Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Jakobus Gronemans (1806-1879)
Jacobus Groenemans | ||
Persoonsinformatie | ||
Volledige naam | Jacobus Groenemans | |
Roepnaam | Jacobus | |
Geboorteplaats | Deurne | |
Doopdatum | 2 maart 1806 | |
Overl.plaats | Deurne | |
Overl.datum | 17 maart 1879 | |
Partner(s) | Joanna van den Bosch (1797-1873) | |
Beroep(en) | wever, postbesteller |
Jakobus (Jacobus) Gro(e)nemans (1806-1879) was wever en postbesteller in Deurne.
Jacobus was een zoon van de dagloner Albertus Gerardus Groenemans (1767-1819) en Angenieta van Schaik (1770-1858). Zijn ouders waren protestant en omdat de grote kerk in 1799 weer teruggegaan was naar de katholieken beschikten de Deurnese protestanten bij zijn geboorte niet over een eigen kerkgebouw. Daarom werd hij, evenals een aantal andere protestante dopelingen, gedoopt in de galerij van het groot Kasteel.
Hij huwde op 1 oktober 1836 in Deurne met de naaister Joanna van den Bosch, (Deurne 2 juni 1797 - Deurne 2 augustus 1873), zij was een katholiek gedoopte dochter van Joannes van den Bos (1760-1809) en Maria van Bommel (1765-1832).
Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren:
- Anna Maria Groenemans, (Deurne 10 juli 1837 - Deurne 24 maart 1907). Zij huwde met Johannis van de Kerkhof (1839-1902).
- Gerardus Lambertus Groenemans, (Deurne 29 november 1838 - Geldrop 10 februari 1914). Hij was wever en huwde met Antonetta Smits (1859-1936).
Op 31 maart 1825 werd Jacobus Gronemans door dominee Valkenburg, in tegenwoordigheid van de ouderling Pieter Wijnants, onderzocht omtrent de hoofdwaarheden van de leer des Christendoms volgens de gronden onzer kerk en na genoegzame bewijzen van kennis en overtuiging van dezelve op belijdenis des geloofs onder het getal der ledematen aangenomen - zijnde daarvan de confirmatie corum facie ecclesia geschied op vrijdag voor Paasschen den 1 april daaraanvolgende. Het weerhield hem niet om later toch met een katholiek meisje te trouwen.
In 1827 ondertekende hij een notarieel vastgelegd contract betreffende vervangende dienstneming als remplaçant voor Martinus, de jongste zoon van Jan Mattijs Manders, die was ingeloot voor de dienstplicht. Hij nam ook effectief dienst in het leger maar werd daaruit in juli 1830, kort voor de Belgische Opstand, ontslagen met behoud van een bepaald pensioen. De reden van zijn ontslag werd niet nader omschreven dan wegens gebreken.
Evenals zijn oudste broer Cornelis was hij naast wever ook postbesteller. Dit blijk uit een schrijven van 9 april 1850 van de burgemeester aan de Helmondse postdirecteur Van der Marck, waarin hij meedeelde dat ingevolge de overeenkomst van 6 april Jacobus de post in Helmond voortaan komt ophalen op zondag-, dinsdag- en donderdagmiddag om 1 uur en Albert op maandag-, woensdag- en vrijmiddag om 1 uur en zondags om half 7 's morgens.
Bij de volkstelling van 1829 woonde hij, met zijn jongste zus, nog bij zijn moeder op het adres Kerkeind 141.
Op 29 maart 1833 ruilde hij van huis met zijn broer. Zij woonden aan het Leemstraatje.
Op 12 september 1833 kocht hij voor 124 gulden van de kinderen van Adrianus Martens het derde deel van een perceel bouw- en weiland met een totaal oppervlak van 15.020 m².
Bij de volkstelling van 1839 was hij zelf hoofdbewoner van het huis, dat toen als adres Kerkeind 137 had. De 50-jarige Francina van Berlo was toen de inwonende meid.
In 1843 werd hij koning van het Sint-Jorisgilde.
In april 1850 werd een overeenkomst gesloten met de postdirecteur van Helmond dat Jacobus Groenemans drie keer per week, op zondag, dinsdag en donderdag, de poststukken om een uur 's middags van Deurne naar Helmond zou brengen.
In mei 1852 ging Maria Catharina Hendriks, die tussen Deurne en Helmond was aangerand door twee jeugdige Helmondse wevers, hulp zoeken bij Jacobus Groenemans. Samen vonden ze het hondje dat bij de jongens hoorde en zo konden de daders gegrepen worden.
Toen Groenemans op 31 mei 1858 voor 9,50 gulden een peelveldje van de gemeente pachtte noteerde de notaris dat hij wever van beroep was.
Op 12 juni 1864 werd hij door de veldwachter bekeurd omdat hij illegaal graszoden gestoken had op de Oude Helmondschedijk., dit is de huidige Zandbosweg met in het verlengde daarvan de Helmondsingel, en met zijn kruiwagen vervoerde.
Op 18 september 1878, een half jaar voor zijn dood, liet hij zijn geit, hooi, haver, mest, gereedschap en enige huishoudelijke inboedel verkopen. Het geheel bracht ruim 49 gulden op.