U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Brand van 4 tot 7 mei 1927

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De veenbrand van 4 to 7 mei 1927 op de grens van de Deurnese Peel van de gemeente en de concessie van de Maatschappij Helenaveen haalde de kranten niet maar zette de verhouding tussen de gemeente en de Maatschappij weer eens op scherp, zoals blijkt uit het daarvan gemaakte rapport.


Naar aanleiding van een plaats gehad hebbende veenbrand ter plaatse genaamde vijfde wijk te Helenaveen op de scheiding van Helenaveen-Deurne heb ik, Arnoldus van den Heurik, veldwachter der gemeente Deurne, tevens onbezoldigd Rijksveldwachter in opdracht van den Heer Burgemeester der gemeente Deurne een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van dezen brand op en zijn door mij gehoord Woutherus Kortooms, directeur van het gemeentelijk veenbedrijf Deurne, die verklaarde.
Op 4 mei 1927 is in de veenderij der gemeente Deurne ter plaatse vijfde wijk een hoeveelheid turf verbrand zijnde 43 m³ a ƒ 1,50 per Meter, voor de waarde van ƒ 64,50. Wegens bluschloon is door ons uitbetaald ƒ 27,65, zoodat voor een nadeel aan de gemeente is gedaan, door voornoemden brand, voor het gezamelijk bedrag van ƒ 92,15. Naar ik heb horen zeggen is de brand ontstaan op de eigendommen der Maatschappij Helenaveen, grenzend vlak aan de eigendommen der gemeente Deurne. Meer inlichtingen kan ik niet geven.
Daarna hoorde ik Geert Derks, veenbaas der Maatschappij Helenaveen, die verklaarde.
Op 4 mei ging ik, zonder hiervan opdracht te hebben van mijn baas, met twee werklieden van ons, om brand te blusschen in de veenderij te Helenaveen ter plaatse vijfde wijk, grenzende aan de gemeente Deurne. Toen zoowat een halven Hectare was afgebrand konden wij het vuur geen meester meer blijven en sloeg over op de gemeente Deurne. Ik heb toen direct den Directeur der Maatschappij Helenaveen laten waarschuwen en zooveell het in ons vermogen was het vuur gebluscht op de gemeente Deurne. Dicht bij den brand was het werkvolk van de gemeente Deurne een schip turf aan het laden, waar ook een opzichter genaamd Neervens bij was. Wanneer dien persoon met zijn ploeg direct gekomen was toen ik hem riep, waren wij het vuur gemakkelijk voor geweest. Wij hebben later met behulp van de Deurnesche arbeiders het vuur gebluscht gekregen, zoodat het vuur gedaan was. Daags nadien heb ik twee onzer arbeiders op de veenderij Deurne laten blusschen met water, reden het nog hier en daar rookte. In het geheel is van de gemeente Deurne niet meer turf verbrand dan een goeie kruiwagen vol, die er meer verbrand is zal wel aan hun eigen te wijten zijn. Meer inlichtingen in deze kan ik niet geven.
Daarna hoorde ik Berend Derks en Hendrik Oosterveen, beiden arbeiders der Maatschappij Helenaveen, die eensluidend verklaarden:
In den voormiddag van 4 Mei 1927 des voormiddags te circa 10 uur kregen wij van den veenbaas Derks opdracht, des namiddags van dien zelfden dag te een uur te komen aan de grenswijk Deurne. Wij moesten ieder een emmer medebrengen om vuur te blusschen. Toen wij ter plaatse kwamen zagen wij geen vuur in de veenderij. Wij moesten ons versprijden, en opeens zagen wij dat het flink brandde op eigendom der Maatschappij. Het vuur nam zóó toe, zoodat wij het niet gekeerd konden krijgen en overslag op de gemeente Deurne. Wij hebben toen met ons drieën gedaan wat wij konden om brand in de veenderij Deurne te voorkomen, wat ons dan later met behulp der Deurnesche arbeiders gelukte. Op vijf mei 1927 hebben wij den gehelen dag op gronden van de gemeente Deurne vuur uitgedaan met water, reden er anders gevaar bestond om dieper in te branden. Toen wij des avonds naar huis gingen meenden wij dat alle gevaar geweken was, en was in het geheel niet meer turf van de gemeente verbrand dan twee kruiwagens vol. Hoe of den brand ontstaan is ons niet bekend.
Daarna hoorde ik Adrianus Bos, directeur van de Maatschappij Helenaveen, die, nadat ik hem met het vooromschreven had in kennis gesteld, antwoordde.
Over den brand in de Veenderij Deurne, of wat hiervan de oorzaak, of op wiens last brand ontstaan is in de Veenderij der Maatschappij wensch ik geen woord te spreken, doch voeg ik er wel aan toe. Zoodra ik vernam dat het vuur was overgegaan va ons veld op de gemeente Deurne, reed ik direct per auto naar Bruggenwirdt, iets wat Deurne tegenover de Maatschappij nog nooit gedaan heeft. Wanneer er te Deurne Heeren zijn die meenen de schuld aan ons ligt moeten zij maar eens terug denken aan den grooten veenbrand van 1915, toen kwam het vuur van de eigendommen van Deurne in ons veld. Meer inlichtingen kan ik u niet geven.
Daarna hoorde ik Henri Neervens, veenbaas der veenderij Deurne, die verklaarde:
Op de namiddag van 4 Mei 1927 zag ik dat enkele personen bij een veen- en heidebrand waren op de eigendommen der Maatschappij Helenaveen. Ik zag dat het geweldig brandde langs de grens van Deurne aan onze veenderij. Ik had ook wel gehoord, dat een hunner op ons riep, doch gaf direct geen gehoor. Toen ik zag dat het vuur in onze veenderij zat, ging ik direct met de ploeg die aan het scheepladen was, helpen en werden dan ook het vuur zoo wat meester, zoo dat de vlam weg was. Nadien is blijkbaar door den toen aanwezigen hevigen wind later wederom vlam gevat en is er een groote 40 m³ zwarten turf verbrand. Steeds zijn van de veenderij Deurne arbeiders bij den brand geweest en eerst op Zaterdag 7 mei 1927 was het vuur geheel gebluscht. Ik heb geen arbeiders van Helenaveen op 5 mei 1927 in onze veenderij brand zien blusschen. Ik vermoed zeer sterk dat den veenbrand, ontstaan op de eigendommen te Helenaveen, geschied is, op last van den directeur der Maatschappij. Reden, toen Bos bij den brand kwam en ik hem zeide dat het toch heel gevaarlijk was zoo laat in den tijd nog te stooken, antwoordde hij: "Dit was ook juist het laatste". Ik meende dit nog gauw af te stooken om later nog een mooie weide te hebben voor wat beestjes". Meer inlichtingen kan ik u niet geven.
Verder verklaar ik veldwachter, dat uit het onderzoek mij wel gebleken is, dat de veen- en heidebrand zeer vermoedelijk op last van den Directeur A. Bos, is geschied, doch dat het onder hem staand personeel bang is een deugdelijke verklaring af te leggen. Dat voornoemden Directeur geen schriftelijke vergunning had van den Heer Burgemeester der gemeente Deurne, om eigen onroerend goed in brand te steeken.
Gesloten te Deurne 18 Mei 1927.