Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Brandkuil
in ieder gehucht was vroeger tenminste een brandkuil om bij brand over het benodigde bluswater te kunnen beschikken.
Vooral in gebieden en gehuchten waar meerdere huizen bij elkaar stonden moest de plaatselijke brandweer over bluswater kunnen beschikken om bij brand snel en effectief in te kunnen grijpen. Een waterleiding was er indertijd nog niet en sloten konden in de zomer droogvallen; daarom waren er in de gemeente op diverse plaatsen brandkuilen gegraven. Bij brand kon men vaak ook gebruik maken van de open waterputten die bij nagenoeg alle woningen aanwezig waren.
Behalve hemelwater en huishoudelijk afvalwater kwam er in zo’n brandkuil ook ander afval terecht. In de zomer stond die soms droog, kon die behoorlijk stinken en dat was slecht voor de gezondheid en hygiëne. Om die reden werd zo’n waterpoel jaarlijks uitgediept en schoongemaakt.
Met de komst van het waterleidingnet en het verdwijnen van rieten en strooien daken werd de aanwezigheid van brandkuilen in de loop van de tijd overbodig. Ze werden gedempt of door de gemeente aan particulieren verkocht.
In 1861 wilde de gemeente een brandkuil in de centrum van Deurne dempen met het zand dat vrij zou komen bij het afgraven van het kerkhof en vroeg daartoe bij de provincie met de volgende bewoordingen om toestemming:
- Het gemeentebestuur acht deze maatregel alleszins wenselijk omdat de begraafplaats door het langdurig begraven van lijken, buitengewoon hoog is geworden en dat door die afgraving voor de hand komende aardspecie zoude kunnen strekken tot het dempen van een in de nabijheid aanwezig zijnde zogenaamde brandkuil, die nutteloos beschouwd en als in de nabijheid ener school gelegen, voor gevaarlijk gehouden wordt.[1]
Een van de gemeentelijke brandkuilen lag aan de Leemskuilen op het Loon onder Liessel. De gemeente motiveerde op 6 december 1911 naar het provinciaal bestuur haar voornemen om de brandkuil te verkopen als volgt:
- De brandkuil bij het adres van G. van Oosterhout, nabij zijn huis op perceel G 2392, wil de gemeente dempen en de aangewonnen grond verkopen aan genoemde van Oosterhout voor 5 cent per m². De brandkuil voorziet niet in het minste nut bij ontstane branden, omdat deze in de zomer meestal droog staat en in de winter zeer vuil is en alzo meer kwaad dan goed doet. Bij brand kan gebruik gemaakt worden van de open putten die bij nagenoeg alle woningen gelegen zijn. De kuil levert in de winter bovendien gevaar op voor de jeugd en heeft voor niemand enig nut.[2]
Een andere brandkuil op het Loon in Liessel werd in 1915 door de gemeente aan Josephus van der Laak verkocht, die de kuil dempte en daarop rond 1937 een huis bouwde, het huidige adres Loon 39. De memorie van toelichting bij deze transactie was als volgt:
- De brandkuil op sectie G 1457, levert, vooral in de winter gevaar op voor de jeugd en heeft voor niemand enig nut. Er zijn geen bezwaren binnen gekomen om dit stuk aan F. van Hoek te verkopen. Veel werk is nodig om deze kuil te dempen, als de gemeente dit moet doen. We menen daarom voor te stellen aan Van Hoek toe te staan zelf de kuil te dempen en voor het alzo gewonnen land, tegen betaling van 5 cent per vierkante meter, bij zijn erf toe te voegen.[3]
Ongelukken met brandkuilen[bewerken | brontekst bewerken]
Kinderen speelden vaak rond zo’n brandkuil en dat leverde gevaar op. In de winter kon men door het ijs zakken en in de zomer te water geraken. Om ongelukken te voorkomen werden brandkuilen vaak voorzien van een omheining. Uit berichten van de Zuidwillemsvaart blijkt dat er regelmatig ongelukken gebeurden.
In maart 1910 meldde voornoemde krant:
- Enige kinderen die speelden rond de brandkuil aan de Kruisstraat te Deurne en daarbij was ook het zoontje van Joh. S. die ter water raakte. De aanwezige jongeren, die dit zagen, verkozen het hazenpad hun vriendje achterlatend. Toevallig passeerde de 11 jarige M. Flipsen die op het hulpgeroep van de drenkeling toesnelde en hem van de verdrinkingsdood redde.[4]
In december 1926 was in de Zuidwillemsvaart te lezen:
- Terwijl eenige kinderen zich gisterennamiddag vermaakten op den Berkmortel, een vroeger zoogenaamde brandkuil, brak plotseling het ijs en zakten een vijftal meisjes in de diepte. Allen konden nog gered worden behalve het vijftienjarig dochtertje van den heer A. Beijers alhier, dat jammerlijk verdronk. De droefheid der ouders is niet te beschrijven.[5]
Bronnen, noten en/of referenties
|