Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Privaat
Vóór de komst van het watercloset, toen nog privaat geheten, was het toilet meestal buitenshuis geplaatst in een huisje, dat boven de beerput of boven een sloot stond.
In de gemeente Deurne werd tot medio 1940-1950 de ontlasting nog op grote schaal onder primitieve omstandigheden in een pot of emmer opgevangen of verdween in een gat in de grond.
Onderzoek
Van een onderzoek dat in 1904 in de gemeente Deurne en Liessel is uitgevoerd werd bekend dat er in die tijd in de gemeente geen gemeenschappelijke privaten voor kwamen. In 41 % van de gevallen werd het privaat buitenshuis aangetroffen, in 57 % in een stal of schuur, in 0,4 % was het binnenshuis te vinden en bij 0,8 % ontbrak elke voorziening.[1]
De inrichting van de aangetroffen privaten was in zeer veel gevallen echter allertreurigst. Voor de buitenprivaten werd soms gebruik gemaakt van een paar bossen stro, die schuin tegen elkaar gezet een ton met een plankje overhuifde, terwijl de privaten in de stal op dezelfde eenvoudige wijze waren samengesteld, maar dan zonder enige bedekking of afschieting. Allerlei min of meer gebrekkige tonnen moesten verder dienen om de fecaliën op te vangen en te bewaren. Een behoorlijke waterdichte afgesloten put kwam zo goed als niet voor. De privaten waren hoogst zelden door een deur afgesloten.
Bijnamen
Een privaat werd in het Deurnes dialect ook wel t klenste kimmerke, de plee, 't sakreijet, 't gemak, 't schijthòjs of 't heuske genoemd.
Een jeugdherinnering
In een artikel getiteld "Stront" schreef Huub Timmermans onder meer het onderstaande verhaal uit zijn jeugdherinneringen:
- In 1941-’42, tijdens de oorlog, kwam Japie bij ons wonen. Japie kwam uit Rotterdam en sprak een raar taaltje – echt Rotterdams wat wij soms na-aapten. “Japie pies in ‘n boogchie,” zeiden we om hem te plagen. Al dra begon hij krantenpapier in vierkante stukken te knippen, er een gaatje in te maken en ze aan een touwtje te rijgen wat hij ophing aan een spijker bij het heuske. Wij keken daar met enige verbazing naar en vroegen waarvoor dat bedoeld was. “Om je reet mee af te vegen, wat anders,” zei hij. Wij waren in eerste instantie stomverbaasd want daar hadden we nog nooit van gehoord. Bij ons ging dat in die tijd gewoon tegen je onderbroek! Je werd toch eens in de week verschoond – of was het om de twee weken? We hadden wel geen bad maar iedere week toch werd er een grote teil in de keuken op de tegelvloer gezet, wat water heet gestookt en met koud vermengd en kreeg al het jong grut een flinke wasbeurt. Nou ja, de laatste kwam er misschien hetzelfde weer uit als hij of zij er ingegaan was maar het was nu eenmaal het ritueel. Ik kreeg gelegenheid een bezoek te brengen naar Jaap zijn thuis in Rotterdam. Daar werd ik geconfronteerd met wat ze een wc noemden. Later op de Muloschool in Asten zou ik leren tijdens de Engelse les dat dit woord was afgeleid van water closet en als wc nog altijd gangbaar is te lande al vernoemen sommigen het ook als schijthuis, poepdoos of weduwe Cisca. Het leek me een prachtig gestoelte. Een ware filosofentroon! Na je behoeften gedaan te hebben moest je aan een ketting trekken en met een donderend geluid alsof het water van de Alpen neerstortte verdween het goedje. Een doortrekker werd het ook wel genoemd – een zeer juiste benaming want wanneer je aan de ketting trok, ging het goedje daar beneden er vandoor![2]
Bronnen, noten en/of referenties
|