Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Arnoldus Joannes Hubertus Sengers (1861-1934): verschil tussen versies
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Infobox persoon | naam = Arnoldus Joannes Hubertus Sengers (1861-1934) | foto = 200px | tek...') |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 16: | Regel 16: | ||
Hij was het derde kind uit een gezin van zes kinderen van de landbouwer Willem Sengers en Maria Elisabeth Verschuuren. | Hij was het derde kind uit een gezin van zes kinderen van de landbouwer en later de burgemeester van Aarle-Rixtel, Willem Sengers (1830-1909) en Maria Elisabeth Verschuuren (1832-1868). | ||
In oktober 1875 vertrok hij voor zijn studie naar Weert. | |||
In oktober 1875 vertrok hij voor zijn studie naar Weert. | |||
Na zijn priesterwijding op 4 juni 1887 was hij in 1888 assistent te Vlierden. Daarna was hij achtereenvolgens kapelaan te Kaatsheuvel (1888), kapelaan te Geldrop (1892), kapelaan te Tilburg-Heuvel (1897) en pastoor te Cuijk (1908). In 1929 werd hij deken van het dekenaat Cuijk. | Na zijn priesterwijding op 4 juni 1887 was hij in 1888 assistent te Vlierden. Daarna was hij achtereenvolgens kapelaan te Kaatsheuvel (1888), kapelaan te Geldrop (1892), kapelaan te Tilburg-Heuvel (1897) en pastoor te Cuijk (1908). In 1929 werd hij deken van het dekenaat Cuijk. | ||
Versie van 4 apr 2017 20:42
Arnoldus Joannes Hubertus Sengers (1861-1934), de latere pastoor-deken van Cuijk, begon zijn priestercarrière te Vlierden waar hij in 1888 als assistent onder pastoor Boumans werkzaam was.
Hij was het derde kind uit een gezin van zes kinderen van de landbouwer en later de burgemeester van Aarle-Rixtel, Willem Sengers (1830-1909) en Maria Elisabeth Verschuuren (1832-1868).
In oktober 1875 vertrok hij voor zijn studie naar Weert.
Na zijn priesterwijding op 4 juni 1887 was hij in 1888 assistent te Vlierden. Daarna was hij achtereenvolgens kapelaan te Kaatsheuvel (1888), kapelaan te Geldrop (1892), kapelaan te Tilburg-Heuvel (1897) en pastoor te Cuijk (1908). In 1929 werd hij deken van het dekenaat Cuijk.