Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Klotgeld: verschil tussen versies

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
 
Geen bewerkingssamenvatting
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
[[Bestand:L53.430.jpg|thumb|400px|<small>foto collectie LHE - Jan van den Berkmortel</small>]]
Het zogenaamde '''klotgeld''' was een plaatselijke belasting die in de 18e eeuw in de steden Helmond en Eindhoven geheven werd op de verkoop van turf binnen de stad. Deze belasting werd ook wel aangeduid als ''Peelgeld'' of ''Turfgeld''.
Het zogenaamde '''klotgeld''' was een plaatselijke belasting die in de 18e eeuw in de steden Helmond en Eindhoven geheven werd op de verkoop van turf binnen de stad. Deze belasting werd ook wel aangeduid als ''Peelgeld'' of ''Turfgeld''.




Daarnaast moest ook nog eens [[weggeld]] betaald betaald worden om met een kar de stad binnen te mogen komen. Er rees rond 1724 in de dorpen, ondermeer in [[Deurne]], grote weerstand tegen deze belastingen. Men wilde in de dorpen weten met welk recht men dergelijke belastingen in de steden hief. Men bleek in Helmond inderdaad octrooien te kunnen tonen, zelfs van vóór 1648, waaruit bleek dat men wel degelijk dat recht bezat. Het klotgeld bedroeg destijds in Helmond anderhalve stuiver en in Eindhoven een stuiver. In een uitvoerig rekest aan de Raad van State vroegen de peeldorpen in 1726 naast vermindering van het weggeld ook om vermindering van het klotgeld tot 'n halve stuiver of 8 penningen. Het verzoek werd in Den Haag afgeslagen. Mogelijk is het klotgeld in de steden in 1728 afgeschaft, toen liep namelijk het verleende octrooi.
Daarnaast moest ook nog eens [[weggeld]] betaald betaald worden om met een kar de stad binnen te mogen komen. Er rees rond 1724 in de dorpen, onder meer in [[Deurne]], grote weerstand tegen deze belasting. Men wilde in de dorpen weten met welk recht men dergelijke belastingen in de steden hief. Men bleek in Helmond inderdaad octrooien te kunnen tonen, zelfs van vóór 1648, waaruit bleek dat men wel degelijk dat recht bezat. Het klotgeld bedroeg destijds in Helmond anderhalve stuiver en in Eindhoven een stuiver. In een uitvoerig rekest aan de Raad van State vroegen de peeldorpen in 1726 naast vermindering van het weggeld ook om vermindering van het klotgeld tot 'n halve stuiver of 8 penningen. Het verzoek werd in Den Haag afgeslagen. Mogelijk is het klotgeld in de steden in 1728 afgeschaft, toen liep namelijk het verleende octrooi.
 
Op 14 oktober 1727 werd het verzoek met betrekking tot het klotgeld van de dorpen Bakel, [[Deurne]], Asten en Someren behandeld bij de Raad van State en voor advies doorgestuurd naar thesaurier-generaal Van Heim. Uit dat verzoek blijkt dat de lasten voor de [[turfsteker]]s hoog waren vooraleer ze hun ''[[klòt]]'' aan de man konden brengen. Voor iedere kar turf moest betaald worden:
*weggeld 12 penningen
*bruggeld 4 penningen
*klotgeld 1 of 1½ stuiver
Als men bedenkt dat een kar turf niet meer opbracht dan 18 tot 24 stuivers en men voor dat geld niet alleen moest zwoegen in de [[boerenkuilen|peelkuilen]] maar ook nog anderhalve dag onderweg was met paard en kar dan was het leven van de turfsteker zwaar.


[[categorie:belasting]]
[[categorie:belasting]]

Huidige versie van 30 mrt 2020 om 13:38

foto collectie LHE - Jan van den Berkmortel

Het zogenaamde klotgeld was een plaatselijke belasting die in de 18e eeuw in de steden Helmond en Eindhoven geheven werd op de verkoop van turf binnen de stad. Deze belasting werd ook wel aangeduid als Peelgeld of Turfgeld.


Daarnaast moest ook nog eens weggeld betaald betaald worden om met een kar de stad binnen te mogen komen. Er rees rond 1724 in de dorpen, onder meer in Deurne, grote weerstand tegen deze belasting. Men wilde in de dorpen weten met welk recht men dergelijke belastingen in de steden hief. Men bleek in Helmond inderdaad octrooien te kunnen tonen, zelfs van vóór 1648, waaruit bleek dat men wel degelijk dat recht bezat. Het klotgeld bedroeg destijds in Helmond anderhalve stuiver en in Eindhoven een stuiver. In een uitvoerig rekest aan de Raad van State vroegen de peeldorpen in 1726 naast vermindering van het weggeld ook om vermindering van het klotgeld tot 'n halve stuiver of 8 penningen. Het verzoek werd in Den Haag afgeslagen. Mogelijk is het klotgeld in de steden in 1728 afgeschaft, toen liep namelijk het verleende octrooi.

Op 14 oktober 1727 werd het verzoek met betrekking tot het klotgeld van de dorpen Bakel, Deurne, Asten en Someren behandeld bij de Raad van State en voor advies doorgestuurd naar thesaurier-generaal Van Heim. Uit dat verzoek blijkt dat de lasten voor de turfstekers hoog waren vooraleer ze hun klòt aan de man konden brengen. Voor iedere kar turf moest betaald worden:

  • weggeld 12 penningen
  • bruggeld 4 penningen
  • klotgeld 1 of 1½ stuiver

Als men bedenkt dat een kar turf niet meer opbracht dan 18 tot 24 stuivers en men voor dat geld niet alleen moest zwoegen in de peelkuilen maar ook nog anderhalve dag onderweg was met paard en kar dan was het leven van de turfsteker zwaar.