Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
De Hoef
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
De Hoef was bij de invoering van het kadaster in 1832 de benaming van een akkercomplex dat tegenwoordig doorsneden wordt door de Bakelseweg tussen de Oude Bakelseweg, de Kerkeindseweg en de Roomweg.
In zijn toponymisch werk Een karretje op den zandweg reed… schrijft Ton Spamer bij het toponiem Hoef het volgende:
- Een hoeve vormde oorspronkelijk een hoeveelheid grond ter grootte van circa twaalf bunder, alhoewel dit van streek tot streek kon verschillen. Op de Vroeg-Middeleeuwse hoeven (casatae) zaten pachters (casati), vaak horigen. De hoeve werd ook aangeduid als 'mansus', de horige pachter als 'laat'. Zodoende kon op een bepaald moment de uitdrukking 'laathoeve' ontstaan. In de Late Middeleeuwen werd met 'laat' alleen maar 'pachter' bedoeld, aangezien de horigheidsverhouding toen niet meer bestond. Een hofstad zou de plaats aanduiden waar de boerderij staat of stond. Een 'oude' of 'vroegere hofstad' kan een grote verdwenen boerderij aanduiden, in veel gevallen de hoofdhoeve van een nederzetting. [In Deurne kennen we er daarvan maar twee, een op de Hanenberg en een op Hoog Liessel. Beide vermeldingen dateren uit 1678, dus vrij laat]. Van een 'gewaerde hofstat' had de eigenaar het recht tot gebruik van de gemeijnt [zie aldaar] (Beijers/Van Bussel). Het toponiem 'hoeve' wordt in het gebied Eersel/Bergeijk overal gevonden waar de hertog cijnzen hief. Het betreft woest gebied dat op instigatie van de hertog werden ontgonnen, d.w.z. vrij laat, vanaf ongeveer 1250, terwijl de kloosters en andere grondheren al vanaf de Vroege Middeleeuwen, d.w.z. vanaf ca. 750 actief (kunnen) zijn geweest (Vangheluwe). De Deurnese hoef-toponiemen zien we inderdaad in de registers van de
hertogelijke cijns en in de cijnsregisters van de Heer van Helmond, die ze weer van de hertog had.
In de daarop volgende opsomming van de vele vermeldingen van dit toponiem is die van circa 1340 in de hertogelijke cijnsregisters de vroegste.