Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis
Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand.

Vorster

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De vorster was een functionaris binnen de heerlijkheid, van wie de werkzaamheden zo'n beetje het midden hielden tussen die van de huidige gemeentebode, de deurwaarder en de politieagent. In de heerlijkheden Vlierden, Deurne en Liessel werd de vorster door de heer zelf benoemd en beëdigd.


Vorster van Vlierden[bewerken | brontekst bewerken]

Taakomschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Op 10 juli 1778 passeerde voor de schepenen van Vlierden een akte, waarbij Johan Franciscus d'Aumerie, de heer van Vlierden, Gerard van Schaijk als vorster en gerechtsdienaar aanstelde.

Zijn voorganger Jan Wijnants was aangesteld als schoolmeester te Liessel en had de heer d'Aumerie laten weten het ambt van vorster niet langer te kunnen bedienen en vroeg ontslag. Bij de aanstelling van Van Schaijk werden alle taken van de vorster nog eens nauwkeurig op een rij gezet, waarin toch wel wat interessante details over dit ambt naar voren komen. Bij onderstaande opsomming wordt zoveel mogelijk de authentieke tekst gevolgd.

Gerard van Schaijk, de nieuwe vorster van Vlierden, beloofde aan de heer van Vlierden:

  1. zijn regt en geregtigheid te zullen waarnemen, alle overtreeders der wildbaan en andere contraventeurs te calangeeren en aan den heere officier aan te brengen, op alles agt te slaan en verders de placaten van de landen en keuren van den Heer en Regenten over te brengen.
  2. ten allen tijden, in alle ocasie, den heere ten dienste te staan, sonder oijt enig salaris daer van te pretenderen, direct of indirect.
  3. den heer drossard en schepenen ten dienste te staan op sodanige salaris als van de gemeente jaarlijks is genietende, dat hij ook aan alle, die onder de eed van Vlierden zijn staande, alle respect en gehoorsaamheid sal bewijsen, als mede gehouden sal zijn de zitdaegen voor de borgemeesters en collecteurs te beleggen.
  4. dat hij ook tweemaal des weeks het gandschen dorp door patroulieren zal, alle vreemde bedelaaren weeren en verdagte persoonen apprehendeeren zal en aan den officier aanbrengen, binden, sluijten en ontsluijten, bewaaren en bij condemnatie tot op het schavot geleijden.
  5. dat hij alle zondagen aan drossard of bedienden en president zal komen vragen of er iets van gemeentens wegen moet worden gepubliceerd en ook geen proclamatien te doen, sonder die aan den drossard of bedienden te hebben vertoond. Voorts wordt in de acte aangegeven:
  6. dat hij met den salaris, bij Haer Ho:Mo: gereguleert tevreeden moet wesen, sonder meer te mogen vorderen, op pene als daer bij gestatueert.
  7. dat hij, bij hoe geringe calangie aan enige aan enige overtreeders te doen, niet vermogen accordeeren dan bij kennis van den Drossard.
  8. dat hij ook nooit het recht van afhangen sal mogen sustineeren, dewijl sulcx privative aan de secretarije incumbeert, dog wanneer sulcx door den secretaris wierd toegelaaten het afhangen te doen, zig zal vergenoegen met het geene hem door den secretaris zal werden gegeven.
  9. wijders sal den vorster zich altijd vroom en matiglijk hebben te gedraagen, zich niet vergeeten in sterke of andere dranken. Ende alsoo dit ampt aan voors. vorster werd gegunt, tot wederseggens toe, dus den heere deser heerlijkheid, naarkomelinge of successeuren, altijd zal vrij staan om hem van ‘t voors. vorsterampt te excuseeren, sonder gehouden te gijn eenige redenen daer van te geeven.

Tenslotte moest hij beloven aan dit contract te voldoen, en dat hij nooit in oppositie zal komen, “'t zij in regt of daer buijten”.

Salaris[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens oud gebruik had de vorster van Vlierden het recht om rond de paastijd langs de deuren te gaan om eieren op te halen. Zo'n extraatje was overigens hard nodig want het jaarsalaris van de vorster, in een plaats als Vlierden uiteraard geen volle dagtaak, bedroeg midden 18e eeuw niet meer dan 25 gulden.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Henk Beijers - "Het vorsterambt van Vlierden in de 18e eeuw" – in D'n Uytbeyndel – jaargang 1983, nr. 1. blz. 19-20