Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Peelwerkers
Peelwerkers | ||||
Auteur | Antoon Coolen | |||
Genre | roman | |||
Uitgever | Nijgh & Van Ditmar NV | |||
Uitgegeven | 1930 | |||
Medium | boek | |||
Locatie hkk | 08.C.08 | |||
|
Peelwerkers is zowel het beroep van veel bewoners van Deurne in de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw als de titel van een korte streekroman van Antoon Coolen.
Het harde en moeilijke werk in de Peel wordt onder meer beschreven in de memoires van Toon van Dam, zoon van een peelwerker en in zijn jonge jaren zelf ook peelwerker.
De roman[bewerken | brontekst bewerken]
De roman werd uitgegeven door Nijgh & Van Ditmar in 1930. Het leven van de veenarbeiders in de Peel wordt erin beschreven. De roman speelt zich in de jaren '20 van de twintigste eeuw af en volgt de cyclische loop van de seizoenen gedurende enkele jaren.
Het verhaal[bewerken | brontekst bewerken]
De omstandigheden van de beschreven Peelwerkers, die werken voor het veenbedrijf van de gemeente Deurne, zijn armoedig. Dit komt niet alleen door de lage beloning, maar vooral ook door het feit dat het seizoenarbeid betreft. In de winter kan er geen turf worden gestoken en zitten de Peelarbeiders werkloos thuis, en dit tehuis is soms een plaggenhut. Dan trekt men van "den arme".
Naast de economische omstandigheden is er ook het persoonlijke leed: Spanningen in huwelijken, ziekte en dood.
Wel is er in de gesprekken soms sprake van een opkomende industrie. Sommige jongeren gaan immers werken in het fabriek te Helmond, terwijl ook de maatschappij, dat wil zeggen de op industriële schaal opererende Griendtsveen Turfstrooisel Maatschappij, ter sprake komt, welke "liberaal" is en waar de mensen nog erger worden uitgebuit.
Het verhaal beschrijft de lotgevallen van een aantal Peelwerkers en hun vrouwen in een parallelle verhaallijn. De personen ontmoeten elkaar soms bij Sijmen Nelemans, een niet al te sympathieke zakenman die een café bestiert, samen met zijn vrouw Drieka.
Het epos begint met Vuil Leenke, een vrouw die met haar kinderen een vrolijk leven leidt van de centen die haar man, Toon Wuiten, met veenarbeid verdient. Toon zelf wordt door haar als tweederangs behandeld. Leenke is uit haar huis gezet en krijgt een stuk zeildoek om daar een tijdelijk onderkomen van te maken. In de winter wordt een plaggenhut gebouwd. De drie zoons voeren niet al te veel uit, gaan soms op het fabriek werken, komen met "die twee verrekte Hellemonders" thuis, spelen "monika" of trachten tevergeefs de "stoomfiets" (motorfiets) te repareren die ze bij een scharrelaar hebben gekocht.
Dan is er Sandere Mie, een vrouw waarvan jaren geleden de man, Sander, is weggelopen en die nu de kost verdient met de verkoop van het vlees van geitjes, die ze zelf slacht.
Piet Klep heeft een drankprobleem. Het huisje, waarin hij met zijn moeder woont, verkoopt hij voor een veel te lage prijs aan Nelemans, en als alles er doorheen is krijgt hij geen drank meer en verdrinkt zich in de Peel. Ook bij Jan Klot zit het niet mee. Zijn neurotische vrouw houdt steeds de ramen gesloten en het ene na het andere kindje moet naar het graf worden gedragen. Nog zwaarder beproefd wordt Manders, wiens vrouw Dien langzaamaan krankzinnig wordt en gevaarlijke aanvallen van razernij krijgt. Zij moet, uiteindelijk naar het "gekkenhuis" worden gebracht, waar haar ziekte zich verergert en ze uiteindelijk sterft. Een bedevaart naar Ommel, die Manders onderneemt, kan hier geen soelaas brengen.
Toon Wuiten loopt uiteindelijk weg van zijn vrouw, die hem treitert, en wil in de kost bij Sandere Mie. Zij weet hem op andere gedachten te brengen en hij keert weer terug. Ondertussen komen de Peelwerkers bijeen in het café van Nelemans en bespreken het leven, dat van generatie op generatie armoede heeft gebracht.
Het verhaal eindigt ermee dat Sander, na twaalf jaar afwezigheid, weer bij Sandere Mie terugkomt. Wat er in de tussentijd is gebeurd wordt niet verteld, maar als het voorjaar komt maakt Sander zijn gereedschappen gereed en trekt de Peel weer in om het zware verveningswerk te doen, waarin de meeste mensen troost vinden, daar ze verlangen naar de regelmaat van het werk, en naar de stille eenzaamheid en schoonheid van de Peel.
Met Vuil Leenke doelde Antoon Coolen duidelijk op Vuil Sientje en dat viel niet in goede aarde bij de familie. Maar ze vonden ook een aantal andere passages in de roman op zijn zachts gezegd beneden de waarheid. De familie zinde op wraak en wilde Antoon Coolen een flink pak slaag geven. Dat leek eenvoudig want Grard Sientje en zijn vrienden wisten precies waar Antoon altijd liep. Ze hebben Coolen, die een en ander al vermoedde, maandenlang opgewacht, maar hij was in geen velden of wegen te bekennen.