Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Kapel op de Grotenberg
De kapel op de Grotenberg werd na de Vrede van Münster op Venrays grondgebied, behorend bij Spaans Gelderland en dus buiten de grenzen van de Republiek, opgericht zodat de katholieke Deurnese bevolking daar vrij de eredienst kon uitoefenen.
Eerste bedehuis[bewerken | brontekst bewerken]
Toen bij de vrede tussen Spanje en de Republiek in mei 1648 de uitoefening van de katholieke godsdienst verboden werd, konden de inwoners van Heitrak en Moosdijk naar de parochiekerk van Meijel. De overige Deurnenaren waren aangewezen op Venray.
Direct na de Vrede van Münster werd er door de inwoners van Deurne na voorafgaande toestemming van Venray op de Grotenberg een cleijn huijsken off hutteken gebouwd, waar men terecht kon voor het houden van katholieke godsdienstoefeningen. In september 1649 verklaarden de Deurnese bestuurders, met goedkeuring van de heer van Arcen, de heer van Deurne en de drossaard van het Land van Kessel, in een op perkament gesteld document dat zowel voor dit huisje als voor toekomstige gebouwen op die plek die van Venray daarvan op geen enkele manier nadeel zullen ondervinden.[1]
Waarschijnlijk werd daar kort daarna een grote kapel gebouwd. Van protestantse zijde in Deurne werd direct geklaagd bij Venray dat de door hen gebouwde paepsche kerkschuur op Deurnes grondgebied stond. De stichting van deze kerkschuur was het begin van een geschil over de juiste ligging van de grens tussen de Republiek en Spaans Gelderland, dat duurde tot 1716, toen de zogenaamde limietscheijding geregeld werd bij het Tractaet van Venlo van 20 november 1716.
Over die eerste kerkschuur weten we vrijwel niets, dan dat ze immediatelijck naer de publicatie van den vrede door die van Venroy selfs is getimmert. In 1716 werd deze schuur nog ter sprake gebracht. We vinden daaromtrent de volgende schepenacte:
- Compareeren voor Antony Evert Hurckmans en Gerard Hanewinkel, schepenen der heerlijkheid Deurne: Jan Symons van Overlandt, oud omtrent 83 jaren, Peter Driessen de Ketelaer, oud omtrent 80 jaren, Jan Cornelis Smits, oud omtrent 72 jaren, Hendrik Willem van Varsel, oud omtrent 70 jaren, gerichtelijk gedaagd, ter instantie van Gerardus Sulyard (1691-1730), baron de Leeffdael, verklaren: dat kort na 't sluiten van den Spaanschen Vrede in 1648, door de Staten-Generaal zeer scherpelijk was geinterdiceerd de exercitie van de oefening van de Roomsche religie, als wanneer de Roomschgesinde ingesetenen hun godsdienst zijn gaan oefenen een groote distantie boven over den Grootenberg, Roywaarts, en dat sedert het midden van 't somer saysoen van 1649, tot dat naderhand een Huys of capelle op Grootenberg voors. is getimmert geworden; verklaren verder, dat sy dikwils en verscheyde malen, als wesende van de Roomsche religie, aldaar de oefeningen en exercitie van de selve religie hebben bijgewoont ter plaatse voors. boven Grootenberg. 5 Sept. 1716.
De kapel[bewerken | brontekst bewerken]
Die schuur schijnt ruim een jaar als kerk in gebruik te zijn geweest. In de zomer van 1649 werd er een stenen kapel betrokken, die stond op de plaats waar zich nu 't kruis bevindt. Deze kapel werd later nog herhaaldelijk vergroot en verbeterd. In stukken uit die tijd werd het genoemd: de Capelle op den Grootenberch.
In 1649 liet de Deurnese schout Otto de Visschere zijn huis in 't Haageind, niet ver van de kerk, afbreken. Het materiaal van de afbraak bestemde hij voor de nieuwe kapel op de Grotenberg. Ook van andere zijden waren nog materialen aangevoerd (in Deurne werden jaarlijks steenovens gestookt) en omstreeks midden juli was de nieuwe kerk gereed.
Ze had geheel en al 't aanzien van 'n huis, was vrij van alle overheidsbepalingen gebouwd en zag er, de omstandigheden in aanmerking genomen, vrij goed uit. Ouwerling meende dan de kerk werd betrokken op 25 juli 1649, de feestdag van Sint-Jacob die in dat jaar op een zondag viel. Peter Geverts Colen, destijds borgemeester en schepen van Deurne, schreef namelijk achter in zijn kerkboek de volgende Memorya:
- Dat op Synt Japickx der Appostelen dag, in het jaer ons Heeren 1649, sone groeten rewijn en verboedt van de Hooch mogende Staeten van Hollant is gewest in ons gemeynte van Dorne, dat men over Grootenberch op het Roets[2] heeft gepreeckt ende mijs gedaen voor die van Dorne en Vlijerden, om datter eene Predikant van Hollant in de kercke van Dorne preeckten met den guessen scolmester was daer in, oude Pouwels Thonys Colen soon was daer ook in en spulden op het elgeren[3] ende custers vrou met hun vyeren waren daer in. Sove dan Goodt gelieft thee versyen, als 't hum sal gelieven. Ik segge het is gesegt den 25 julijus 1649 op St. Jacobusdach der Appostelen. Dit hebbe ick Peter Gevarts Colen opgetekent om te onthouden. En was geteekend Peter Gevert Colen, out-schepen in Doerne zynde geweest in zyn leven lange jaren schepen alhier .
Paulus Antoni Colen was als organist door de raad aangesteld op een salaris van 50 gulden per jaar. Hij begeleidde met zijn spel het gezang der kleine protestantse gemeente en gaf waarschijnlijk na dat jaar zijn functie als organist op, want hij was katholiek. Paulus was de zoon van president-schepen Antonius Colen en van Machtelt Dirckx. Zijn familie hoorde tot de notabelen van 't dorp. Naar zijn handschrift te oordelen was het een bekwaam man. Op 5 september 1667 overleed hij. Zijn broer Lambert was tot het protestantisme overgegaan.
Op die Sint-Jacobsdag 1649 was het ongetwijfeld drukker op de Grotenberg dan in de oude parochiekerk. Niet alleen omdat men toen bezit nam van het nieuwe bedehuis, maar men verwachtte er ook Johan François Godefroid Huijn van Geleen, de heer van Deurne die te Horst op het kasteel verbleef. Deze kwam echter niet opdagen. In de rekening van De Visschere komt de volgende post voor:
- Item op den 25 dito (25 juli 1649), als men op Grotenberch dienst hadde gedaen, by de Regeerders aen wijn, bier en cost met genomen, meynende dat syne genade van der Horst aldaer soude tegencomen, twelck beloopt in gelt volgens mijne vrouw aenteykeninge 4 gl., 18 st.
Omdat men in Venray geen problemen wilde krijgen met betrekking tot de Deurnese kapel die op haar grondgebied stond, werd op 7 september 1649 de volgende akte opgesteld:
- Wij schout, schepenen en regeerders van de heerlijkheid en dingbank van Deurne in het Kwartier van Peelland, gelegen in de Meijerij van de stad Den Bosch, verklaren bij deze plechtig voor ons en onze nakomelingen dat ten behoeve van ons en van onze buren in de Venrayse Peel nabij de Grotenberg op Gelders grondgebied, na voorafgaande toestemming van de schepenen, regeerders en burgers van het kerspel Venray (na verkregen advies en toestemming van de hoogedelgestrenge heer Marcel van Gelder, heer te Aerssen en drossaard van het land van Kessel) op verzoek van onze naburen en van de graaf van Huijn, baron van Horst en heer van de heerlijkheid Deurne, namens en door de inwoners van Deurne een huisje of hutje op Venrays en dus Gelders grondgebied is gebouwd om daarin de katholieke godsdienst uit te oefenen en daar vrij de almachtige God te kunnen eren en dienen, omdat in de genoemde Meijerij de uitoefening van de katholieke religie is verboden door de hoogmogende heren Staten Generaal der Verenigde Nederlanden. Daarom verklaren wij voor ons en voor nakomelingen bij deze dat het genoemde huisje of hutje of alles wat later, na voorafgaande verkregen toestemming of advies zoals hiervoor beschreven, ten behoeve van onze inwoners daarbij door ons zal worden gebouwd, nooit ten nadele van de gemeente Venray mag geschieden, mocht daar onenigheid over ontstaan. En om daarvan plechtig kennis te geven, hebben wij schout, schepenen en regeerders van de heerlijkheid Deurne ons dorpszegel aan deze verklaring laten hangen en door onze beëdigde secretaris laten schrijven en ondertekenen. Gegeven op 7 september van het jaar 1649.[4]
Boetes[bewerken | brontekst bewerken]
Otto de Visschere moest, daartoe mogelijk gedwongen door de hogere overheid, de touwtjes strakker aantrekken en hij verbood in juni 1650 officieel aan pastoor Jacobs, de voormalige koster-schoolmeester Laurens de Louw en Marcelis Jan Celen om katholieke erediensten te houden of illegaal les te geven aan de kinderen.
Toen de Deurnenaren de nieuwe wetten vanuit Den Haag massaal overtraden moest de vorster bij de volgende personen, mogelijk omdat zij onderdak verleend hadden voor godsdienstoefeningen, gaan pandhalen:
- Mathijs Aert Teggers: zes melkkoeien
- Jan Marcelis in den Heijacker: een paard, 30 schapen en een koe
- Jacob Joosten den Hoeijmaecker: vier melkkoeien
- Anneke, de weduwe van Cornelis Marcus de Mulder: zeven stuks vee waaronder vijf melkkoeien
- Jan Willem Robben: kisten, kasten, een bed en het weefgetouw
- Jan Pauwels, rentmeester op het huis te Liessel: kisten, kasten en meerdere meubelen
- Andries van Breij te Liessel: 14 melkkoeien
- Jan Eijmers te Liessel: vier melkkoeien
- Dries Tijssen Verhees op het Vloeieind: twee paarden.
- Michiel Adam Willems als gebruiker van het huis van zijn schoonvader Claes Tijssen de Snijder op het Vloeieind: twee melkkoeien
- Jan Joosten Horevoirts, hier kon niks worden afgepand omdat het huis gesloten werd aangetroffen en er niets viel af te panden.
Het werd De Visschere door de Deurnese bevolking zeer kwalijk genomen dat hij deze boetes liet opleggen, te meer omdat hij er daarvan meer dan tweehonderd gulden in eigen zak kon steken. Er werden zelfs geruchten verspreid dat de grond waarop de kapel gebouwd was op Deurnes grondgebied stond en dat De Visscher de mensen er naar toe wilde lokken om ze zo te kunnen beboeten en daarvan door de boetes flink kon profiteren.
Heimolen[bewerken | brontekst bewerken]
Na de sluiting van de grote kerk en tijdens de bouw van de kapel op de Grotenberg schijnt er dikwijls mis gelezen te zijn in het huis van de mulder Cornelis Marcus Hikspoors, of juister gezegd van zijn weduwe Anneke, dus bij de windmolen op het Heieind onder 't gehucht Vreekwijk tussen Deurne, Liessel en Vlierden. 't Was een afgelegen maar voor het doel zeer gunstig gelegen woning, precies tussen Vlierden, Liessel en Deurne in.
Herinneringsmonument[bewerken | brontekst bewerken]
Rond 1840 werden op de plek waar vroeger de kapel stond zeven lindebomen geplant bij een kruis. Bij het kruis stond aanvankelijk ook een witgeverfd eikenhouten bord, dat in zwarte letters het volgende opschrift droeg:
- Dit kruis werd geplant ter gedachtenis van een kapel door Deurne op deze plaats opgericht in het jaar 1649 tijdens de sluiting der Roomsche kerken in de Meierij van 's-Hertogenbosch om alhier de godsdienstoefeningen te verrichten.
God is uw Schepper, wees Hem steeds dankbaar,
God is uw Vader, bemin hem ten allen tijden,
God is uw Regter, vrees Hem, o, christenschaar,
En bid dat God u geleide in Peel of in heide.
Offer hier tot lafenis van de zielen in 't vagevuur.
- Dit kruis werd geplant ter gedachtenis van een kapel door Deurne op deze plaats opgericht in het jaar 1649 tijdens de sluiting der Roomsche kerken in de Meierij van 's-Hertogenbosch om alhier de godsdienstoefeningen te verrichten.
't Houten bord werd later vervangen door een ijzeren plaat, die ongeveer hetzelfde opschrift droeg. Nu staat er een steen (zie afbeelding) met dezelfde tekst.
Bronnen, noten en/of referenties
|
Bronnen, noten en/of referenties |