Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Klotgeld
Het zogenaamde klotgeld was een plaatselijke belasting die in de 18e eeuw in de steden Helmond en Eindhoven geheven werd op de verkoop van turf binnen de stad. Deze belasting werd ook wel aangeduid als Peelgeld of Turfgeld.
Daarnaast moest ook nog eens weggeld betaald betaald worden om met een kar de stad binnen te mogen komen. Er rees rond 1724 in de dorpen, onder meer in Deurne, grote weerstand tegen deze belasting. Men wilde in de dorpen weten met welk recht men dergelijke belastingen in de steden hief. Men bleek in Helmond inderdaad octrooien te kunnen tonen, zelfs van vóór 1648, waaruit bleek dat men wel degelijk dat recht bezat. Het klotgeld bedroeg destijds in Helmond anderhalve stuiver en in Eindhoven een stuiver. In een uitvoerig rekest aan de Raad van State vroegen de peeldorpen in 1726 naast vermindering van het weggeld ook om vermindering van het klotgeld tot 'n halve stuiver of 8 penningen. Het verzoek werd in Den Haag afgeslagen. Mogelijk is het klotgeld in de steden in 1728 afgeschaft, toen liep namelijk het verleende octrooi.
Op 14 oktober 1727 werd het verzoek met betrekking tot het klotgeld van de dorpen Bakel, Deurne, Asten en Someren behandeld bij de Raad van State en voor advies doorgestuurd naar thesaurier-generaal Van Heim. Uit dat verzoek blijkt dat de lasten voor de turfstekers hoog waren vooraleer ze hun klòt aan de man konden brengen. Voor iedere kar turf moest betaald worden:
- weggeld 12 penningen
- bruggeld 4 penningen
- klotgeld 1 of 1½ stuiver
Als men bedenkt dat een kar turf niet meer opbracht dan 18 tot 24 stuivers en men voor dat geld niet alleen moest zwoegen in de peelkuilen maar ook nog anderhalve dag onderweg was met paard en kar dan was het leven van de turfsteker zwaar.