Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Willem van Schaijk (1778-1864): verschil tussen versies

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(ho)
 
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 7: Regel 7:
| overl.plaats    = Deurne
| overl.plaats    = Deurne
| overl.datum    = 5 december 1864
| overl.datum    = 5 december 1864
| partner(s)      = (1) Henrica Kuijpers (<br>(2) Elisabeth Godfried (1778-1858)
| partner(s)      =Elisabeth Godfried (1778-1858)
| beroep(en)      = dagloner, schoenmaker, slager
| beroep(en)      = dagloner, schoenmaker, slager
}}
}}
Regel 16: Regel 16:
Willem was een zoon van [[Baltus van Schaik (1731-1792)]] en Heijltje  van Riedt (1737-1814).  
Willem was een zoon van [[Baltus van Schaik (1731-1792)]] en Heijltje  van Riedt (1737-1814).  


Hij huwde met Elisabeth Godfried (Godvrie, Godfri), (Bergen op Zoom 6 december 1778 - Deurne 29 juli 1858), dochter van Joannes Godfried en Maria Bosman.
Hij huwde met Elisabeth Godfried (Godvrie, Godfri(e)), (Bergen op Zoom 6 december 1778 - Deurne 29 juli 1858), dochter van Joannes Godfried en Maria Bosman.


Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:
Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:
Regel 37: Regel 37:
}}
}}
|}
|}
Bij de [[volkstelling van 1839]] woonde hij op het adres Derp 249a, later verhuisde hij naar een huurpand aan de [[Molenstraat]] op het tegenwoordige adres [[Molenstraat 2]].
Bij de [[volkstelling van 1839]] woonde hij op het adres [[Derp]] 249a, later verhuisde hij naar een huurpand aan de [[Molenstraat]] op het tegenwoordige adres [[Molenstraat 2]].


Een Wilhelmus van Sc(h)aijick, van gereformeerde religie, verwekte in 1799 en 1802 bij Henrica Kuijpers uit Vlierden twee buitenechtelijke kinderen, [[Wilhelmus van Schaijick (1799-1879)|Wilhelmus]] en  Maria. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat deze Willem van Schaijk de vader was, want bij het huwelijk van Wilhelmus junior in 1832 met Joanna Maria Menne was de vader van de bruidegom al overleden. Mogelijk was de vader van genoemde kinderen een zoon van [[Klaas Adam van Schaik (1731-1783)|Klaas Adam van Schaijk]] en Cornelis van Ommeren.
Een Wilhelmus van Sc(h)aijick, van gereformeerde religie, verwekte in 1799 en 1802 bij Henrica Kuijpers uit [[Vlierden]] twee buitenechtelijke kinderen, [[Wilhelmus van Schaijick (1799-1879)|Wilhelmus]] en  Maria. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat deze Willem van Schaijk de vader was, want bij het huwelijk van Wilhelmus junior in 1832 met Joanna Maria Menne was de vader van de bruidegom al overleden. Mogelijk was de vader van genoemde kinderen een zoon van [[Klaas Adam van Schaik (1731-1783)|Klaas Adam van Schaijk]] en Cornelis van Ommeren.


Op 5 mei 1858 kwam om 10 uur 's morgens de gepatenteerde slager Willem van Schaijk  verzoeken om een nuchter kalf te mogen slachten. Op de vraag van de commiezen of het kalf ter slachting was aangegeven, zei Van Schaijk: ''Ik zal het dadelijk doen''. Waarop de commiezen zeiden dat ze dat zouden controleren. Toen de commiezen even later het huis van Van Schaijk passeerden om de aangifte te verifiëren riep van Schaijk: ''Het kalf is er nog niet maar zal dadelijk komen''. Toen even later een van de commiezen opnieuw langs het huis kwam om zijn collega-commies te roepen voor de verificatie, zag hij dat de dochter van Van Schaijk uit huis kwam met enkele ponden vers nog warm zijnd kalfsvlees om dat naar slager Arnoldus Bekkers te brengen. Omdat de commies vermoedde dat Bekkers bij van Schaijk in de slagerij was gingen beide commiezen om elf uur de slagerij van Willem van Schaijk (wijk A.184) binnen en vroegen aan de vrouw van Van Schaijk om vertoning van de accijnskwitantie van het door hun aangegeven kalf. In de slachterij werd hangend de rechterzijde van een pas geslacht kalf aangetroffen, waaraan zich de huid van het hele kalf nog bevond, voorzien van waardeermerk. Toen trad Willem van Schaijk binnen die vergiffenis vroeg voor zijn strijdige handelwijze omdat hij geen ander kalf kon aanwijzen dat datgene dat al geslacht was.  
Op 5 mei 1858 kwam om 10 uur 's morgens de gepatenteerde slager Willem van Schaijk  verzoeken om een nuchter kalf te mogen slachten. Op de vraag van de commiezen of het kalf ter slachting was aangegeven, zei Van Schaijk: ''"Ik zal het dadelijk doen"''. Waarop de commiezen zeiden dat ze dat zouden controleren. Toen de commiezen even later het huis van Van Schaijk passeerden om de aangifte te verifiëren riep van Schaijk: ''"Het kalf is er nog niet maar zal dadelijk komen"''. Toen even later een van de commiezen opnieuw langs het huis kwam om zijn collega-commies te roepen voor de verificatie, zag hij dat de dochter van Van Schaijk uit huis kwam met enkele ponden vers nog warm zijnd kalfsvlees om dat naar slager Arnoldus Bekkers te brengen. Omdat ze vermoedden dat Bekkers bij Van Schaijk in de slagerij was, gingen beide commiezen om elf uur de slagerij van Willem van Schaijk (wijk A.184) binnen en vroegen aan de vrouw van Van Schaijk om vertoning van de accijnskwitantie van het door hun aangegeven kalf. In de slachterij werd hangend de rechterzijde van een pas geslacht kalf aangetroffen, waaraan zich de huid van het hele kalf nog bevond, voorzien van een keurmerk. Toen trad Willem van Schaijk binnen die vergiffenis vroeg voor zijn kwalijke handelwijze omdat hij geen ander kalf kon aanwijzen dat datgene dat al geslacht was.  


Op 29 juli 1858 verkochten schoenmaker Willem van Schaijk en zijn vrouw Elisabeth Godfrie aan winkelierster Maria Anna van Schaijk een kast, zes stoelen, twee schotels, een bed met toebehoren, een kist, twee tafels, kopjes, borden, lepels, twee potten, een ketel en al wat verder kon geacht worden tot de inboedel te horen, alsmede alle gereedschappen  tot het handwerk van Willem van Schaijk horende, samen voor een bedrag van 20 gulden.
Op 29 juli 1858 verkochten schoenmaker Willem van Schaijk en zijn vrouw Elisabeth Godfrie aan winkelierster Maria Anna van Schaijk een kast, zes stoelen, twee schotels, een bed met toebehoren, een kist, twee tafels, kopjes, borden, lepels, twee potten, een ketel en al wat verder kon geacht worden tot de inboedel te horen, alsmede alle gereedschappen  tot het handwerk van Willem van Schaijk horende, samen voor een bedrag van 20 gulden.


{{DEFAULTSORT:Schaijk,Willem van}}
{{DEFAULTSORT:Schaijk,Willem van}}

Versie van 5 mei 2020 21:10

Willem van Schaijk
Persoonsinformatie
Volledige naam Willem van Schaijk
Roepnaam Willem
Geboorteplaats Deurne
Doopdatum 9 augustus 1778
Overl.plaats Deurne
Overl.datum 5 december 1864
Partner(s) Elisabeth Godfried (1778-1858)
Beroep(en) dagloner, schoenmaker, slager
Stamboom.png Van Schaijk

Willem van Schaijk (1778-1864) was dagloner, schoenmaker en slager in Deurne.


Willem was een zoon van Baltus van Schaik (1731-1792) en Heijltje van Riedt (1737-1814).

Hij huwde met Elisabeth Godfried (Godvrie, Godfri(e)), (Bergen op Zoom 6 december 1778 - Deurne 29 juli 1858), dochter van Joannes Godfried en Maria Bosman.

Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:

  1. Leonardus, ('s-Gravenhage 3 april 1809 - Deurne 16 juli 1849). Hij huwde met Johanna Maria Kuijpers (1810-1866).
  2. Maria Anna, (Deurne 19 maart 1811 - Deurne 28 oktober 1888). Zij was winkelierster en bleef ongehuwd.
  3. Helene (Helena), (Deurne 21 oktober 1811 - Deurne 28 juni 1890). Zij bleef ongehuwd.
  4. Maria Elisabeth, (Deurne 17 januari 1813 - Heeze 18 oktober 1891). Ze was winkelierster en huwde met Wilhelmus Gutjens (Heeze 1801-1886 Heeze).
  5. Johanna Carolina (Carolina), (Deurne 5 januari 1815 - Deurne 21 mei 1816). Ze verdronk in een sloot. De vrouw van Willem verklaarde dat ze die dag rond een uur 's middags naar het huis van Jan van Horrik ging om daar een stoffer of spinnenjager te lenen. Toen ze weer thuis kwam miste ze haar 16 maanden oude kind Johanna Carolina en vroeg aan Peternel Rooijmans, de vrouw van Joseph Verdeuseldonk, die bij haar werkte, of zij wist waar haar dochtertje was. Ze antwoordde: "ze zal denkelijk wel buiten met andere kinderen spelen". Daarop zijn ze gaan zoeken en om het huis lopend, passeerde juist een kar van Arnoldus Kuijten en vroegen hem of hij het kind gezien had. Verder in de straat langs een sloot lopend, zagen ze het kind in het water liggen. Ze brachten het kind naar binnen en Elisabeth riep de hulp in van haar man, die op bed lag, maar dat mocht niet meer baten. De Astense dokter Artheijs verrichtte de lijkschouwing.
  6. Balthazar, (Deurne 10 januari 1817 - Deurne 29 november 1894) Hij was wever en bleef ongehuwd.
  7. Johanna, (Deurne 12 januari 1820 - Deurne 5 juni 1890). Zij huwde met Petrus van Hoof (1800-1879).
Bezig met het laden van de kaart...

Bij de volkstelling van 1839 woonde hij op het adres Derp 249a, later verhuisde hij naar een huurpand aan de Molenstraat op het tegenwoordige adres Molenstraat 2.

Een Wilhelmus van Sc(h)aijick, van gereformeerde religie, verwekte in 1799 en 1802 bij Henrica Kuijpers uit Vlierden twee buitenechtelijke kinderen, Wilhelmus en Maria. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat deze Willem van Schaijk de vader was, want bij het huwelijk van Wilhelmus junior in 1832 met Joanna Maria Menne was de vader van de bruidegom al overleden. Mogelijk was de vader van genoemde kinderen een zoon van Klaas Adam van Schaijk en Cornelis van Ommeren.

Op 5 mei 1858 kwam om 10 uur 's morgens de gepatenteerde slager Willem van Schaijk verzoeken om een nuchter kalf te mogen slachten. Op de vraag van de commiezen of het kalf ter slachting was aangegeven, zei Van Schaijk: "Ik zal het dadelijk doen". Waarop de commiezen zeiden dat ze dat zouden controleren. Toen de commiezen even later het huis van Van Schaijk passeerden om de aangifte te verifiëren riep van Schaijk: "Het kalf is er nog niet maar zal dadelijk komen". Toen even later een van de commiezen opnieuw langs het huis kwam om zijn collega-commies te roepen voor de verificatie, zag hij dat de dochter van Van Schaijk uit huis kwam met enkele ponden vers nog warm zijnd kalfsvlees om dat naar slager Arnoldus Bekkers te brengen. Omdat ze vermoedden dat Bekkers bij Van Schaijk in de slagerij was, gingen beide commiezen om elf uur de slagerij van Willem van Schaijk (wijk A.184) binnen en vroegen aan de vrouw van Van Schaijk om vertoning van de accijnskwitantie van het door hun aangegeven kalf. In de slachterij werd hangend de rechterzijde van een pas geslacht kalf aangetroffen, waaraan zich de huid van het hele kalf nog bevond, voorzien van een keurmerk. Toen trad Willem van Schaijk binnen die vergiffenis vroeg voor zijn kwalijke handelwijze omdat hij geen ander kalf kon aanwijzen dat datgene dat al geslacht was.

Op 29 juli 1858 verkochten schoenmaker Willem van Schaijk en zijn vrouw Elisabeth Godfrie aan winkelierster Maria Anna van Schaijk een kast, zes stoelen, twee schotels, een bed met toebehoren, een kist, twee tafels, kopjes, borden, lepels, twee potten, een ketel en al wat verder kon geacht worden tot de inboedel te horen, alsmede alle gereedschappen tot het handwerk van Willem van Schaijk horende, samen voor een bedrag van 20 gulden.