Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Sint-Antoniuskapel (Veldheuvel)

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De plaats van de Veldheuvelse Kapel op deze kaart uit 1803 is aangegeven met een kruisje (boven de e van Antoniuskapelle).
De Veldheuvelse Kapel op de achtergrond, nog volledig, bij de onthulling van het straatnaambord van de Doctor Huub van Doorneweg in 1965.
De Veldheuvelse Kapel op de hoek van de Fabriekstraat en de Liesselseweg, na de afbraak van het linker gedeelte.
De Veldheuvelse Kapel van de zijkant, de huidige Fabriekstraat, van waaruit Grard Sientje op deze foto komt gereden.
Hetzelfde aanzicht, zonder motorrijder. De zichtbare Liesselseweg ofwel Stappad is de huidige ventweg; rond 1980 werd er een verbrede Liesselseweg langs de oude gelegd.
De kapel tijdens de sloop.

De Sint-Antoniuskapel stond in het gehucht Veldheuvel bij de kruising waar tegenwoordig de Liesselseweg, Fabriekstraat en Doctor Huub van Doorneweg samenkomen. De kapel was gewijd aan de heilige Antonius Abt, patroon van de boeren, die onder meer werd aangeroepen tegen de pest. Al voor 1658 tot 1971 woonden er mensen in de kapel.

Gebruik als kapel[bewerken | brontekst bewerken]

De oudste vermelding van de kapel dateert uit 1429, toen Jan van Bruheze een jaarlijkse erfpacht van 10 lopense rogge uit een erf geheten De Weijer aan de Sint-Antoniuskapel moest betalen:

Jan van Bruhese, soen wilner Jans van Bruhese, man van wapenen, tuijchde eerlick en kende dat hij jaarlick ende erffelijck schuldich is te ghelden der capelle offten bedehuijse des heijlichen Sinte Antonijs tot Doernen tien loepen rogs erffpachts der maten van Helmont.

Zoals blijkt uit de Deurnese kerkmeestersrekeningen, die lopen van 1619 tot 1629, werd bij de kapel jaarlijks tijdens de kermis zowel voor rekening van de kerk bier gedronken als geld geofferd.[1]

  • folio 14: Opten kermisdach ys aen St. Anthonis cappelle bier ghedroncken voer 0:2:0
  • folio 28: Opten Kermisdach aen sinten Anthonius capel 3:17:2 (ontvangst)
  • folio 34 versoL Opten kermisdach aen sinte Anthonis cappel bier ghedroncken voer 0:7:0
  • folio 47: Idem van den offer aen sinte Anthonis-cappelle 2:1:2 (ontvangst)
  • folio 54 verso: Opten kermisdach is aen sinte Anthonis-cappelle bier ghedroncken voer 0:8:0
  • folio 70 verso: Opten kermisdach van den offer aen st. Anthonis-capel 2:5:2 (ontvangst)
  • fol. 78 verso: Opten kermisdach aen st. Anthonis-cappel bier ghedroncken 0:7:0
  • folio 90: Den offer aen st. Anthonis-cappel op kermysdach was 2:10:0 (ontvangst)
  • folio 97: Van den offer aen st. Anthonis-cappel 0:34:0 (ontvangst)
  • folio 107: Aen st. Anthonis-cappel bier ghedroncken voer 0:6:0
  • folio 136 verso: Opten kermijsdach van den offer aen st. Anthonis cappelle 2:10:1 (ontvangst)
  • folio 143: Heer Peter Bosma(ns) ons 1 vat ghesonden, wij meijnden dat ook voer de kerck om godtswil te hebben, maer hij seijde ons dattet waer voer den wijn die hij in st. Anthonis cappelle hadde ghebruickt totten dienst twelcken hem is ghedan van den kerckenwijn, tvaet vercocht voer 0:18:2
  • folio 144 en verso: Idem van den offer aen de st. Anthonijs cappelle 3:0:1 (ontvangst)
  • folio 145: Opten kermijsdach isser aen st. Anthonijs cappelle bier ghedroncken voer 0:9:0
  • folio 153 verso: Opten kermijsdach aen st. Anthonijs cappelle bier ghedroncken voer 0:6:0
  • folio 160: Van den offer aen st. Anthonijs cappel 2:14:2 (ontvangst)
  • folio 170 verso: Opten selven dach (kermisdag) van den offer aen st. Anthoniscappelle 0:30:1 (ontvangst)
  • folio 182: Opten kermisdach ysser aen st. Anthonis cappelle bier ghedroncken voer 0:7:0

In 1633 bedroegen de jaarlijks inkomsten van de kapel ruim 15 vaten rogge. Na de Vrede van Münster in 1648 vervielen deze inkomsten aan de overheid en werden beheerd door de rentmeester der geestelijke goederen. Deze inkomsten waren oorspronkelijk bedoeld voor het levensonderhoud van de bedienaar van de kapel en het onderhoud van het gebouw. Na 1648 werden die inkomsten, dikwijls in combinatie met die van het Sint-Catharina-altaar en het Hulten-altaar gebruikt als studiebeurs. Zie voor een overzicht onder Hulten-altaar.

De eerst bekende rector was in 1454 Marcelis van den Boghaert, gevolgd door o.a. Johannes Proenen. De commanderij van de Duitse Orde te Gemert had er ook wat te zeggen en had er in 1616 een rector aangesteld, die echter weer een plaatsvervanger had.

Verbouwing tot woning[bewerken | brontekst bewerken]

De Veldheuvelse kapel werd waarschijnlijk al lang voor 1658 niet meer gebruikt voor erediensten. Toen rond 1658 twee afgevaardigden van de Staten Generaal tijdens hun reis naar Maastricht de kapellen van Peelland bezochten en getaxeerd, meldden zij over deze kapel:

Noch onder Duersen staet een cleyn cappelleken, out ende met stroo gedeckt, heeft een cleyn toorntgen met een clockjen daer in, alles van seer cleijne importantie. Dit cappelleken is van outs altijt gebruijckt geweest voor een sieckhuys ofte wooninge van arme lieden, ende was tegenwoordich bewoont van drye arme menschen. Ende aengemerckt dit selve int vercoopen geen 25 a 30 gulde soude gelden, soo oordeelen wij ten opsichte het gebruick desselffs die mede aldaer behoort te blijven staen.

De cijnzen en goederen die tot de kapel behoorden werden na 1648 door de Staten-Generaal aangeslagen en het gebouw werd kort daarna ingericht tot woning voor drie arme gezinnen.

Eigendom[bewerken | brontekst bewerken]

In 1736, 1741 en 1746 was de kapel eigendom van de gemeente. In 1746 kocht Joost de Vet de voormalige kapel. Hij werd in 1751, 1756, 1761 en 1766 als eigenaar van de kapel in het huizenregister ingeschreven. Eigenaren na hem waren zijn zoon Petrus de Veth (1713-1782) (1771, 1781) en diens weduwe (1786, 1791, 1798). Toen in 1799 de boedel van Peter de Veth werd verdeeld, ging de kapel naar diens zoon Francis de Veth. Twee andere zonen hadden de boerderijen van de nabijgelegen Hoeve Ten Einde gekregen. In de periode 1736-1803 bewoonden steeds twee of drie gezinnen de woningen in de kapel.

De schoonzoon van Francis, Godefridus van Hombergh (1783-1856), verkocht de kapel in 1822 vooor 200 gulden aan Petrus de Veth (1802-1831) en Cornelia de Veth (1807), een neef en nicht van zijn vrouw. Peter verkocht in 1824 zijn helft van het huis met 7 roeden land aan Johannis Hermans, wever te Deurne. Cornelia verkocht haar helft in 1828 aan Laurens van Akker, dagloner te Deurne, eveneens voor 100 gulden. Vanaf dat moment gingen de twee helften van de kapel elk hun eigen weg. In 1824 werd het huis nog wel als de Kapel aangeduid.[2]

In 1810 woonden mogelijk in de kapel Laurentius Frensen (1772-1842) met zijn vader, ongehuwde zus, en de 13-jarige Antonie van Someren, de weduwnaar Peter Martens met zoon, schoondochter en kleindochter, en wellicht ook weduwnaar Johannes Michaels met zijn familie.

De beide woninkjes in de oude kapel werden in 1829 kadastraal aangeduid als F 116 en F 117, met daarbij het land F 118 en F 119. Op het minuutplan staat nog De Kapel geschreven bij de huisjes. De vroegere functie was toen kennelijk nog bekend. De vererving van de twee helften ging als volgt:

F 116 (noordelijke huisje), met tuin F 119 en bouwland F 175:

  • vóór 1832 - dj. 1833: Laurens van Akker, wever te Deurne (verkoop, dj. 1833);
  • dj. 1833 - dj. 1864: Peter, Johannes, Willem, Catharina en Jan Lourense, minderjarigen te Deurne (verkoop dj. 1864);
  • dj. 1864 - dj. 1872: Josina, weduwe Willem van Heugten, en Johannes van Heugten c.s., metselaar te Deurne (scheiding dj. 1872);
  • dj. 1872 - dj. 1921: Jan van Heugten, metselaar te Deurne; na hem zijn weduwe, en vervolgens de kinderen en kleinkinderen. Dj. 1882 bijbouw (wordt: F 910, huis en tuin) (verkoop dj. 1921);
  • dj. 1921 - dj. 1932: Willem van Heugten, arbeider te Deurne, wonend J.53, J.60 (verkoop dj. 1932);
  • dj. 1932 - dj. 1948: Bernardus Johannes van Goch, bakker en winkelier te Deurne (St. Jozefstraat 24), en zijn weduwe en kinderen. Bezat sinds dj. 1931 al het buurpand F 911 (verkoop dj. 1948);
  • dj. 1948 - dj. 1950: Dominicus Franciscus den Holder, bakker te Deurne (St. Josephpar. J.201b). Dj. 1950 splitsing, behoudt zelf de tuin en doet het huis over;
  • dj. 1950 - dj. 1969: Sjef van de Rijt, grondwerker te Deurne (Liesselseweg 106, later Liesselseweg 112), met zijn kinderen. Bewoonde het huisje zelf. Dj. 1951 vernieuwing en uitmeting, hernoemd tot F 1811, dj. 1959 hermeting, hernoemd tot N 247, dj. 1969 verkoop;
  • dj. 1969 - dj. 1972: Gemeente Deurne. Dj. 1972 sloping. Perceel wordt in dj. 1979 verkocht aan de Firma G. Ugen en Zonen.

F 117 (zuidelijke huisje, met stal), met tuin F 118 en bouwland F 171 en 176:

De huisjes hadden in 1839 als adres Derp 262 en 264. Het is waarschijnlijk dat er nog een derde huisje in de kapel aanwezig was, ook gezien de bewoning door drie gezinnen vóór 1803. In 1839 woonde in dat middelste huisje Derp 263, dat eigendom van één van de buurmannen was, Jacobus Theodorus Truijen (1768-1848).

Het noordelijke huisje werd als laatste van de twee gesloopt. Uiterlijk vertoonde het gebouw toen geen kenmerken meer van een voormalige kapel.

Een nieuwe Antoniuskapel[bewerken | brontekst bewerken]

In 2003 werd door het Sint Antonius-Abtgilde op een geheel andere plek, namelijk in het Haageind, een nieuwe St. Antonius-kapel opgericht. Het plein daarvoor werd bij deze gelegenheid omgedoopt tot Sint Antonius Abt Hof.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Deze kerkmeestersrekeningen bevinden zich het archief van de gemeentebestuur van Deurne voor 1811, RHCe toegang 13181 inv.nr. 1727
  2. A.P.G. Spamer - Een karretje op den zandweg reed... (2010) blz. 32