Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Rapport over de weg van Bakel naar Deurne van 1840

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

In het archief van het Provinciaal bestuur bevindt zich onderstaand rapport over de weg van Bakel naar Deurne van 1840 van districtscommissaris Wesselman, waarin hij verslag doet van de verbetering van die verbinding.[1]

Onderstaand volgt het letterlijk verslag.


Aan Gedep. Staten Policie

Weg van Bakel naar Deurne

Ik heb het genoegen u verslag te kunnen geven van eene in den loop van het jaar 1839 door mij tot stand gebragte nuttige daarstelling, welke voor verscheidene gemeenten van mijn district belangrijk is.

Tusschen de gemeenten Bakel-Milheeze Deurne en Liessel bestond voor zoo ver het territoir van Bakel betrof geen eigentlijk gezegde weg, maar wel een bij het uitgaan van het dorp door de akkers loopenden mistweg , die vervolgens in eene tusschen eenige huizen doorgaande kronkelende straat en dan door eene 3 à 400 ellen lange smalle lage steeg liep, welke in den zomer bij veelvuldige regen en in den winter gedurende 4 maanden onder water stond en zonder gevaar niet gepasseerd kon worden. Verder loopt deze weg, of liever het gevolgd wordende karrespoor, naar het gehucht den Meulenhof, alwaar zich eene brug over de zoogenaamde Kawijsche loop of Bakelsche Aa bevindt, en vandaar bestaat er een platte door de hoge heide loopende dijk tot in de kom van het dorp Deurne.

In het najaar van 1838 had ik het ongeluk van met mijn rijtuig in de hierboven gemelde steeg, die zich in eenen ellendigen staat bevond, om te vallen. Hierdoor opmerkzaam geworden onderzocht ik of er geene betere communicatie zoude te maken zijn.

Er bestaat een voetpad ter breedte van 1½ à 2 ellen door de heide in eene bijna regte lijn van toren tot toren loopende. Ik kwam op het denkbeeld om deze voetpad te verbreden en in eene gewone heirbaan te veranderen. Ik begaf mij op het terrein en bevond dat mijn plan uitvoerbaar was, doch met moeijelijkheden zoude vergezeld gaan, en die van Bakel. welke veel zouden moeten werken, niet ligtelijk hiertoe zouden te bewegen zijn, doch dat deze zwarigheid, eens overwonnen zijnde, er niet alleen altoos een goede weg zoude bestaan, maar ook dat dezelve tenminste 20 minuten gaans korter dan de thans in gebruik zijnde weg zoude wezen.

Wanneer het werk naar den eisch zoude tot stand gebragt worden, dan moest de weg onder Bakel door 2 kleine laagten of vennetjes loopen die 3 à 4 voet moesten aangehoogd worden. Er moest eene brug over de Aa of Kawijsche loop, die de scheiding tusschen Deurne en Bakel uitmaakt, gelegd en aan deze loop zelve eene veranderde rigting gegeven worden.

Bij gelegenheid van mijne rondreize deed ik opening van mijn plan aan het gemeentebestuur van Bakel en Milheeze. In den beginne was men hiertoe weinig genegen. Men beweerde dat de ingezetenen van Bakel weinig belang bij zoodanigen weg hadden, dat hij alleen zoude dienen voor diegenen die zich uit de kom van het dorp naar Deurne begaven, dat er in de zomer en bij droogte door de heide langs den voetpad heidspooren naar Deurne genoeg liepen, dat deze harder zijnde men er meerder gebruik dan van den zandigen nieuwen weg zoude maken, en dat er uit Milheeze en andere gehuchten wegen en heisporen nader dan de nieuwe weg naar Deurne liepen en men des winters geene communicatie met Deurne noodig had of dat degenen die er met karren zijn moesten den oude thans gebruikelijken weg wel konden volgen.

Na dit aangehoord te hebben bragt ik het gemeentebestuur in het alternatief óf den nieuw geproponeerden weg te maken óf den ouden zoodanig te herstellen dat dezelve ten allen tijde van het jaar bruikbaar was. Dat in dit geval de bewuste steeg ten minste 1½ el zoude moeten verhoogd en 3½ à 4 el zoude moeten verbreed worden, hetgeen niet dan zonder aanzienlijke kosten zoude kunnen geschieden. Ik bragt hen verder onder het oog hoe gerieflijk een goede weg, die de afstanden 20 minuten gaans korter maakt, boven eenen slechten te prefereren is, dat de passage van Deurne, Vlierden, Asten en Someren naar Gemert, die thans door eenen verwijderden uithoek van Bakel loopt, in het vervolg door het dorp zoude komen en dat het daar en boven voor Bakel geene onverschillige zaak is om in het vervolg eenen goeden weg in den winter naar de kantonnale hoofdplaats Asten te hebben. Men nam nu genoegen met mijn voorstel.

Eenige dagen daarna, op mijn rondreis te Deurne komende, proponeerde ik hetzelfde met de kennisgeving hoe ver ik te Bakel gevorderd was. Hier vond mijn voorstel, zoo als ik wel verwacht had, volstrekt geen tegenkanting. De raad erkende volmondig dat Deurne meerder belang bij den nieuwen weg dan Bakel had, vooral wegens de betere communicatie met Gemert, werwaarts van Deurne vooral des winters veel turf vervoerd wordt. Staande vergadering werd er eene commissie uit den raad benoemd, bestaande uit den burgemeester en beide assessoren, om eene door mij nader te bepalen bijeenkomst te Bakel bij te wonen ten einde eene schikking aan te gaan.

Deze bijeenkomst werd onder mijn presidie eenige dagen daarna te Bakel op het raadhuis gehouden. Men kwam overeen:

  1. Dat er van het gehucht Overschoot onder Bakel in eene zoo veel mogelijke regte lijn op de toren van Deurne eenen nieuwen weg zoude gemaakt worden, den tegenwoordigen voetpad met afsnijding der kronkels volgende, ter breedte van 10 ellen binnen de sloten die in hoogte boven 1½ el wijd zouden zijn, de laagten zoo veel breeder als er tot aanhooging van den weg noodig zoude zijn.
  2. Dat iedere gemeente den weg op hare jurisdictie zoude maken en naderhand in behoorlijken staat zoude onderhouden.
  3. Dat in aanmerking genomen zijnde dat doordien het terrein onder Bakel door twee laagsten loopende veel moeijelijker als onder Deurne is, en er eene gemetselde zuil dwars door den weg in eene dier laagten moest gelegd worden de verandering in den waterloop voor en achter de nieuwe te makene brug voor rekening van Deurne zal komen.
  4. Dat er eene goede sufficante brug over de Kawijsche loop of Kleine Aa, de scheiding der respectieve gemeenten uitmakende, voor gemeenschappelijke rekening, ieder voor de helft, zoude gemaakt en onderhouden worden.

Nadat dit bepaald was kwam men nader overeen dat Bakel het benodigde hout, hetgeen voorhanden was, zoude leveren, welk hout men naderhand zoude taxeeren, dat Deurne voor den aankoop van steenen, kalk, tras en ijzerwerk zoude zorgen, dat het werk door eenen te Bakel woonenden timmerman en eenen te Deurne woonenden metzelaar, beide vertrouwde menschen, onder toezigt der beide gemeentebesturen zoude verrigt worden en dat men na voltooijing van het werk alles zamen zoude verrekenen.

Tengevolge dezer overeenkomst heeft men in de maand sept. l.l. eene sterke schoone brug gelegd, die ik opgenomen en in de beste order bevonden heb, zoodanig dat zij in de eerste 30 jaar geene reparatiën zal vorderen.

Bakel heeft den weg onder hare jurisdictie rotsgewijze gemaakt. Toen ik dezelve den 14 october l.l. opnam waren de lage moeijelijke vakken bij gunstig droog weder afgewerkt, en meer dan 40 menschen waren er ijverig aan bezig. De burgemeester, die bij het werk présent was, beloofde mij er niet te zullen afscheiden voordat alles in order was. De gemeente Deurne kon het werk niet bij rotten doen uitvoeren wegens de verre uiteenwoning der ingezetenen, waarvan een aantal meer dan 3 uur ver van het werk verwijderd wonen. Men heeft eerst een vakje onder bestendig toezigt van den burgemeester of een der assessoren in daggeld laten bewerken om eene goede rekening te kunnen maken en vervolgens heeft men de 100 ellen door f 4,50 aan arme daglooners aanbesteed, aan welke men daardoor gedurende de maanden november en december werk en brood heeft verschaft.

Voor eenige dagen heb ik het berigt ontvangen dat alles is afgewerkt, opgenomen en in order is bevonden. Ik heb gemeend niet ondienstig te zijn u van een en ander een verslag te geven en twijfel niet of deze voor de daarbij betrokkene gemeenten belangrijke daarstelling zal de goedkeuring van u wegdragen.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Het origineel rapport is gedateerd 13 januari 1840 en bindt zich in het BHIC archief Provinciaal Bestuur toegang 17 inv.nr. 12227.