Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Moostdijk
De Moostdijk is zowel de naam van een hoeve als van een gehucht en tegenwoordig ook van een straat in Neerkant.
De benaming Moostdijk, met de spellingsvarianten Moosdijk, Moosdijck, Moesdijck, Mosdijck, komt in de geschriften voor het eerst voor in 1421 en is afgeleid van het toponiem de Moost, dat al in de hertogelijke cijnsregisters van rond 1380 wordt genoemd.[1]
Omdat dit gehucht ver van de bewoonde wereld lag, was deze omgeving tot in de 17e eeuw een geliefde verblijfplaats voor wolven. In de zomer van 1650 werden hier door Willem van Calis zes jonge wolven gevangen en hij mocht daarvoor een premie van zes gulden ontvangen. Een vrouw het hem geholpen bij het doodslaan van een wolf.[2]
De geïsoleerde ligging maakt ook dat een geregelde kerkgang naar Liessel of Deurne heel lastig was. Daarom werd in 1625 door Aert van Asten aan pastoor en regenten van Deurne verzocht, om in Meijel te mogen kerken. De (hertaalde) tekst van de daarvan opgemaakte officiële akte luidt als volgt:
- Aert van Asten, wonend op de Moosdijk, is voor de pastoor, schepenen, kerkmeesters en heilige geestmeesters van Deurne verschenen en heeft ons verklaard en aangetoond dat hij en zijn buren ver van de parochiekerk wonen. Kleine en onschuldige kinderen of acuut zieke personen, moeten zo'n grote afstand gaan voor het doopsel of voor de laatste sacramenten, dat ze gevaar lopen om voor eeuwig in de ellende gestort te worden. Daarom heeft Aert aan de pastoor gevraagd om hem en de bewoners van de Moosdijk toe te staan om hun kinderen in Meijel te laten dopen, de ziekenzalving te doen, te biechten, te communiceren, hun doden te begraven en plechtigheden in de kerk van Meijel te vieren. De pastoor staat hem dit toe, maar alle rechten, verbonden aan het doopsel of de begrafenis, moeten aan de pastoor en de koster van Deurne worden voldaan. De pastoor van Meijel moet ook de namen van alle dopelingen en hun ouders en van de overledenen overschrijven (en doorgeven). De pastoor van Deurne behoudt zich het recht voor om dit besluit om te allen tijde te herroepen. De regenten van Deurne beloven dat het dorp en de armentafel van Meijel schadeloos zullen worden gehouden voor de inwoners van de Moosdijk. De schepenen van Deurne bekrachtigen dit met het schepenzegel op 27 maart 1627. Aert van Asten verbindt zich levenslang aan de genoemde verplichtingen te voldoen en stelt zich daarvoor met zijn bezittingen borg.[3]
Bronnen, noten en/of referenties
|
Categorie:Gehucht