Brandschatting

Deurne en Vlierden zijn in vroeger eeuwen niet aan brandschatting ontkomen.

Rondtrekkende legertroepen dreigden het dorp in brand te steken of te plunderen als er niet een flinke som geld op tafel gelegd werd.

Tijdens de Gelderse Oorlogen had Deurne zwaar te lijden van de doortrekkende legers en de brandschattingen die werden opgelegd. In 1512 ging, met Bakel en Asten, ook een deel van Deurne in vlammen op. Tot 1515 had Deurne maar liefst 29.547 gulden aan brandschatting moeten betalen, een voor die dagen enorm hoog bedrag. Daarmee was de brandschatting voor Deurne bijna even hoog als voor het hele kwartier Kempenland.

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog verbeterde de situatie niet. Zowel door de Staatse troepen als door de Spanjaarden werd de bevolking nog armer gemaakt dan ze al was door hoge brandschattingen. Soms konden de te betalen bedragen niet volledig of binnen de gestelde termijnen worden betaald. Zo was in juni 1590 Deurne een van de dorpen in de Meijerij die die nog een flink geldbedrag schuldig was. Door de Raad van State werd Deurne daarom aangewezen als een van de plaatsen waar een commissie toestemming kreeg om uitgebreid beslag te leggen op waardevolle goederen, het zogenaamde executeren. De brandschattingen werden dus formeel door het hoge gezag gelegitimeerd. In de periode 1587-1590 betaalde Deurne maar liefst 37.245 gulden aan oorlogslasten.

In december 1688 scheelde het maar een haartje of heel Vlierden was in vlammen opgegaan. Brandenburgse legertroepen waren Vlierden binnengetrokken en dreigden het hele dorp te gaan platbranden. Door maar liefst 5000 gulden brandschatting te betalen kon bewerkstelligd worden dat ze het dorp ongemoeid weer verlieten. Veel dorpen in de omgeving die het geld niet op konden of wilden brengen gingen in die dagen in vlammen op.