Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Peeleikweg 1
De boerderij op het voormalige adres Peeleikweg 1 was een de twee hoeven die tot de oude hoeve de Peeleik hoorden en had bij de invoering van het kadaster in 1832 als kadastraal sectienummer Vlierden A 139.
De naam Peeleik werd pas vanaf de negentiende eeuw gebruikt, daarvoor werd voornamelijk de naam Preeleik, in allerlei spellingvarianten, gebezigd. Er zijn veel aanwijzingen dat de benaming P(r)eeleik in de loop van de tijd voor meer dan een hoeve op Brouwhuis gold. De Preeleik-boerderijen hadden als gemeenschappelijk kenmerk dat ze schatplichtig waren aan de Brouwhuise kapel. Mogelijk kwamen ze voort uit één hoeve die een of meer splitsingen heeft ondergaan.
In 1740 is er voor het eerst sprake van het huis genaamd de Preeleijck. In dat jaar verkocht IJsbout Wouter IJsbouts deze hoeve aan Goort Jansen van Bree, die er al tenminste vanaf 1736 als pachter op boerde. Tot de hoeve hoorde ook de helft van een klamp tiende op Brouwhuis. De andere helft was van de kinderen van Jan Welten. Op de hoeve rustte een last die, omgerekend naar geld, ruim 1.059 gulden bedroeg. Van ouds moest namelijk uit de opbrengsten van deze hoeve, samen met een drietal andere boerderijen, jaarlijks 138 vaten rogge worden afgedragen aan de kapel van Brouwhuis.
Rond 1742 moesten de Brouwhuise landbouwers Goort Jansen van Bree, Gerrit Welten, Peter Jan Welten en Hendrik Peter Welten deze rente afdragen aan de rentmeester van de geestelijke goederen, dat was destijds Hendrik de Kempenaer. De Kempenaer kreeg in 1734 moeilijkheden met IJsbout Wouter IJsbouts, die hem nog 9 gulden schuldig was, en met Peter Jan Welten, Hendrik Peter Welten, Gerrit Jan Welten, Jacob Bogaers en Peter Wouters over een betalingsachterstand van ruim 11 gulden op de voornoemde jaarlijkse rente van 138 vaten rogge. Deze rente moest op de feestdag van Maria Lichtmis (2 februari) worden afgedragen. Uiteindelijk kwam hij tot een vergelijk met de voornoemde boeren.
De weduwe van Goort Jansen van Bree verpachtte later de hoeve achtereenvolgens aan Antonie Verbakel, die het financieel niet kon bolwerken, Peter van der Putten en Hendrik Jan Verhoeven.
In 1786 verkochten de kinderen en kleinkinderen van Goort Jansen van Bree de hoeve aan Jan van Tilburg, die tot dan op de Apostelhoeve in Mierlo woonde.
Bij de invoering van het kadaster in 1832 was Jan Verhoeven eigenaar van deze boerderij met slechts 1,7 hectare grond onder Vlierden maar daar hoorden ook meerdere percelen onder Bakel bij. Zijn zoon Hendricus Verhoeven verkocht op 16 april 1858 de boerderij voor 2.800 gulden aan de weduwe van Mathijs van Heugten en tegelijk huurde hij van haar voor 300 gulden per jaar de boerderij van haar kort daarvoor overleden man.
De weduwe Van Heugten gingen op 29 oktober 1891 een boedeldeling aan met haar kinderen, waarbij de boerderij, inmiddels kadastraal Vlierden sectie A 1006, eigendom werd van haar zoon Gerard. Na het overlijden van Gerard werden diens ongehuwd gebleven broer en zus Willem en Elisabeth van Heugten eigenaar.
Rond 1919 verkocht ze het geheel aan de scheepsbouwmeester Huibert Nederlof en zijn broer de koopman Gerardus Nederlof uit Sliedrecht, die toen ook Peeleikweg 3 kochten, waarmee hoeve de Peeleijk weer verenigd werd. Het zou maar van korte duur zijn want rond 1922 verkochten ze deze boerderij met 5,8 hectare grond aan Tinus Rooijakkers.
Het pand werd rond 1935 en op het naastgelegen perceel A 138 bouwde hij een nieuw huis dat in 1940 kadastraal A 1234 werd en adres Peeleikweg 1 droeg toen het in 1956 naar zijn zoon Pieter ging.