Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Geestelijke goederen

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Versie door Pieter K (overleg | bijdragen) op 17 jan 2020 om 16:01 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Geestelijke goederen''' waren bezittingen of inkomsten uit bezittingen, verbonden aan een kerkelijke instelling of kerkelijk ambt, zoals een parochie, pastoraat,...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Geestelijke goederen waren bezittingen of inkomsten uit bezittingen, verbonden aan een kerkelijke instelling of kerkelijk ambt, zoals een parochie, pastoraat, kapelanie, klooster of kerkelijke liefdadigheidsinstelling.


In de loop der eeuwen waren ook in Deurne veel bezittingen en inkomsten als geestelijke goederen bekend. Bij de vrede van Munster in 1648 werden deze goederen door de hoge overheid geconfisqueerd en ze werden beheerd door de rentmeester der geestelijke goederen. Een van deze rentmeesters was Johan van Leefdael, die van 1699 tot 1714 heer van Deurne was. Van 1798 tot 1810 werden de goederen en inkomsten beheerd door de Commissie van Breda.

Op veel Deurnese goederen rustten verplichtingen zoals erfpachten in geld en/of natura, die werden geïnd door de plaatselijke kerkmeesters of heilige geestmeesters, destijds ook wel de provisoren van de Heilige Geesttafel genoemd, en moesten worden afgedragen aan de rentmeester der geestelijke goederen.

In 1791 verzochten de proviseren van de Heilige Geesttafel van Deurne en Liessel aan de rentmeester der geestelijke goederen om bepaalde roggepachten, waarvan de waarde tot dan afhankelijk was van de alsdan geldende graanprijs, voortaan te fixeren op een vast bedrag. De twee hoeven genaamd de Moosdijk, bestaande uit hoge magere akkerlanden met geen of weinig groes, wei- en heilanden, moesten aan de plaatselijke armentafel jaarlijks een rente van drie gulden, een reductiepacht van anderhalve gulden en dertien mud rogge in natura afdragen. Bovendien moest uit die hoeven aan de rentmeester der geestelijke goederen jaarlijks een pacht van twee mud rogge Peelse maat worden betaald. Zij verzochten om deze laatste pacht voortaan vast te leggen op een jaarlijks bedrag van zes gulden. [1]

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC) toegangsnummer 178 inv.nr. 456 dienstjaar 1791 deel 2 folio 67 – maandag 16 mei 1791 - regesten Henk Beijers.