Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Doewl

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Versie door Pieter K (overleg | bijdragen) op 8 feb 2021 om 11:23 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'thumb|400px thumb|400px|In de tuin van Veltmans. De poort gaf toegang tot d'n doewl. '''D'n doewl (d'n doël)''' is De...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
12.885.jpg
In de tuin van Veltmans. De poort gaf toegang tot d'n doewl.

D'n doewl (d'n doël) is Deurnes dialect voor de schietbaan van een handboogschutterij.


De 90-jarige Huub Timmermans deelde in februari 2021 de volgende persoonlijke herinneringen aan d'n doewl van de Liesselse handboogschutterij Kunst en Vriendschap achter bakkerij Veltmans in Liessel.

De naam Veltmans komen we in DeurneWiki meermaals tegen. Het was dan ook een bijzondere familie! Een en ander over hen is reeds beschreven, echter nog niet alles. Gegevens van lang geleden voeren mij terug tot mijn schooltijd op de eerste klas van de Katholieke Jongensschool in Liessel in 1938.
Toen stond er nog een schop langs de Boonseweg, thans Zandstraat geheten, tegenover de Veltmans bakkerij aan de overkant van wat uiterlijk op een binnenplaats leek, temeer vanwege een volière die daar ook nog tussenin stond. Deze schop maakte min of meer deel uit van d’n Doël want aan de buitenwand ervan was een stevige pak stro bevestigd voor de schietschijf. Van daar begon de beukenheg die helemaal rond de boomgaard liep.
D’n Doël bestond toen al lang als handboogschutterij Kunst en Vriendschap. Mijn broer Peter was daar ook lid van. Het woord zelf lag plaatselijk sinds jaar en dag vast in de volkstaal. Vanaf de hoek van de bakkerij werd geschoten met pijl en boog terwijl iemand ter plaatse aangaf waar de pijlen belandden. Natuurlijk hoorde men woorden als ‘zona’ en ‘roos’ bij een goed schot. Nadat ieder zijn beurt had gehad, wandelden ze tezamen over een voetpaadje naar de overkant om hun pijlen op te halen en ieders schot op de schietschijf te bekijken.
De oorlog bezorgd heel wat schade aan de gebouwen. Het café werd nog een tijd lang ondersteund door een lange, zware paal daar de muur gebarsten was. Aan kant van de Boonseweg stond een publiek urinoir, meer bedoeld voor gasten van het café, maar kwam ook goed van pas bij kermis en carnaval. Naast het café stond het winkelpand met verscheiden bewoning en zakelijke ruimten en met haaks daarop het bakkerijgedeelte.
De jachthonden van ‘Den Bekker’ (Harrie Veldmans) hadden hun verblijf op de hoek ervan, dicht bij de boomgaard. Zij zouden wel tijdig alarm geven als iemand het zou wagen er in te komen. Dan zou Harrie wel eens een kijkje komen nemen. Het paadje voor de clubleden begrensde dat gedeelte van de boomgaard welke op zich met een beuken heg omheind was dat inwendig bovendien ook nog voorzien was van een prikkeldraad om appeldieven er buiten te houden.
Later leverde de schrijver van dit verhaal nog een foto aan van de in aanbouw zijnde Sint Hubertusstraat, net langs of doorheen het perceel grond van de toenmalige boomgaard van Veltmans.
De volière die daar destijds op de binnenplaats stond was toch wel iets aparts. Zo iets was in de hele omtrek niet te zien! Deze was enkele meters lang en een paar meter breed en hoog en was van onder tot boven van kuikengaas gemaakt. Het gedeelte dichts bij de bakkerij was aan de bovenkant tegen regen beschermd door wat plaatwerk om nestjes bouwen door de vogeltjes te bevorderen.
Voor een zeven jaar oud jongetje was het adembenemend te zien hoe de zangvogeltjes heen en weer voorbij flitsten, ze de kleintjes in hun nestjes voerden, en hoe mooi hun muziek klonk.
Ik mocht daar eigenlijk niet zijn maar was min of meer een vriendje voor den ‘Bekker’ daar hij me af en toe vroeg mee te doen aan een drijfjacht en ik over bos en hei ‘bortelde’ om fazanten of konijnen uit hun zit te verjagen door zo veel mogelijk lawaai te maken. Na afloop kreeg ik dan soms ‘ne gulde’ wat destijds ’n hoop geld was. Zijn jachtterrein was behoorlijk uitgestrekt. Toch deed hij grootte moeite om konijnen te beschermen tegen wezels.
Als ik weer eens aanklopte bij hem in de winkel en hem zei dat er al weer een in de val zat in de tweede duiker op weg naar school, nam hij me de winkel binnen en kreeg ik een reep kwatta. Die werden ook wel soldaatjes genoemd op een zegel meen ik die men kon opsparen en voor een bepaald aantal inwisselen voor een nieuwe reep.
Mijn broer Peter ontliep de militaire dienst vanwege zijn foutief rechter oog waardoor hij afgekeurd werd…echter door met het linker oog aan te leggen schoot hij eerste prijs in Veldmans café met de pluimpjes luchtbuks.