Bij de eerste boer, geen stro, zo ging het tot aan don tiende, wij werden zo kwaad dat we zeiden, dat hij goed op moest passen, de Amerikanen. waren in de buurt en wij moesten de slechte boeren opschrijven. Dat, had een man van onze school ook tegen een boer gezegd en het had geholpen.

Wij wachten op de uitwerking, de boer werd bleek, een goed teken voor ons, we moesten binnenkomen, kregen een sigaret ieder een kuchen konden 'savonds stro komen halen. Dat was voortaan een goed middel dachten wij, dan hoefden we geen honger te lijden. Savonds werd dit natuurlijk aan school verteld en er werd mee gelachen. Enkelen vroegen ons het adres. Het slechte stro werd door het raam naar buiten gegooid en we hadden een nieuw bed zonder luizen.

Dinsdag 23 Jan.

Weer, allen brood genoeg. Als 'het maar sneeuwt ! Twee en een half uur lopen. Den dag verliep gewoon. De Rus is weer vooruit.

Woensdag 24 Jan.

Van het over de Rijn brengen hoorden we niets meer. Aan het front was het druk, links en rechts van ons. Zouden ze ons, omsingelen? Dat wat! Of zouden ze misschien parachutisten uitgooien? Iedere dag werd het spannender, ook. de mensen in Viersen leefden in spanning. Vele mensen van de grens die naar Noord-Duitsland geëvacueerd waren, kwamen weer terug, het was er ontzettend slecht en alles vluchtte voor de Rus. De Russische collega’s in de school waren in hun nopjes, ze praatten, al van mes scherp maken.

-65-

Donderdag 25 Jan.

Nog steeds sneeuw en twee en een half uur er doorlopen. Toen we op het werk waren, kwam bericht, alle schoppen en bikken nemen en weer terug. We Moesten naar Neuss. Dus toch weg„ wel niet over de Rijn, maar weg uit Viersen. Met enkelen liepen we de anderen weg op, de weg naar de bakkersvrouw. Die had ons beloofd, als we weg moesten, dan konden we bij haar nog broodbonnen krijgen, een goede vrouw, die medelijden met ons had.

Onderweg werd anders nergens over gepraat, dan over vertrek. En dan alles meenemen ! Dat konden degene die van huis twee of drie Pakjes gekregen hadden„ niet dragen. De moed zonk ons in de schoenen. Dus was er toch iets gaande aan het front, waren de berichten toch zuiver. En dan die oude mensen, zover weg door de Sneeuw en dan misschien in slechte barakken. Wat een toestand ! Toen we aan school viel het nog mee, we moesten twee of drie nachten naar Neuss aan de baan gaan werken, die was totaal kapot. Alles werd klaar gemaakt, dekens namen we mee, want snachts was het geweldig koud. Om drie uur de Soep en om half vier aantreden en naar het station. Met schrik stonden we op het station, want de jagers konden komen en dan, dat wilden. we niet meemaken! Met duizend man vertrokken we, ook de Russische meisjes waren bij ons. Een prachtige trein, van alle landen waren er wagens, en de ruiten waren allemaal kapot. In de trein was het kond, de dekens deden goede dienst. De wagens zaten stampvol, omdat de meesten moesten staan, wel tien keer bleef de trein stil staan. Om zes uur kwamen we pas in Neuss aan, of voor Neuss, want de trein kon niet verder, alles was kapot.

We liepen Neuss in, daar was het treurig, alle huizen kapot, mensen zag men bijna niet, hier en daar een klein lichtje uit de kelder van een huis, dat nog niet totaal kapot was. Wat een aanblik! Iemand zei, in drie jaar bouwt Hitler dat weer op. Een goede met metselaar, zei een ander. Dat was nu oorleg, een stad van zevenduizend mensen en alles kapot. waar wonen die mensen nu? Verder de stad in zagen we meer mensen, allen met een pak bij zich een kind op de arm of in een kinderwagen. Ze liepen naar bunkers, alles voor de Fuhrer! En dan in zo’n kou! Midden in de stad moesten we wachten tot half negen in de kou gestaan, we waren allen ontzettend koud, de voeten waren het ergste aan toe. Na een uur lopen kwamen we op het spoor, daar was het nog erger, alles was vernield, wel honderd machienes en minstens vijf honderd. wagons lagen onderste boven Of wel helemaal kapot, overal waren bomtrechters, de rails staken de lucht in, hier zag man pas de uitwerking van een geweldige bombardement. Als we die gaten allemaal dicht moeten maken kunnen we nog wel een jaar hier blijven. Een spoorwegemplacement vijf K.M. en een K.M. breed, totaal diggelen bij een aanval. Bij ieder gat werden vijftig mensen gezet, werken konden we niet en deden we niet. De grond was hard bevroren en de leiders konden ons bijna niet zien. Dus liever kou lijden als voor hun werken, en het hielp bovendien toch niets, morgen gooien ze het toch weer kapot. Om een uur ging het aIarm, wel hoorden we geen vliegtuigen, maar met ontzettende schrik liepen we weg, een schuilplaats zoeken, het lopen ging slecht, daar ging groot allarm! Op de plaats brandde het nog en nu konden de Engelsen wel weer eens gooien.

-66-

Goddank kwamen er geen vliegtuigen, misschien eerder omgedraaid. Dat waren benauwde ogenblikken. Om twee uur marcheerden we af en om drie uur zaten we verkleund van de kou in de trein. Onderweg vielen velen in slaap. Vijf uur in Viersen. Van af het station werd hard gelopen om in de warme school te komen. De binnendienst sliep rustig' maar werd voor ons wakker gemaakt. We moesten ons wedervaren vertellen. Om elf uur waren de meesten al weer op, konden niet slapen. Het is niet te hopen dat het veel nachten zo doorgaat.

Vrijdag 26 Jan.

Om half vier weer naar de trein nu op een andere plaats in Neuss werken. Het waaide ontzettend kout en, we konden de schop bijna niet vast houden. Vier wagens met suiker en tabak lager kapot op het plein. Velen hadden bij terug keer zich goed voorzien van suiker, vooral de Russen, die hadden zakken vol. Een had Vijf en twintig KG. suiker. Aan de school was feest, weer wat op het brood. Ijskoud waren -we weer om vijf uur in school.

Zaterdag 27 Jan.

Nog steeds oprukken van Rus en Amerikaan. Als de Amerikaan was opgetrokken als de Rus, waren We nu al bevrijd geweest. Om half vier weer naar de trein als dat lang duurd komen er veel zieken, het is niet vol te houden. 'Toen we op het werk waren, gingen we met vijf man er tusschen uit en Neuss in, naar een bunker. Met de dekens om waren we precies geesten, toch hadden we nog plezier. De bunker was diep onder de grond, in de meeste vertrekken was geen licht en het stonk er verschrikkelijk. Hier moesten honderden mensen in leven, Russen, Duitsers, Polen, Hollanders en Fransen. Overdag op het spoor werken en snachts in de bunker, op een bank moesten ze slapen, zonder dekens , te weinig eten en dan luizen, ontzettend. Hoeveel zieken zouden er niet zijn of nog komen. De meesten hoesten zwaar. Toen wij door de vertrekken liepen, hoorden we in en vertrek kreunen, wij gingen met kloppend hart er binnen. Er kwam licht van een kaars. Op een bank langs de muur lag een meisje in oude lompen, ze was verschrikkelijk aan het kreunen. Een oude vrouw, een Russin stond er bij. Ze zei niets. Toen we dichterbij kwamen zagen we, dat het meisje het levenslicht gaf aan een jongetje. De oude vrouw wies het kind en de Moeder, draaide het kind in een deken en legde, het aan den anderen kant van het vertrek op een bank. Het kind schreeuwde. De Moeder werd weer onder de kleren gedaan en het was gebeurd. Toen ging de oude vrouw weer naar het kind haalde het kind uit de dekens en doopte het. Verstaan konden we het niet, maar we konden het aan de manieren zien. Wij stonden als aan de grond vast genageld. Wat een wereld; wat een tijd! bevallen, in zo’n koude, in zo'n stinkend vertrek, geen dokter of vroedvrouw er bij, en alles verliep rustig. De Moeder kon bijna niet op de plank liggen. Onze gedachten. waren van haat vervuld toen wij zoiets zagen. Wat een straf verdient de oorlog en diegenen, die hem maken. De Moeder kon enkele woorden Duits en we hoorden, dat ze met haar Moeder alleen was, zij acht en twintig jaar, ,haar Moeder vijf en zeventig, haar man, was vijf maanden terug onder een bombardement gebleven.

-67-

Overdag moest zij op het spoor werken met de schop, de laatste veertien dagen had ze niet hoeven te werken, maar over drie dagen moest ze weer beginnen. Voor de kleine kreeg ze Iedere week nu een pond brood anders niets, zelf hadden ze niet genoeg. Ze waren precies als wij van huis weggevoerd en hadden niets meer als wat ze aan hadden. Wij gaven haar onze marken en onze boterhammen. Toen we haar onze deken wilde geven wilde ze die niet, zij hadden het niet koud, het Russische volk is gehard. Enkele Russen kwamen haar bezoeken, ruwe kerels, in maanden niet geknipt, dikke kapotte kleren aan, een sigaret, bestaande uit courantenpapier met wat gedroogde boombladeren, tussen de lippen, ze hoestten of ze bijna dood waren. Hoe kan zoiets over de mens komen! Die mensen hebben het veel slechter dan wij. om twaalf uur verlieten wij het stinkvertrek en zochten onze kameraden. Er was soepuitdeling. Enkelen van ons namen een kan van veertig liter mee naar Viersen, niemand had een kom, In Viersen was de soep bevroren en moest ze eerst ontdooid worden. De Russen en Hollanders die weer suiker hadden willen stelen waren betrapt door groene politie, met een flink pak slaag waren ze er vanaf gekomen. Velen voelden nog pijn. Om vijf uur waren we weer in school, hopende dat we niet meer terug hoefden.

Zondag 28 jan.

Om hall tien op en om tien uur naar de H. Mis. Na de Mis sneeuw ruimen tot twee uur. Goddank hoefden we niet meer naar Neuss. Drie nachten waren we er geweest met duizend man en overdag nog een groep van duizend. Dus zon duizend hadden er gewerkt en nu kon precies een lijn gebruikt worden. Wat een lijntrekkers. Om vier uur naar de kerk! Toen naar de zusters en de radio Nog steeds goed nieuws, maar met den Amerikaan ging het langzaam, hij werd dikwijls voor lui uitgescholden. Om acht uur lagen we bijna allen op het stro moe van zo’n zware dagen, en moren ging het weer beginnen. Gelukkig hoorden we geen groot allarm. Een man uit de school, had bericht gekregen, dat zijn zoon bij een luchtaanval omgekomen was. Arme man! In twee jaar zijn zoon niet gezien en nu het doodsbericht ! Savonds werd voor hem gebeden. Er zou voor hem een H. Mis besteld worden, het laatste wat je doen kunt. De nacht verliep rustig.

Maandag 29 Jan.

Zes uur op. De ziekeninspectie kwam, maar als je geen acht en dertig of negen en dertig graden koorts had, dan was je volgens hen niet ziek. Gelukkig gingen we weer den ouden weg op, dus de klanten af. Een uur van school af moesten sneeuw ruimen, de weg vrij maken. Natuurlijk zag men er velen op den bedel. We waren precies schooiers, maar we werden er aan gewoon, en als je honger hebt dan doe je van alles. Op den terug weg zag men velen met sigaretten aan, de stompjes werden goed bewaard, want vier stompjes was weer een sigaret. In school kreeg een chauffeur bericht, dat hij morgen in een garage kon beginnen. De man was blij, geen kou meer, genoeg te eten en niet meer onder de Nazis. Ook waren er enkele boeren al weg, onder de wapenen.

-68-

Aan het Russische frond werd zwaar gevochten, duizenden doden per dag. De Rus zette alles op alles en de Engelsen hielpen hem met bombardementen. Vele plakkaten hingen tegen de muur, Waarop vermeld stond hoe de Rus de Duitse bevolking behandelde, waar hij kwam. De vrouwen werden naakt de straat op gejaagd, op vele plaatsen de kinderen en ouderen van dagen aan kabels achter de tanks gebonden en voortgetrokken. Het was niet te geloven, en toch geloofden de Duitsers het. Met verachting werd naar de Rus gekeken, wij daar in tegen kregen wat we vroegen, want de Duitser begon hem te knijpen en ze dachten als binnenkort de Amerikanen hier zijn, zullen de Hollanders ons wel beschermen.

Door verschillende Duitsers werden de Hollanders gevraagd om bij hen onder te duiken. Ook op de straten waren Duitsers versperringen aan het maken, dus verwachten ze binnenkort toch iets. Voor ons een blij teken, wisten we maar wanneer! Wat doen de Nazi’s met ons, hier laten of wegvoeren? Savonds hoorden we al enigen dat ze al een plaats hadden voor onder te duiken. Het is te hopen dat we het allemaal kunnen, maar hoe komt de bevrijding, misschien word Viersen eerst helemaal kapot gegooid en sterven er van ons veel onder het puin. Zo werd vandaag dit en morgen dat verteld, altijd maar afwachten.

Dinsdag 30 Jan.

Het regende. Toch weg, al om zeven uur, gummielappen deden weer dienst. De weg was glad er hadden natten todden. De lucht was vol vliegmachienes en we zagen op verschillende plaatsen bombarderen. Dikwijls moesten we schuilen voor de jagers, als ze de auto's beschoten. Langen tijd aan het vuur gezeten Om drie uur aan school terug. De soep weer slecht. Savonds geen licht, dat hadden de Amerikanen uit geblazen. Op enkele kamers met kaarslicht aan het kaarten, de rest lag op het stro. Negen uur in kelder tot elf uur.

Woensdag 31 Jan.

Enkelen zijn zwaar ziek en een heeft een been gebroken, moeten naar ziekenhuis. Ook zijn verschillende met zweren, en die moeten ook naar het ziekenhuis. Komt de uitwerking van het gevangenis leven er nu uit? Nog steeds dooi op enkelen plaatsen moeten we de goten lans de weg klaar maken. Savonds naar ziekenhuis op bezoek, alles lag daar onder mekaar, Polen, Russen, Duitsers en Hollanders. Goddank zijn de Hollanders aan de beterhand. In school nog geen licht. Weer een akelige avond, twee maal in de kelder,

Donderdag 1 Febr.

Weer een maand om, vier maanden in Duitsland. hoeveel nog? stil trok de collonne in het duister, gewillig achter de Nazi’s het werk. Velen hoorde men hoesten. Toen het licht werd zagen we de jagers al en ook de bommenwerpers. Er waren brieven gekomen van mannen over de Rijn ze schreven, dat ze misschien nog eerder bevrijd waren dan wij, als de Rus zo door bleef gaan dat geloofden wij niet.

-69-

Zo gauw het mooi weer is, is den Amerikaan in paar dagen hier, zei er een. We leefde op goede hoop. Het dooide nog steeds, binnen een week kan alles weer weg Zijn van de weg en dan komen de Amerikaans tanks ons ons halen. Optimisten prater zo. Hoe zal de bevrijding zijn? Om vijf uur gingen we naar het lof en toen naar de radio, de berichten overdag, had de man waar we geregeld gingen luisteren opgeschreven. Het ging nog steeds goed, maar den Amerikaan ging stapvoets.

Vrijdag 2 Febr. Maria Lichtmis.

Zou Maria misschien uitkomst brengen. Om half zes op, om zes uur de gebruikelijke tijd voor de rozenkrans. Om zeven uur aantreden, weer meer zieken. Met natte Voeten kwamen we om vier uur aan school terug. De Nazi's werden voor de zevende keer in de hel gewenst, vooral toen de soep ook nog slecht was. Sommigen hadden aardappelen laten koken, gewoon in 'water zonder saus of groenten, maar ze gingen er in als suiker. Ook werd naar de paardenslager gelopen balkenbrij of paardenworst, wat meel en water, niet gaar en daar een vel om. De caféhouder om den hoek had aan ons een goede klant. Iedere dag minstens driehonderd flessen bier. We kregen 1,30 R.M. zakgeld, dat was niet iedere dag bij te kopen. De meesten hadden het Hollands geld dat ze hadden omgezet in marken. De Nazi's zeiden wel, dat ze het geld dat wij verdienden naar huis stuurden, maar hoe kon dat, de Amerikanen waren toch bij ons. Om vijf uur gingen we naar het lof. Het was Maria lichtmis en savonds werden Maria liedjes gezongen. Een maal een uur in de kelder geweest.

Zaterdag 3 Febr.

De sneeuw was bijna weg, we hoopten op goed weer. Want we hadden slechte maanden achter ons. Er was weer iets gaande, want savonds mocht niemand buiten de speelplaats. Iemand die bij een slager werkte en snachts in school sliep bracht het eten bij de zusters mee, Toch deed de nooduitgang weer dienst, want we moesten toch de berichten horen, vooral nu de Nazi's streng waren. Nog steeds hetzelfde, de Amerikanen langzaam de Rus snel vooruit. De leiders kwamen savonds in de kamers en vertelden, wie zonder Urlaubschein in de stad werd aangetroffen ging drie dagen het straflager in, en dat bestond uit een kelder die onder water stond met er boven een plank, daar moest je dan drie dagen en drie nachten op blijven zitten, als je in slaap viel verdronk je. Een Rus was er in geweest, die had bij een boer, een echte Nazi natuurlijk, eigenteeld tabak uit de tuin weggehaald de boer had dat gezien, en bracht hem direkt aan. Wat jeukte onze handen, toen wij de boer dat hoorden vertellen.

Zondag 4 Febr.

Toen we weg gingen naar het werk- begon het te regenen, en om half elf waren we weer aan. School, allemaal doornat. De hoofddeur werd achter ons gesloten, want niemand mocht uit de school, .zelfs op de binnenplaats was er nog controle en daar konden we niet uit, of wel we moesten over een muur van drie meter of wel door de nooduitgang en die gebruikten we overdag niet.

-70-

Er werd geschoren gewassen en verschoond, zover men kon, de natte kleren op de verwarming. Van onder waren de kleren helemaal vol slijk, en dus stijf als ze droog waren. Om twee uur kwam er een leider zeggen, dat het mogelijk was om een Urlaubschein te krijgen, natuurlijk met geldende redenen. De meesten gaven op om een bezoek bij familie, toch had er niemand familie, enfin als ze het maar geloven, anderen naar het ziekenhuis of naar de Veldschool. En om vier uur mochten we naar de kerk, eerst tellen en dan weg. Op een Urlaubschein kreeg, men hoogstens drie uur verlof, en die schein moest men bij terugkomst weer inleveren want het was al veel voorgekomen, dat de bewijzen bewaard werden en dan de datum veranderd, en ook was het gebeurd, dat men ze zelf maakte omdat een van de' jongens ze in voorraad schrijven moest voor de hoofdleider. Die jongen had er wel dertig overgeschreven. Nu was dat dok al weer afgelopen. De zieken in het ziekenhuis waren aan de beterehand, maar iedere dag kwamen er meer met zweren. Er werd ook verteld, dat degene die al lang ziek waren, afgekeurd werden en weer naar Lehwte terug gingen. Savonds werd er gezongen in school en werden er voordrachten gehouden, dat monterde de ouden wat op. Toch waren er nog altijd die zaten te piekeren, die menen leden veel.

Maandag 5 Febr.

.Al weer regen, toch werken. De leiders hadden lange regenjassen aan, wij werden doornat. In de modder werken tot twaalf uur en dan naar school, tot op de huid waren we weer nat. Weer alle kleren uit en andere aan, daar leden de luizen veel van, maar wij ook. Men hoorde al enkelen klagen over pijn in de rug en reumathiek. Wel rustige avond, al vroeg op het stro.

Dinsdag 6 Febr.

Goddank geen regen. Het werken is zwaar tenminste als men het doet. Vandaag hadden we geluk. Waar wij werken moesten stond een stuk wortelen en een stuk prei, daar verhuisde veel van naar Viersen, de wortelen om op te eten en de prei voor de buren. Een van de leiders een echte misselijke kerel, had gezien, dat een van de jongens een kuch had, hij moest zeggen van waar hij die had, de jongen, van zenuwachtigheid zei, van de bakkersvrouw op de bonnen. Dat geloofde de rotmof, niet, en hij met de jongen er naar toe. Wij hadden allemaal schrik die goede bakkersvrouw. Maar zei was niet verlegen en zei, dat ze die jongen niet kende en dat ze iedereen brood verkocht op de bonnen, en zonder bon kon ze het niet. De jongen mocht het brood houden maar moest vertellen van waar hij de bonnen van had, die had onderweg van een vrouw gekregen, het liep goed af. 'Wat toch een bakkersvrouw, wel honderde broden gaf ze zonder bon, maar dat hoefde die smerige Hitlershond niet te weten. Wat hadden wij hem 'graag met de schop de kop ingeslagen, maar mond houden! Op den terugweg moesten we weer schuilen, wel duizend bommenwerpers niet hoog, waren boven ons, toch geen bommen! Savonds weer tweemaal in de kelder. Overdag had de binnendienst ook voortduren in kelder gezeten. Zij wilde mee gaan schansen, want ze voelde zich niet veilig meer, in de stad.

-71-

Woensdag 7 febr.

Vliegers, jagers en bommenwerpers. Toch iets op komst? Volgens de radio overal bombardementen. Krefeld overdag gebombardeerd, vele duizenden doden, ook het licht weer kapot, geen al arm daardoor dus akelig. ‘s avonds en 's nachts de meesten in de kelder, een verschrikkelijke nacht, duizende bommenwerpers, de schijnwerpers en dan het afweergeschut, dat vlak bij stond.

Donderdag 8 Febr.

Maar een paar uur geslapen en weer de schop op de nek. Een uur gelopen en toen we in de modder tot twee uur. Slechte soep en maar een halve liter. We voelden ons slap. Savonds weer geen licht en niet in de kelder.

Vrijdag 9 febr.

Eerste grote aanval op Viersen. Al vroeg de vliegmachienes. Met twee hadden we een schein om naar de zusters te gaan werken. Om vier uur voortdurend al arm. Wij waren op de vierde verdieping aan het werk, kamers behangen toen een grote formatie bommenwerpers boven Viersen was. Ik had precies gezegd dat ze Viersen maar niet bombarderen of daar vielen de bommen al. Het was ontzettend, het hele klooster schudde, de ouden van dagen liepen de trappen af, voortdurend om Herr Got roepend. De pannen vlogen van de daken en de ruiten sprongen kapot, de bommen bleven' vallen, een akte, van berouw steeg ten hemel en, ieder ogenblik meende je dat het gebeurd was met je. De zusters en en meisjes huilden en schreeuwden, dat duurde vijf min. Buiten Was het verschrikkelijk, de hele lucht was vol rook en veren precies of je in een kippenhok gegooid hadden. Maar dat kwam van de bedden, die in stukken door de lucht werden geslingerd, mijn kameraad kwam uit den tuin en had de bommen zien vallen, een ijskoude honderd meter verder was het begin van het bombardement. We waren nog niet van de schrik bekomen of weer een formatie, vlug de kelder in en daar begon het weer. De kelder schudde geweldig, zelf ging op en neer. Italianen zaten in de hoek te bibberden over hun hele lichaam, dat het vijftiende bombardement dat ze meemaakten. Weer ontzettend bommen, weer dacht je nu ga je, maar het bleef bij de schrik. In de stad het verschrikkelijk, vele doden en stukken mensen lagen over de straat, honderden huizen in puin, en daar onder nog weer honderden doden of gewonden den. Ze kwamen ons zeggen dat de school van ons helemaal in puin was alle Hollanders dood met bleken gezichten liepen wij op de school aan, onderweg praten over de doden en hoe we dat thuis verder zeggen. Tweehonderd meter voor de school zagen we dat er niets gebeurd was, maar de schansers allemaal in de stad puin moesten ruimen en evenveel gewonden eruit halen. Wij weer terug naar het klooster de zusters waren blij, dat er niets van waar was. Om vijf uur hoorden we ontploffingen, dat waren tijdbommen, en dan onze mannen er tussen, tegen mekaar zeiden we al we zien er veel niet terug. Vele akelige gedachten vlogen door ons hoofd. Het werd avond, maar een verschrikkelijke avond, overal zag menn het branden en waren de brandweermannen aan het blussen, maar het hielp niet, want op honderd plaatsen brandde het en voortdurend hoorden we de tijdbommen. Zo akelig hadden we ons een bombardement niet voorgesteld. Zuster Overste vroeg of wij een op een draagbaar een oude vrouw van 85 j. die ziek was en in de kelder lag, halen wilde.

-72-

Met een kloppend hart liepen we door de straten. Overal zag men doden en gewonden of stukken mensen uit het puin halen en langs de weg liggen, en ieder moment kon je in aanraking komen met een tijdbom. Als zo'n bom ontplofte,een geweldige knal de stenen vlogen door de lucht en de stukken ijzer om je oren. Ieder ogenblik kon men kans hebben, het tijdelijke met Het eeuwige te verwisselen of wel in het ziekenhuis met gebroken benen, armen of ribben terecht te komen. Het is niet te beschrijven hoe akelig verschrikkelijk het is. Als er nu maar geen vliegers, komen, dat kon ook nog. De 'Vrouw die bij ons was. Bracht ons in een gebombardeerd huis waarvan de kelder, nog heel was. Over brokken en stuken kropen we in de kelder. Daar zat een oude Moeder op een stoel bijna een lijk zo mager. We droegen zo goed als we konden haar over een steile trap naar boven, legden haar op de baar en droegen haar naar het klooster, oplettend als er geen tijdbom ontplofte. Vlak bij het klooster moesten we ons op de grond gooien, honderden stenen vielen voor en achter ons op de grond. De oude vrouw lag bibberend op de baar en bad hardop. in de kelder werd ze op een bed gelegd en werd zo wat rustig. Arme vrouw haar huis kapot, haar twee zoons in den oorlog gevallen, twee dochters onder een bombardement en een blind, dat is oorlog door de moderne beschaafde mensen. Zoiets onbeschaafde bestaat er niet, ook die pileton, waar denken die aan, mogen die zoveel verantwoording op zich nemen en dan die hun die opdracht geven? Haat maar nog eens haat voor degene die den oorlog maken. Aan vijanden is zoiets niet te gunnen, zoiets verschrikkelijks, een bombardement. De electriciteit was overal kapot en de lijn van den tram stak meters hoog de lucht in. Nog steeds hoorde men ontploffingen. Huizen waar we een half uur geleden nog langs waren gekomen, lagen in puin. Door de tijdbommen. Huilende kinderen die Moeder riepen liepen door de straat. Op een plaats lag een vrouw met de benen nog buiten het puin. Natuurlijk dood, die vrouw lag precies boven de kelderluik, het puin weg doen duurde te lang„ twee touwen werden aan de benen vastgebonden en toen getrokken. Het hoofd bleef onder de puin zitten, de vrouw werd aan de kant gelegd en toen aan het graven. Twaalf lijken, meisjes kinderen en een oude man lagen in de kelder, op een plaats lagen twee meisjes met hun Moeder tussen twee muren bekneld, ook dood, stukken mens, half naakt of half verbrand lagen ze langs de weg, men zocht nog naar levende mensen.

Een van onze jongens had een grote steen op het hoofd gekregen, morsdood, een had een been gebroken, twee hersenschudding en velen hadden schaafwonden, allemaal door de tijdbommen. Rondom de veldschool waren de bommen gezaaid, maar de school mankeerde niets. In een school waar Russen lagen, waren twintig doden in de kelder, en die in hun lokaal hadden gezeten onder het kruisbeeld en gebeden hadden was niets overkomen.

De hele school was ook rouw, de broers van de doden werden gecondoleerd en de rozenkrans werd voor hem gebeden. Allen waren kluts kwijt. Dat had zich niemand voorgesteld. Met grote schrik ging men de nacht in, maar om twee uur waren we weer op, toch maar een jager, vrolijke Frans, noemden we hem anders, maar nu werd hij verwenst, hij schoot op plaatsen in het vuur, wat toch een haat moet toch in zo iemand zitten. Den helen nacht hoorden we nog tijdbommen. Als we morgen maar niet de stad in moeten. Slapen werd niet gedaan, dat ging niet.

Zondag 10 en 11 Febr. Vastenavond

-73-

Vanmorgen moesten velen de stad in om mensen te helpen met ruimen. Wat een ellende. Moeders en kinderen zag men nog zoeken op de plaats waar hun huis gelegen had, naar Vader, broers of zusters. Je kreeg de tranen in de ogen als je zag dat kinderlijkjes uit het puin gehaald werden waar de ouders bij stonden. Op een plaats haalde men een oude vrouw uit het puin, een man van vijf en zeventig jaar stond er bij, het was zijn vrouw, nu stond hij alleen, het huis kapot, de vrouw dood, hij had niets meer dan wat hij aan had. zocht nog op plaatsen waar de kamer of keuken geweest was, maar vond niets, alles kapot.

Troosteloos gezicht. Zo waren er veel, en waar moesten die mensen naar toe? Alle huizen die nog bewoonbaar waren, zaten al vol mensen, op plaatsen met twintig tot dertig bijeen. Wij moesten ruimen waar het nog niet helemaal kapot was of pannen or de daken leggen. Onder een deur vonden we nog een hoofd van een vrouw, totaal verminkt. Wij zeiden dat aan een man van de technische dienst, maar die zei, gooi het maar weer onder de puin, dat blijft toch nog jaren liggen. Zo lagen nog overal stukken mensen en lijken, drie Russen die verongelukt waren lagen langs de weg van Vrijdag al, ze begonnen al te stinken. Tot twaalf uur moesten we werken, maar overal kregen we wat, roken en eten. Allen waren onder den indruk van het bombardement. ,,Als we dat maar nooit meer moe hoeven te maken”. Met lange gezichten keken we naar de bommenwerpers, die hun werk weer deden. Het electrisch net was kapot en daarom was er ook geen allarm, ieder ogenblik kon men vliegers verwachten. Om de stad in. te gaan had men niet veel zin. Savonds weer in het donker en tot twaalf uur in de kelder.

maandag twaalf Febr.

Weer de stad in puin ruimen, pannen leggen enz. Een goede dag, veel tabak gekregen. Het weer was goed en de berichten waren nog steeds prima, dat kon men aan de Nazi's merken, ze waren zenuwachtig meenden dat ze lederen dag opgeroepen werden.

Dinsdag 13 Febr .

Men zag verschillende mensen met nieuwe kleren aan, de een had een nieuw costuum, de ander een nieuwe overjas. Wij hebben genoeg geprofiteerd met die bommen, zei er een De Russen hadden ook genoeg, ze haalden uit de kapotte huizen wat ze vinden konden, dat deden de Hollanders niet. Vandaag waren er vijftig jongens van de veldschool op het werk die geen Schop hadden, alles vermist, zeiden ze, met puin ruimen. Expres vermist natuurlijk! Nog steeds in het donker, toch kon men allarm horen, dat hadden de Duiters gemaakt op een fiets. Zo gauw ze vliegtuigen hoorden dan begonnen. Ze aan de fiets te draaien en die er dicht bij woonden konden het geluid horen.

Woensdag 14 Febr. tot 23 Febr.

Iedereen dag het zelfde, half zeven op, kwart voor zeven aantreden, geen kans om te bedelen.

-74-

Twee dagen doornat geworden. iederen dag veel vliegers. De militairen werkten druk zelfs met kruiwagens. Zouden de Amerikanen ook met kruiwagens komen? De bruinen waren zenuwachtig. Iets op komst? Als ze ons maar niet de Rijn over jagen. In de stad werden nog voortdurend versterkingen gemaakt, door de burgers. De Nazi's verwachten toch iets. Voortdurend alarm, overdag en snachts. Niet veel slapen. ledereen tot vijf uur werken. Met puin ruimen werden nog stukken van mensen gevonden, ze werden gewoon onder het puin gegooid. Wat een mensheid! De mensen in Viersen hebben geen hoop meer en verlangen naar spoedige bevrijding door de Amerikanen, niet door de Russen. De kerk is iederen avond stampvol. De bioscoop leeg. Nood leert bidden. De soep is erg slecht, bijna water. Degene die in de stad werken hebben het goed en brengen voor de anderen ook iets mee. Geweldige spanning.

23 Febr.

Savonds door de nooduitgang naar de radio. De Russen trekken op Berlijn aan, de Amerikanen melden van gevechten in Zuid-Duitsland, bij Geldern en in Zuid Limburg. Overal gebombardeerd. Slechts 2x in de kelder geweest

Zaterdag 24 Febr.

Half zes de bel. Half zeven aantreden en naar het al gauw waren de Tommy 's boven ons. Om tien uur de bommenwerpers. We hoefden niet ver buiten de stad. Dulken werd gebombardeerd. Helenabrun, Munchen-Gladbach, richting de Hardt, Waldniel zo bleven de bommenwerpers en de jagers het derde rijk binnenvliegen en weer uit vliegen. Om te werken hadden we geen tijd, voortdurend de lucht in staren, zoiets hadden we nog niet gezien. Op drie plaatsen in de buurt bombardement, op hetzelfde ogenblik. Een soldaat vroeg ons of er nog een trein zou lopen naar Dusseldorf. Wij zeiden hem, dat de jagers de spoorlijnen voortdurend beschoten. Het weer was goed, zodoende konden we alles goed zien. Om half een weer een formatie, precies boven ons lieten ze de bommen los en suisden de projectielen op Viersen. Geweldige ontploffingen volgden. De stad werd rechts van ons aangevallen. Het eerste wat we zeiden, gelukkig niet op. onze school en de Veldschool. Het afweer schoot geweldig, maar steeds mis. De soldaten liepen steeds rondom het afweer. De bruinen werden zenuwachtig en kommandeerden niet, ook zij keken voortdurend in de lucht. Om één uur alweer een grote formatie bommenwerpers. Alweer rechts van Viersen. Een bommenwerper werd de vleugel afgeschoten en tuimelde omlaag. Arme mannen, zover van huis, en dan zo'n dood. Enkele Duitse jongens van een jaar of tien sprongen van blijdschap, dat er een bommenwerper geraakt was, dat er misschien al honderden onder het puin lagen was niet erg. Dat was de Duitse jeugd. Half twee de derde formatie, maar weer midden boven de stad. Weer bommen. We hoorden geen bommen fluiten, zagen alleen lichtstralen. Nu begrepen we het, brandbommen. Direct een grote rookzuil boven de stad. Onze gedachten gingen naar onze mannen, die in de school waren, in de stad werkten of wel in het ziekenhuis lagen. Een jongen kwam al uit de Stad naar ons toe. Hij lag in het ziekenhuis, en was gaan vluchten.

- 75 -

De Vader van de jongen was blij dat hij hem weer zag. Hoe zou het met de anderen zijn? Weer een formatie, weer boven de stad en al weer brandbommen. Viersen was één rook- en vuurzee. Verschrikkelijk beeld! Hoeveel zouden er al dood zijn ? Daar kwam een man uit onze school aanlopen. Hij was wit als de dood en kon bijna niets zeggen. Onze school was helemaal uitgebrand en de stad was één vuurzee, de hele stad lag vol brandbommen. Zover hij wist, niemand dood. Een man die zich precies aan het verschonen was op de kamer boven, stond precies in zijn hemd, toen de brandbommen door het plafond vielen, hij was in zijn hemd naar onder en de straat opgelopen tot dat hij buiten de stad was, daar had hij kleren gekregen.

Wij gingen allen naar Viersen terug, en nog steeds jagers en bommenwerpers boven ons. Onderweg kwamen nog vier oudere mannen uit onze school huilend op ons aan. Ze waren nog steeds onder den indruk. Zenuwachtig en moe, door de brandbommen heen waren ze de stad uitgelopen. Alles wat ze hadden was verbrand. Nu hadden we niets meer alles wat we aan hadden. Het slechtste uit het slechtste enfin, we leefden nog. De school brandde nog als een hel, daar gingen onze kleren, zes en negentig pond siroop die we twee dagen te voren nog gehaald hadden. De stad stond helemaal in brand en op de straat liepen huilende vrouwen mannen en kinderen, Hitler was nergens te zien.

We hadden medelijden met de mensen. Altijd zo goed voor ons en nu alles kwijt. Ook bij de Venlose vrouw was het hele huis weg, ze had alleen nog de kleren die ze aan had. Wat is de oorlog toch wreed. Op vele plaatsen zag men weer doden en gewonden wegdragen. Het werd avond met al die branden. Op het schoolplein kregen we ieder een kuch, en moesten voor slaapgelegenheid zelf zorgen. Waar naar toe? En we moesten ons sanderen daags-smorgens aan een andere school melden. In de Veldschool waren ook geen doden, maar ze was ook bijna helemaal uitgebrand.Ik was al voor de achtste dag aan de "loperij" en voelde me zwak, vooral in die rook en dan niet veel te eten. Een vrouw vroeg ons of we hun niet helpen wilden, haar huis kan ieder ogenblik gaan branden en zij was alleen. Met twee man gingen we er naar toe, haalden wat goed was er uit en brachten dit de straat op. Een kruiwagen werd vol geladen, en buiten Viersen gebracht. Vier maal gingen we terug en kregen als beloning, een ham van minstens tien pond. Wij waren in den hemel. Nu er op uit om te slapen. Onderweg nog enkele keren schuilen in een sloot want er waren weer bommenwerpers. Nadat we aan vijf huizen gevraagd hadden om te slapen welke allen vol waren, konden we op de zesde plaats in de keuken bij het fornuis zitten. Het was toen twee uur snachts. Moe en uitgehongerd vielen we in slaap.

Zondag 25 Febr.

Om zes uur smorgens werden we wakker Van het vervoer over de weg. Soldaten transporten. Allemaal er tussen uit zeiden we. Het fornuis werd aangemaakt, de ham tevoorschijn en braden, we hadden kermis. De mensen waar we waren, lieten we mee eten. Om zeven uur kwamen twee vrienden van ons ook binnen, die hadden bij de koeien geslapen. Natuurlijk ook ham.

- 76 -

Al gauw was ze half op. Om negen uur gingen we naar de kerk buiten Viersen. De Bokkert. Daar troffen we veel mannen van onze school, allen met slaperige gezichten. De een had niet geslapen, de ander in een stroomijt buiten of wel in schuur of stal. Wat staat ons nu te wachten, zullen ze ons vandaag de Rijn over brengen. Het best is niet te melden werd gezegd. Toen de Pastoor met de predikatie wilde beginnen, kwam direct groot allarm. Pastoor zei van af de preekstoel dat allen maar de kerk uit moesten gaan. Iedereen wilde het eerste buiten zijn, allen met bleke gezichten. De bommenwerpers en jagers waren er al weer, overal hoorden we schieten, en bommen ontploffen. Wat moeten we vandaag meemaken? De meesten van ons hadden geen brood meer, de bakkers werkten niet, ook het broodfabriek kon niet werken, want het was totaal uitgebrand. In groepjes gingen we op Viersen aan, misschien dat de bruinen voor eten gezorgd hadden, maar allen gingen we met een benauwd hart. Wat een troosteloos beeld, de stad niets als maar puin en dan die zoekende mensen. Een vrouw vroeg ons of we uit een kelder van een gebombardeerd huis kisten en levensmiddelen durfden halen. Ze had sigaretten genoeg vertelde ze. Mijn vriend én ik gingen met haar mee, want we hadden niets te roken en de bruinen moesten maar zien wat ze deden, die wisten toch niet waar we allen waren. Met een sigaret aan, die we wel op hadden kunnen eten, gingen we over puin de kelder in, toch was het een benauwd werk, met de jagers en bommenwerpers in de lucht en terwijl de muren allemaal los stonden.

Enfin, sigaretten zijn ook veel waard. Twee wagentjes kisten met kleren en levensmiddelen haalden we uit de kelder. Toen we voor de derde keer terug kwamen, was de kelder ingevallen, we hadden weer geluk gehad. Mijn vriend zei, "me dunkt dat ze ons boven nog niet willen". Een man van onze school kwam ons zeggen dat we ons, morgenvroeg moesten melden, de Gestapo had gezegd dat degene, die ze zonder pas aantroffen in de stad werd neergeschoten. Nou daar hadden we niet veel zin in. Savonds trokken we met vier man naar een boerderijtje, daar werden we fijn onthaald. Zelf hadden we sigaretten en bij den boer werd de buik goed gevuld. Om twaalf uur gingen we slapen op het stroo voor de koeien, met kale dekens over ons heenen we voelden ons gelukkig. Snachts werden we wel eens wakker gemaakt door de koeien, als die met hun grote tong over ons hoofd streken als ze wat stro hebben wilden.

Maandag 26 Febr.

Om half zeven stonden we op, aten bij den boer en gingen op Viersen aan, om ons te melden, een slagerij die ook uitgebrand was en waarbij een vriend van ons gewerkt had, kwam vragen aan de bruinen om drie man om zijn machines uit zijn huis te halen. Wij met drieën kregen verlof en konden de stad in, de rest, moest gaan schansen. Drie kuipen vlees zaten ook onder het puin daar werkten we op aan, door de hitte was het goed gaar. Nog nooit zoveel vlees gegeten als die dag. Ook had hij nog honderd rookworsten. We konden er van eten zoveel we wilden. Een grote kan werd gevuld met vlees, dat zouden we savonds opeten. Om twee uur smiddags spraken we af om er tussen uit te gaan, want de granaten kwamen steeds dichter bij.

- 77 -

Misschien waren de schansers, die ver buiten Viersen waren al bevrijd want die waren in de richting waar de granaten van af kwamen aan het werken. Een ging naar Dülken, een naar de boer waar we geslapen hadden en ik ging naar de zusters, waar ik de laatste dagen niet meer geweest was.

In de stad trof ik een vriend die bij een grote confectiezaak de boel mee aan het opruimen was. We spraken af om ons niet meer te melden, en als er iets was zou hij mij waarschuwen. Bij de zusters waren ze blij dat ik kwam. De verdiepingen waren bijna helemaal uitgebrand. Jammer voor zo’n prachtig klooster. Met enkele mannen en meisjes werd datgene van de eerste tweede en derde verdiepingen gehaald, wat nog goed was, en naar de kelders gebracht. Hoofdzakelijk meubelen. Op enkele plaatsen brandde het nog en dan moesten we met emmers water over het puin naar boven klauteren. Om negen uur gingen alle zusters en meisjes naar bed en bleven wij met drie man om wacht te kloppen, twee Duitsers en ik. Ook moesten we wacht kloppen omdat er gestolen was uit de levensmiddelenkelder. In de kelder stond een halve meter water omdat de waterleiding kapot was. Drie duizend kg. aardappelen zaten in het water. Snachts bij het blussen moesten we dikwijls de kelder weer inlopen, om dat een jager laag over kwam en dan schoot of wel enkele bommen gooiden.

Om acht uur waren de zusters en meisjes op en toen gingen wij eerst wat naar bed. De eerste keer op bed sinds vijf maanden. Ik kon niet slapen dat was ik niet gewend, en dan in de kelder, geen licht als van een kaars. Om een uur stond ik weer op, want ik kon toch niet slapen, de andere twee sliepen nog. Ik ging met de zusters naar de keuken eten, toch voelde ik maar half mens. Wel voelde ik, dat ik niet meer aan den diarhee was, het vlees had stoppend werk verricht, vooral die droge rookworst. Zuster Overste vroeg me, of ik me ging melden bij de bruinen. Daar voelde ik niet veel voor en ik bleef maar in het klooster. Om twee uur kwam mijn vriend en zei, dar we ons om drie uur moesten melden en dan allemaal de Rijn over. Wat moesten we doen?

Onderduiken? en waar? Samen gingen we naar Moeder Overste en vertelden haar dat we weg moesten. De zusters hadden medelijden met ons. Zuster Overste zei tegen een zuster, dat ze direct voor ons ieder tien boterhammen klaar meest maken. En tegen ons zei ze, dat we maar bidden moesten. We vroegen haar of we niet n het klooster mochten blijven. Zij zei niets, maar een zuster werd al bleek en zei dat ze dat niet durfden, als de Gestapo ons zou vinden, werden wij dood geschoten en zij gingen het concentratiekamp in. Ons hoofd stond niet naar bidden, toen zei zuster Overste, zij zou bidden, dan moesten wij maar wat werken. Er werd voortdurend allarm geblazen. we zeiden "dan gaan de bruinen toch niet", want de jagers bleven schieten en bommenwerpers vlogen laag over. Een zuster kwam al met de boterhammen, ieder een pak. Mijn vriend, anders altijd opgeruimd was, nu stil, wat ging er met ons gebeuren? De zuster van de wasscherij zei ons, dat we maar in de kelder van de wasscherij maar moesten onderduiken, daar waren nog een vrouw met twee kinderen en haar man, die in Viersen woonden, maar die ook uitgebrand waren, beddegoed was er en zei zou wel voor eten zorgen en het lag honderd meter achter het klooster. Wij gingen eens kijken en spraken af dat we komen zouden.

- 78 -

Toen het donker werd gingen we naar het klooster, haalden onze boterham en namen afscheid van de zusters en de meisjes en zeiden, dat we ons melden gingen. Allen zeiden, "arme goede Hollanders" en wensten ons dat we spoedig bevrijd werden en dat we niet over de Rijn hoefden, alleen de zuster uit de wasscherij wist wat we deden. Nog eens auf wiederzehn, en daar gingen we, onderduiken. Bij kaarslicht maakten we de bedden op en lagen spoedig op bed te prakkezeren, hoe het zou aflopen? en hoe het met de andere schansers was. Om half twaalf werd de kelder bijna ingeschoten. Vier geweldige slagen dicht bij ons, zes bleke gezichten keken, elkaar aan, maar veranderden spoedig, want het waren Engelse granaten, dat konden we goed horen, Het eerste wat we zeiden was, nu zijn we gauw bevrijd. De granaten bleven fluiten, het leken wel bommen, de kelder schudde geweldig, voor en achter de kelder meenden we dat ze insloegen. De hele nacht, geen oog dicht gedaan.

Woensdag 28 Febr.

Smorgens om zeven uur werd het stil. De zuster kwam met koffie en het voornaamste een pakje sigaretten en zei dat de Amerikanen dicht bij waren, vandaag of morgen zijn we bevrijd. De eerste vier granaten die we gehoord hadden, waren in de kapel dicht bij ons terecht gekomen, en twee muren lagen om. Ook voor de kelder waren veel granaattrechters. Buiten durfden, we niet te komen, ze konden ons niet zien, het keldergat was onze uitkijkpost. Tot één uur smiddags sliepen we, doodmoe natuurlijk, toen begon de artillerie. We konden het verschil goed horen en als de Duitsers vier korte schoten losten dan kwamen van de Amerikanen er wel vijftig terug. Savonds werd het weer stil en gingen we slapen, maar snachts begon het weer geweldig, toch hoorden we dat graag, al maanden hadden we van verre de granaten gehoord, eindelijk dicht bij. De granaten vlogen allemaal over, dus de bevrijding naderde en we wisten dat in Viersen bijna geen soldaten meer waren. Hoe zou het met onze vrienden zijn, allemaal ondergedoken of de Rijn over? We wisten niets. Ook hoorden We veel vervoer over de weg naar Krefeld. De Duitser trekt terug zeiden we, zelfs hoorden we geweervuur, dus nog 1 of 2 dagen en we gaan naar huis.

Donderdag 1 Maart.

Smorgens tot elf uur was het stil. De zuster had ons een dikke waskaars gebracht en boterhammen, maar honger hadden we niet, spanning, spanning. Ik zei tegen mijn vriend als we deze kaars op hebben zijn we bevrijd. Nog veel eerder zei hij. Smiddags begon het schieten weer, voortdurend stonden we dan aan het keldergat. We hoorden alleen Amerikaanse artellerie, dus zo gaat het goed. Om vijf uur werd het stil, met kloppend hart luisteren en daar had je het, een meisje, die door de zuster gestuurd is, komt de trap af en roept "Wir sind erlöst". Wij direct naar buiten, en jawel, alles, staat buiten en in de lucht vliegmachienes die heel langzaam vliegen, die hadden we nog nooit gezien. Ik zei tegen mijn vriend, wat zijn dat voor dingen. Die zijn van ons zei hij. We moesten over granaattrechters eer we aan het klooster waren, De zusters en meisjes keken verwonderd toen ze ons zagen, maar Moeder Overste wist het wel, dat had ze de zuster van de wasscherij zelf opgedragen.

-79 -

Ze was zo blij dat ze ons geholpen had, ik had altijd tegen mijn vriend gezegd, als er iets gebeurd hoop ik in het klooster te zijn, en het was zo uitgekomen. Direct gingen we naar de kapel in de kelder. O.L.H. bedanken en sterkte vragen voor de anderen die misschien over de Rijn waren.

Aan de voorkant had het klooster wel vijftig granaten gehad, wat door den brand niet vernield was, was kapot geschoten. Graag hadden we soldaten gezien, maar durfden nog niet buiten, enkele mensen zagen we door de straat lopen met een witte zakdoek in de hand. Ik zei tegen mijn vriend hadden we ook maar een witte zakdoek. Willen we ons hemd maar uitdoen, zei hij, Maar dat is ook niet wit meer en dan, waar naar toe, want het werd al duister, dus maar weer de kelder in. De zusters vroegen ons of wij op wilden blijven in de keuken, er kon misschien iets gebeuren. Natuurlijk deden we dat, in de kelderkeuken stond voor ons de koffie klaar, ieder twee eieren een pakje sigaretten en daar zaten de twee bevrijde Hollanders in een gemakkelijke stoel. Om half elf hoorden we achter het klooster lopen. Soldaten, was het eerste wat we zeiden. Met kloppend hart wachtten we wat er gebeurde. Ze rammelden aan de deur die op de keldertrap uit kwam, ik neep de kaars uit en zei, met een bleek gezicht en een hart dat zo wild klopte, dat het wel uit mijn lichaam was gesprongen als er rondom geen vel geweest was, heel stil wat moeten we doen. De deur was op slot en toen gingen ze verder. Aan de volgende deur rammelden ze en een slag en de deur vloog open.

Eerst meenden we nog dat het Duitsers konden zijn, maar toen hoorden we Engelsen praten, Amerikanen. Wat nu, geen papieren, ik had alleen mijn rijbewijs nog de andere papieren hadden we allemaal verbrand. We hoorden dat ze door de keuken liepen, en riepen "soldaat", dat was tegen een zuster die op een divan sliep en die wij smorgens moesten wekken. Het hart binnen kalmeerde niet, het was wild. Wij stonden op, ik met het rijbewijs in de hoogte, mijn vriend achter me en ook de handen omhoog en toen naar de gang. Direct werden de revolvers en geweren en lampen op ons gericht, het waren vier heel lelijke Amerikanen. Ik zei "allebei Hollanders". Maar ze verstonden ons niet. Een nam mijn rijbewijs en las. Maastricht, Limburg en zei tegen de zuster, Holland good. Direct klopte het hart veel stiller. We praten al Duits, Limburgs, Hollands, maar ze verstonden ons niet. De zuster met hare kale kop stond erbij en kon ook geen Engels. Ze doorzochten het hele klooster, ze meenden dat het een kazerne was. Wij maakten hun met gebaren duidelijk, dat wij ondergedoken waren, ze kregen van de zuster ieder twee eieren en zeiden goeden nacht en wij hadden Amerikaanse soldaten gezien, wel ontzettende lelijke, enfin beter als mooie Duitsers. Met een vooruitzicht dat we morgen op huis aan zouden gaan, vielen we in slaap zonder iets te eten. Al vroeg werden we wakker gemaakt door de zusters, die zaten nog vol van het nachtelijke avontuur. Na de koffie zagen we een Fransman die we kenden en die Duits sprak. Samen gingen we op inlichtingen uit om naar huis te gaan. Geweldige transporten soldaten op auto's, tanks en kleine auto’s, dat later de jeep bleek te zijn.

- 80 -

Paarden, fietsen en kruiwagens zagen we niet, alles reed op Krefeld aan. Een soldaat vroeg ons we Hollanders waren, die sprak Duits, en al gauw hadden we Wings in de mond. Wat een gevoel, bevrijd. We zagen chocoladepapier op de grond, sinaasappelschillen, stukken sneeuwwit brood, vooroorlogs. Een soldaat zei ons, dat we maar te voet op Holland aan moesten gaan. Veertig K.M. want met de auto kon nog lang duren, ze moesten eerst naar Berlijn. Wij weer terug naar de zusters, deelden Amerikaanse sigaretten uit, aten nog wat en namen afscheid van de zusters, nadat Moeder Overste ons ieder vier boterhammen en enkele rozenkransen had meegegeven als aandenken. We gingen naar het huis waar mijn vriend gewerkt had, kregen daar ieder een nieuw costuum, en toen naar een Hollander waar we altijd naar de Radio hadden geluisterd. Nergens zagen we schansers, dus dan toch nog over de Rijn. Na wat praten bij de Hollander en belofte zo spoedig mogelijk te schrijven gingen we op Hardt aan richting Sittard, want we wisten nog niet of Roermond of Venlo bevrijd waren.

Onderweg troffen we enkele van onze school, die ook ondergedoken waren. Geweldige tanks zagen we en jeeps. Voor het stadje Hardt hielden de Amerikanen ons aan en moesten we een klooster in en wachten tot dat het vervoer wat minder werd, dan zouden ze ons naar huis brengen, maar het kon twee dagen duren. In het klooster troffen we nog elf anderen van onze school, daar werd gepraat en nog eens gepraat. In het klooster lagen Russen, Polen, Duitsers, Belgen, Fransen en Hollanders allemaal bevrijd. Snachts moesten we op de grond slapen, tussen Russische meisjes en Fransen, stinken !!! Maar ja, we waren bevrijd. S’Anderendaags naar de commandant, maar nog niet weg. Om de tijd te doden werd gekaart en gezongen. De Duitsers mochten maar een uur op straat, tussen elf en twaalf uur, wij liepen als bazen door de stad. Nu zijn wij baas, de Duitsers zijn lang genoeg baas geweest.

Zondag 4 Maart

Nog niet weg. Zouden we te voet gaan? Dat ging ook niet, want enkelen hadden ze al teruggestuurd. We hoorden ook dat er maar enkelen ondergedoken waren, de rest hadden ze Dinsdagavond de Rijn over gejaagd met de revolver in de hand. Vijfendertig K.M. te voet en dan niet geslapen en niet veel te eten gehad.

Maandag 5 Maart.

Om tien uur waren we met vier man in de stad en zochten sigarettenstukjes, die lagen er genoeg, toen hielden ons twee soldaten aan, ze spraken Hollands. Hollandse vrijwilligers. Toen ze hoorden dat wij Limburgers waren, spraken zij ook Limburgs, ze kwamen van Sittart. Ze vertelden ons dat ze met vijf waren. Wij met hun mee. Daar was er een die ik kende. Wij kregen sigaretten, kauwgom en cognac. Ze bezorgden ons ieder een fiets, op Duitse manier, en wij naar het klooster en zeiden tegen de zusters, dat we naar huis gingen. Met twee en-twee zouden we weg fietsen. Negen en twintig K.M. tot Roermond. Mijn vriend en ik voorop en daar ging het op Holland aan.

-81-

Een slechte fiets, de wind van voor. Tien nachten niet of slecht geslapen niet veel in de maag, maar op huis aan en dan kan veel. Zonder stukken kwamen we in Roermond, gingen naar een neef van mijn vriend, daar was feest die waren ook Donderdag bevrijd. Met een goed gevulde maag gingen we ons melden bij de repatr. dienst. Nog nooit ben ik zo moe en stijf geweest, geweest, kon bijna niet lopen. We werden ontvangen, schitterend. vele bekende troffen we daar. We werden ontluist door een dokter, onderzocht en werden ingeschreven. We waren de eersten, koffie en brood, alles prima, wilden naar huis. Dat ging nog niet er mocht niemand over de Maas. Alweer wachten. Smiddags werden we nog gefilmd. In het gebouw was geen enkele ruit, en er was niets te stoken, koud en nog eens koud. Smorgens waren we al vroeg op buiten, we hadden niet geslapen we moesten op stoelen slapen. Om vier uur kwam een vrachtwagen met levensmiddelen van over de Maas en daar konden we mee naar huis. De wagen werd zo vol geladen als het ging. De fietsen zouden ze de volgende keer meegeven, daar geven we niets om, want ze waren gestolen en dat hoefden we niet.

Zingende ging het, op het Maaseyhaas, daar konden we de Maas over. In bijna ieder dorp moesten we enkelen op laden. Even voor Helden werd het stil. Hoe zou het thuis zijn. Vader ziek en Moeder? Zo'n strenge winter en dan twee maanden uit huis en allen weg. Het was al donker toen we in Helden kwamen.

Wij waren met twintig man, wat moeten we zegen waar die anderen zijn, die over de Rijn zijn gebracht. Thuis klopte ik aan, ging een kamer binnen daar riep iemand en zag zes Engelsen, verstond ze niet en ging een andere kamer binnen, daar riep iemand Jes toen ik klopte, maar het was Moeder, die meende dat het een Engelsman was. Vader en Moeder huilden van blijdschap ze wisten dat ik op komst was van iemand die al terug was. Vijf maanden Duitsland en nu thuis.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Het 81 bladzijden tellende typoscript werd op 6 november 2017 door zijn kinderen ter beschikking van de heemkundekring gesteld.