Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Wilhelmus Oppers (1803-1881)
Wilhelmus Oppers | ||
Persoonsinformatie | ||
Volledige naam | Wilhelmus Oppers | |
Geboorteplaats | Veghel | |
Doopdatum | 22 september 1803 | |
Overl.plaats | Deurne | |
Overl.datum | 24 januari 1881 | |
Beroep(en) | geestelijke, pastoor | |
Gedachtenisprent | [1] |
Wilhelmus Oppers (1803-1881) was pastoor van Rossum en woonde de laatste jaren van zijn leven in Deurne, waar hij directeur van het Liefdehuis was.
Hij was een zoon van Jo(h)annes Arnolduszoon Oppers (Veghel 1758-1829 Veghel) en Elisabetha Willemszn. van Lanckveld )Veghel 1767-1851 Veghel).
Van 1843 tot 1866 was Wilhelmus pastoor van Rossum en Hurwenen. Op 28 november 1866 vestigde hij zich met zijn huishoudster Maria Elisabeth Sloth (Kessel 1814-1881) in Deurne op adres Dorp A.185 . Na zijn overlijden werd dit huis bewoond door dokter Peters en zijn gezin.
Op 12 april 1870 maakte hij zijn testament, waarin hij legaten toekende aan Johannes van Doorn en Dirk van den Heuvel uit Veghel, aan Gerrit Scholtes en een levenslange lijfrente van 250 gulden per jaar aan zijn huishoudster. Voor het overige waren de gezamenlijke kinderen van Hendrik van Asseldonk, in huwelijk verwekt bij Wilhelmina van Doorn, de gezamenlijke kinderen van Lambertus van Kessel, in huwelijk verwekt bij Petronella Hanegraaf, en de gezamenlijke kinderen van Hendricus van Kessel, zijn neef, ieder voor ⅓ deel erfgenaam.[1]
Willem Oppers schonk aan de parochie Deurne twee Noord-Brabantse schuldbrieven van ieder 1000 gulden tegen 4½ % en verbond daaraan de volgende voorwaarden:
- Hij zou de rente daarvan zijn leven lang zelf genieten.
- De kerk van Deurne moest hem een deftige uitvaart naar zijn stand bezorgen met 12 gezongen maandstonden.
- Er moest een hardstenen kruis of monument van minstens 100 gulden op zijn graf worden geplaatst.
- De kerk moest voor hem gedurende 25 jaar jaarlijks een gezongen jaargetijde houden en zijn naam zo lang op het dagelijks en zondags gebed noemen, de tijdelijke pastoor mocht daarvoor naar gewoonte jaarlijks 3,10 gulden genieten.[2]
Bronnen, noten en/of referenties |