Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Joannes Wilhelmus van de Mortel (1751-1840)
Joannes Wilhelmus (Jan Willem) van de Mortel (1751-1840) was fabrikant met een damast- en pellenweverij en gedurende de Franse Tijd was hij drossaard en schout van Deurne.
Afkomst en gezin
Hij was geboren in Deurne aan de Heimolen in het gehucht Vreekwijk als zoon van molenaar Antonius van de Mortel (1714-1763) en van Joanna Maria Smits (1719-1789). Zijn vader bemaalde de beide Deurnese molens.
Jan Willem huwde op 30 mei 1790 in Waalre met Helena van Lieshout, (Riethoven 27 oktober 1753 - Deurne 10 mei 1824), dochter van Poulus van Lieshout (Riethoven circa 1725) en Alberdina Roijaars (Waalre 1726-1806 Gestel).
Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:
- Johanna Antonia, (Deurne 23 maart 1791 - Deurne 22 mei 1861). Zij bleef ongehuwd. Zij was op latere leeftijd kostjuffrouw in het Liefdehuis in Deurne.
- Paulina Ludovica, (Deurne 30 september 1792 - Deurne 28 mei 1863). Zij huwde met Hendrik Theodoor van Baar (1791-1827).
- Joannes Wilhelmus (Jan Willem), (Deurne 30 december 1795 - Deurne 15 februari 1863). Hij huwde met Petronella Huberta van Hoeck (1797-1863).
- Petrus Gregorius, (Deurne 17 november 1799 - Deurne 16 juni 1886). Hij huwde met Cornelia de Veth (1800-1885).
Zijn zoon Jan Willem en drie van zijn kleinzonen waren burgemeester van Deurne.
Fabrikant
Jan Willem van de Mortel leerde weven en linnen fabriceren. In 1772 startte hij, als eerst in Noord-Brabant, met de fabricage van damasten, glanzend tafelgoed met een ingeweven patroon, veelal ontleend aan de natuur.
In 1797 raakte hij verstrikt in een proces met twee Weerter kooplieden die hem daagden wegens wanbetaling.[1]
Ook trad hij zelf als schuldeiser op, onder meer in 1798 toen hij 2000 gulden opeiste die hij tegoed had van de Antwerpse abdij Sint-Michiel en die verbonden was aan tienden te Baarle-Nassau.[2]
In 1808 stuurde hij een inzending naar de eerste tentoonstelling van voortbrengselen van de volksvlijt in Nederland. De inzending bestond uit tekeningen van damasten en andere servetgoederen. Op dat ogenblik hield zijn bedrijf 200 mensen aan het werk. Zijn zoon Jan Willem volgde hem op als fabrikant van de damast- en pellenweverij.
In een oud schoolboekje, getiteld Geschied- en Aardrijkskundige Beschrijving der Prov. Noord-Braband, dat in 1845 in 's-Hertogenbosch werd uitgegeven, wordt vermeld: het servetgoed te Deurne gemaakt, wordt in den handel zeer gewild.
Jan Willem van de Mortel huurde in 1784 herberg De Roode Leeuw van Gerrit Hampen. Deze herberg werd ook eigendom van de familie Van de Mortel en later was zijn zwager Willem Antoni van de Mortel hier herbergier. Hij was gehuwd met Maria Catharina van de Mortel, een zuster van Jan Willem. Hier werden patriottische kranten gelezen en deze herberg was destijds, samen met herberg De Zwaan, een middelpunt van activiteiten die de prins van Oranje niet welgevallig waren.
Bestuurder
Op 18 april 1795, toen de politieke vlag verhangen was, werd Jan Willem van de Mortel tot president-schepen van Deurne aangesteld en op 17 september daarop volgend werd hij gekozen tot drossaard. Op 10 oktober van dat jaar trad hij als zodanig in functie. Hij was gedurende de hele Franse Tijd in Deurne als bestuurder actief. In 1813 vroeg en kreeg hij zijn ontslag als schout.
Bronnen, noten en/of referenties
|