Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Moord op Jacob Geurts
De waarschijnlijk politieke moord op Jacob Geurts bracht Deurne in juli 1670 in opschudding.
De moord[bewerken | brontekst bewerken]
In de namiddag van 26 juli 1670 was Jacob Geurts met de president Michiel Hendrik Goloffs, de schepenen Jan van den Bosch en Hendrik Bogaerts en de armmeester Jan Aert Claus naar Liessel gegaan, waar hij in 't erfhuis van Cornelis Jansen de Jeger de penne soude voeren. Het was laat geworden, pas omstreeks half twaalf waren zij in Deurne terug. Goloffs woonde in de Walsberg, Hendrik Bogaerts nog voorbij de kerk en Jacob Geurts aan wat nu de Martinetstraat heet. Toen Geurts aan de deur van zijn woning was gekomen, werd er plotseling op hem geschoten, waardoor hij dodelijk getroffen werd en op de drempel neerviel sonder veel kennisse meer te hebben konnen doen. Bij nader onderzoek bleek, dat er tussen de 50 en 60 hagelkorrels grote ganzenhagel in zijn rug waren gedrongen.
De sluipmoordenaar verdween spoorloos in de nacht en het slachtoffer werd direct op bed gelegd. Zijn radeloze vrouw riep buiten, zoo luid zij kon, hulp en moord. Vele buren werden door het schot en door haar angstgeschreeuw uit hun slaap gewekt, onder meer de schoolmeester Aert van Hoeck. Hij liep op blote voeten naar de plaats van de misdaad, maar keerde terug om even zijn kousen en schoenen aan te trekken. Daarna ging hij weer naar 't huis van de gewonde en trof hem daar bewusteloos en zwaar gewond aan. De jammerende vrouw van Geurts vroeg de schoolmeester om medische hulp te gaan halen bij de schepen-barbier Hendrik Bogaerts of bij meester Laurens de Louw. Zelf liep ze naar Evert Segers uit De Zwaan, klopte op 't slaapkamervenster en riep: "Mijn Jacob werd aan ons huis doodgeschoten".
Schoolmeester Aert Janssen van Hoeck en Hendrik Bogaerts, die enkele minuten daarvoor nog met Jacob Goorts samen vanuit Liessel huiswaarts liep, gingen samen direct naar 't huis van meester Laurens de Louw in 't Derp. Deze had niet veel zin om meteen bijstand te verlenen zoals uit het letterlijk verslag van de verklaring van beide boodschappers blijkt:
- "Daer comende, zijnde ontrent den twelf in den nacht, op de deure cloppende, hebben sy aen den vernoemden meester Laurens versocht, of hij eens by Jacob Goorts beliefden te comen, wandt hy was seer geschoten, waerop hij Laurens was seggende, ick en heb er geen verstant af, ick en kan daer geenen dienst aen doen; ghy sult om eenen meester (chirurgijn) moeten gaen; ende hem andermaal versoeckende, seyde deselve woorden als voor, daer geen verstant van te hebben en syn alsoo wederom t'rugh ghekeert ten huyse van den ghequetsten Jacob Goorts voors. Ende rapport van ons wedervaren hebbende ghedaen, wiert ons gheseyt van Evert Segers, dat synen knecht al naer Asten toe was om eenen barbier te halen.[1]
't Schijnt, dat er in Deurne geen geneeskundige hulp te vinden was. Er was geen redden meer aan. Jacob Geurts leeftde nog goed een dag en stierf op maandag 28 juli 1670 aan zijn verwondingen, zonder nog bij kennis te zijn geweest.
De Deurnese vorster Antonie van Schaijk schreef nog in de nacht van de aanslag een brief aan de heer van Deurne en deze stelde onmiddellijk zijn arts uit Den Bosch, meester Sybrant Rusyn, ter beschikking van de gewonde. Het mocht niet baten.
Graf[bewerken | brontekst bewerken]
Hij werd in het koor van de kerk begraven en op zijn graf werd een zerk gelegd, waarop te lezen stond:
- Om trouhyt voor Godts woordt om iver voor het recht
Syn lagen onder weeg aen Jacop Goorts gelecht.
Als hy uyt syn beroep quam in den avoentstond
Een moorder met een roer hem doodelyck heeft gewondt.
Ter eere sy gedacht den naem van desen man,
Die om Godts woort en 't recht de dood afwachten kan.
- Om trouhyt voor Godts woordt om iver voor het recht
Het randschrift luidde:
- Hier licht begraven Jacop Goorts van der Horst
in sijn der tijt schepen der Heerlyckheyt Deurne
en desselfs dinghbanck die op den 28 July
in den Heere is ontslapen 1670.
- Hier licht begraven Jacop Goorts van der Horst
Rond 1800 lag die zerksteen nog op zijn plaats. Later is hij in stukken geslagen. Ouwerling schreef later dat hij nog een stuk daarvan had gezien als bodem in een varkenskooi. Ook schreef hij dat in zijn tijd een ander stuk nog dienst deed als dorpel voor de oude sacristie. Zoals uit bijgaande foto's blijkt is dat nog steeds het geval.
De zerk werd op kosten van de heer van Deurne gelegd en Ouwerling verondersteldede dat het opschrift was gemaakt door schoolmeester Aert van Hoeck. Over het leggen van de zerk wordt in de gemeenterekening van 1672 het volgende opgemerkt:
- 6 Febr. 1672 ten huijse van Evert Segers gedronken 4 potten bier van degenen, die aen de zerk in de kerk hebben geholpen 5 st.
In het doopregister schreef de predikant een woord van verachting over deze moord bij gelegenheid van het doopsel aan een kleinzoon van de vermoorde Jacob Geurts:
- 1670. Den 12 October is gedoopt 't kint van Jan Dirks aen de Zeylbergh en genoemt nae sijn grootvader zaliger, soo schandelyck vermoort, Jacob. De peeters sijn Anna Jacob Geurts vrou en Hendrick van Schaeijck, de Vorster.
Onderzoek[bewerken | brontekst bewerken]
Er werd in Deurne nogal spottend gereageerd op het gebeuren. Toen meester Laurens de Louw in de vroege ochtend na de moordaanslag Anneke Willems, de vrouw van de dekker trof, vroeg hij: "'t Heeft te nacht soo gehagelt, hebder niet van gehoordt?" Waarop de vrouw antwoordde: "Neen". Laurens zei toen "spodts-gewijze": "'t Heeft er soo gehagelt in Jacob Goorts sijn rug en billen."
's Maandags of dinsdags stond Lijsken, de vrouw van Jan van den Bosch, met een aantal anderen op 't marktveld. Rond de torenspits vlogen en krasten de kauwen. Terwijl Lijske daar stond bij Marie, de dochter van Evert Segers, kwam er Hendrik Lamberts met de tiendkar langs gereden en zei tegen haar: "De raven tieren soo; daer moeten al meer Geusen voort; sij sullen er noch al meer wech haellen. Sij comen om uwen man."
Het schepengerecht trok zich natuurlijk de zaak aan maar kon geen spoor vinden. Niet wetende in welke richting men moest zoeken besloot men eindelijk tot het houden van een "gemeene waarheydt". De rotmeesters kregen aanzegging om met hun manschappen bij 't rechthuis te verschijnen, waarna iedereen moest verklaren dat hij onschuldig was. Het leverde geen resultaat op.
Terwijl het onderzoek in deze zaak nog volop gaande was, gebeurde er een incident dat het onderzoek verscherpte en angst verspreidde onder de Deurnese regenten, die bij het volk in meerdere of mindere mate gehaat waren.
In de vroege morgen van 8 augustus werd er onder meer bij 't huis van Hendrik Bogaerts een papiertje gevonden dat op de deur geplakt was geweest. Daarop stonden "vier formen van mannekens geschildert". Daaronder was met duidelijk leesbare letters geschreven: "Soo sal men de Geusen doorschieten".
De drost liet enkele dagen later ook tegen deze wandaad een onderzoek instellen, maar ook dat leidde tot niets, met name omdat de "pampierkens" inmiddels verbrand waren.
Peter Dircks verdacht[bewerken | brontekst bewerken]
Na verloop van een paar weken kwam het gerecht een persoon op 't spoor. tegen wie zeer zware vermoedens waren gerezen met betrekking tot de moord op Jacob Goorts. Het was Peter Dircks, een zoon van de Bakelse vorster Dirk Huiberts. Peter was een jongeman van 21 jaar, kleermaker van beroep en iemand die niet al te gunstig bekend stond. Zijn ouders waren tamelijk gegoed. Zijn moeder was een burgerdochter uit Deurne, een zuster van Dries Peters (naar zijn koperslagersambacht bijgenaamd de Ketelaar), die jarenlang schepen was van de heerlijkheid Deurne. Van Leefdael kwalificeerde hem als "een van de bitterste Roomsgezinden, mede bekend om zijn tyrannie tegen de Gereformeerden".
Peter Dircks had meer op zijn kerfstok. Enkele maanden daarvoor had men hem nog van een andere moord verdacht. Op drie oktober 1669 bevond hij zich met enkele andere personen in de Peel op 't grondgebied van Deurne en daar zou hij Baltus Adams uit Geldrop "in 't dick van sijn beenen" hebben geschoten aan de gevolgen waarvan deze was overleden. Schepenen van Deurne hadden hem daarvoor laten dagvaarden maar hij was niet op komen dagen. Men schijnt die zaak toen maar verder te hebben laten rusten; mogelijk omdat de daarbij betrokken personen vreemdelingen waren en het min of meer omstreden was of de schietpartij wel op Deurnese grondgebied had plaatsgevonden.
Op 23 augustus 1670, dus na de moord op Geurts, werd Peter Dircks door soldaten van de landdrost naar Deurne gevoerd. Toen hij aangesproken werd over dat schietincident in de Peel, vertelde hij hun, "dat hij daer wel soude affgecomen hebben, hadde hij aen den drossaert vier rixdaelders willen geeven."
Een dag of wat voor de moord op Jacob Goorts, in de nacht van 22 op 23 juli, was hij bij 't huis van de Deurnese vorster Hendrik van Schaijk gekomen en had hij de deur met stenen bekogeld terwijl hij riep: "Compt daer eens uijt, ick sal u wachten!" Toen hem van binnen geantwoord werd, dat de vorster niet thuis was, schreeuwde hij: "Ick sal hem wel op wachten, als hij te huys compt; ick sal hem gade slaen!"
Diezelfde nacht werden in de tuin de bonen vernield van een vrouw, die van de vorster een kamer huurde; de bonen van de vorster zelf bleven gespaard, mogelijk bij vergissing.
Toen er tegen Dircks zware vermoedens begonnen te rijzen, had hij Bakel en omgeving verlaten. Maar Van Leefdael en 't gerecht wensten zijn aanhouding en op last van Adriaan de Bie, stadhouder van de landdrost Focanus, werden een vijftal soldaten erop uitgestuurd om hem op te sporen en naar Deurne te brengen. 't Waren Jan Otto, korporaal, Willem Strick, Peter Janssen, Leunis Lamberts en Frans ten Houdt. In Deurne kregen zij inlichtingen en van daaruit begonnen zij hun tocht.
Zij troffen Dircks aan in Gestel bij Eindhoven en hij ging gewillig mee naar Deurne. Hij verweet het zijn oom, Dries Peters de Ketelaar, dat hij opgebracht werd. Hij gaf de manschappen te kennen dat hij ook uit zich zelf wel gekomen zou zijn, als men hem maar ontboden had en dat men hem niet had hoeven te halen. Hij zou wel "met attestatie betoonen, dat hij, als het schieten was gebeurt, op een ander lagh en slieppe." Op de dag dat Geurts werd doodgeschoten lag hij, zo verklaarde Dirkcs, tussen tien en elf uur 's avonds te slapen in het huis van zijn tante in Bakel.
Op 23 augustus kwam Dircks onder militaire geleide in Deurne aan en voor drost en schepenen werd direct een akte opgemaakt, waarin onder meer werd opgenomen, wat de arrestant aan de soldaten verklaard had. Dircks werd gevangen genomen en, als verdachte van moord of verwonding met dodelijke afloop, naar 't kasteel gevoerd, waar hij in de dievenkelder werd opgesloten. Het schepengericht hield zitting in een van de bijgebouwen van het kasteel. Dircks had de aandacht zelf sterk op zich getrokken omdat hij voortdurende over de moord sprak. Op de dag van de misdaad had hij nog met Jenneke, de vrouw van de Deurnese vorster, zitten praten. Hij had bij Hermen Willems gelogeerd en was al om negen uur naar bed gegaan. Of hij echter de hele nacht binnen was gebleven kon zijn hospes niet verklaren. Toen Dircks 's morgens over de moord hoorde spreken zei hij "dat hij blijde was, te dien tijde niet te Deurne geweest te zijn."
In de eerste dagen van augustus zat hij te kletsen in de herberg van Peter Swijen in Venray onder een vijfentwintigtal bezoekers, waarvan sommigen dronken waren. Toen er gesproken werd over de moord op Jacob Geurts zei hij: "Daer sullender corte daghen noghal meer volghen; daer moeten er te Deurne nog vijf of ses aen, die men quijt moet zijn, dan sal 't tot Deurne eerst deugen."
In Bakel was hij in gezelschap geweest van Frans Racken, bijgenaamd "de keizer". Toen deze over 't voorval sprak, had Dircks gezegd: "Daer is aen dien schelm niet gelegen, daer sullender wel meer volghen!"
Er is waarschijnlijk onvoldoende bewijsmateriaal tegen Dircks gevonden om hem wegens moord of verwonding met dodelijke afloop te kunnen vervolgen. Met was nog met deze zaak bezig in 1671 en '72, toen de Franse troepen hier kwamen. Mogelijk heeft men de zaak verder maar laten zitten. De moord op Jacob Geurts den Snijder was een van de vele moorden uit de zeventiende eeuw, waarvan men nooit de daders heeft kunnen opsporen.
In zijn Reize door de Majory deel I, blz 88, schreef Hanewinckel:
- Deurne is altijd zeer bitter geweest tegen de Hervormden. In de vorige, (17e) eeuw vermoordde men hier den eersten Hervormden schepen, enkel omdat hij Gereformeerd was, gelijk zijn grafschrift op een zerk voor het choor der kerk gelegen zeer duidelijk aantoont".
Bronnen, noten en/of referenties
|