Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Openbare verlichting
Openbare verlichting werd in de loop van de negentiende eeuw door en in de gemeente Deurne en Liessel gerealiseerd.
Daarvoor was iedereen persoonlijk verantwoordelijk voor verlichting als hij of zij zich op de openbare weg begaf. De lantaarn was daarvoor het middel bij uitstek om op een veilige manier een kaars of oliepitje als lichtbron te gebruiken en te vervoeren. De naam straatlantaarn verwijst daar nog naar.
In het dorpsreglement van Deurne, dat op 21 september 1733 werd vastgesteld, was onder meer het volgende bepaald:
- ... Item dat niemand wie hij zij, met geen brandende keerse, lampen of ligtstekken, en zal mogen gaan langs de gemeene straaten, of op of in eenige neeren, schuuren, stallingen, en torfschoppen, mitsgaders torfmeiten, of van hooij en strooij; maer wel als de zelve staat in een digte besloote lantaarne.
Item dat niemand bij den avond met lantaarne, brandende keerse, lamp of ligtstekken, eenig vlas zal mogen hekelen of zwonken, als meede niet bij het vuur onder de schouw...[1]
Hieruit blijkt wel dat men ook vroeger wel degelijk het gevaar van open vuur onderkende en voorzorgsmaatregelen trof.
Bij de jaarlijkse brandschouw, een gemeentelijke huis-aan-huiscontrole op de aanwezigheid van voldoende brandblusmiddelen, diende dan ook voor ieder huis een leer (ladder), een brandhaak, een emmer en een lantaarn te staan.[2]
De vroegste vermelding in Deurne van een lantaarn in de openbare ruimte dateert waarschijnlijk van 23 mei 1747 toen hier op die dag, ter gelegenheid van de inhuldiging twee weken daarvoor van prins Willem IV van Oranje-Nassau als stadhouder en admiraal-generaal, feest gevierd werd. Op die feestdag staken de vaandels uit de kerktoren, mochten de jongelui urenlang de klokken luiden en gratis bier drinken en ook werden er 's avonds ter versiering aan de torens vier brandende lantaarns gehangen.[3]
In de gemeentelijke begroting van het jaar 1830 was voor het eerst sprake van een uitgave voor het onderhoud van lantaarns en wachthuizen. Er werd tien gulden besteed aan dat doel. Waarschijnlijk betrof het de lantaarn die de nachtwacht met zich meedroeg tijdens zijn nachtelijke ronde door het dorp.
In 1867 werd de openbare verlichting in het nachtelijke Deurne door de gemeente georganiseerd. In februari en maart van dat jaar bestelde de gemeente bij de Haagse ijzergieterij genaamd De Prins van Oranje twee lantaarnarmen, vier lantaarnpalen en zes lantaarns met spinnekop, lamp, lampglas en lichtscherm. Voor het geheel werd 170 gulden en 40 cent betaald.[4]
Bronnen, noten en/of referenties
|