Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Arnoldus
Arnoldus werd in 1243, 1256, 1267 genoemd als investiet van de kerk van Bakel (en daarmee ook van Deurne) en kan beschouwd worden als de vroegst bekende pastoor van Deurne.
In 1267 werd hij genoemd als canonicus Eickensis (Aldeneik) et investitus ecclesie de Backel.
Er bestonden oude banden tussen de abdijen Echternach en Aldeneik.[1]
Een keizerlijke oorkonde van 1155 noemt de 'abdij van Hilvarenbeek' -naast die van Aldeneik en Thorn- onder de instellingen in het bezit van de kathedraal van Nôtre-Dame en Saint-Lambert te Luik. Een eeuw later, in 1246, trad de proost van Aldeneik -naast de hertog van Brabant en de lokale heer- op als mede-patroon van het kapittel.
Een latere traditie schrijft de kapittelstichting toe aan dezelfde vrouwe Hildewaris die het kapittel van Sint-Oedenrode gesticht zou hebben. Het kapittel van Aldeneik was direct afhankelijk van de bisschop en van het domkapittel. Toen hertog Hendrik I in 1231 van de graaf van Gelre de rechten op het zogeheten graafschap Sint-Oedenrode kocht was het patronaat over het kapittel van Sint-Oedenrode daarbij klaarblijkelijk inbegrepen.[2]
Er wordt tegenwoordig niet meer getwijfeld aan het feit dat Bakel en Deurne in het graafschap Rode lagen. Als voogd van Echternach en als beschermheer van het kapittel van Sint-Oedenrode -dat onderhorig was aan de bisschop van Luik- kan de graaf van Rode ook connecties hebben gehad met het kapittel van Aldeneik, ook al vanwege de connecties daarvan met Echternach.
In 1246 was de proost van Aldeneik mede-patroon van het kapittel van Hilvarenbeek, dat in elk geval nauwe banden had met het kapittel van Sint-Oedenrode, ofwel vanwege de mogelijk gemeenschappelijke stichteres en anders via de gezamenlijke beschermheer, de graaf van Rode. Toen was er dus al minstens drie jaar een pastoor in Bakel die ook kanunnik in Aldeneik was.
Een ander feit is, dat Arnoldus in 1267 betuigt dat hij de benoeming in Bakel kerkrechtelijk te danken had aan Engelbert van Ysebruck, aartsdiaken van Luik. Hierover was een geschil ontstaan met de abt van Echternach, die het collatierecht had en kanunnik Arnoldus van Trier, mogelijk ook azend op die benoeming. Als scheidsrechter was door beide partijen aanvaard Hugo van Insula, deken van Thuin. De uitkomst van de arbitrage is niet bekend.
Bronnen, noten en/of referenties
|